Перевод: со всех языков на все языки

со всех языков на все языки

just on sixty people

Толкование Перевод

1 just on sixty people

just on sixty people

amper zestig mensen

English-Dutch dictionary > just on sixty people
2 on

adj. aan
--------
adv. verder; vooruit; vooruitgaan
--------
prep. op; aan; over; langs

on¹

[ on] 〈zelfstandig naamwoord; the〉

1 on side 〈 deel van cricketveld s van een rechtshandige slagman〉

————————

on²

I 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉〈 cricket〉

1 on- ⇒ aan de on side van de wicket

II 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉

1 aan(gesloten) ⇒ ingeschakeld, open 〈 apparaat, kraan e.d.〉

2 aan de gang ⇒ gaande, te doen

3 op 〈 toneel〉

4 aan de beurt ⇒ dienstdoend

5 〈 beurs〉 stijgend

♦voorbeelden:

1   the telly is always on there • daar staat de tv altijd aan

2   the match is on • de wedstrijd is aan de gang

     what's on tonight? • wat is er vanavond te doen?, welke film draait er vanavond?, wat is er op tv vanavond?

3   you're on in five minutes • je moet over vijf minuten op

5   oil on to \\td16 • olie stijgt tot \\td16

¶ I'm on! • okay, ik doe mee

     your plan is not on • je plan(netje) gaat niet door

     the wedding is on • het huwelijk gaat door

     you're on • daar houd ik je aan!

————————

on³

〈bijwoord; vaak predicatief〉

1 in werking ⇒ aan, in functie

2 〈 van kledingstukken〉 aan ⇒ gekleed in, bekleed met

3 〈 vordering in tijd of ruimte〉 verder ⇒ later, voort, door

4 〈plaats- of richtingaanduidend; ook figuurlijk〉op ⇒ tegen, aan, toe

♦voorbeelden:

1   the music came on • de muziek begon

     what's going on? • wat is er aan de hand?

     have you anything on tonight? • heb je plannen voor vanavond?

     leave the light on • het licht aan laten

     put a record on • zet een plaat op

     turn the lights on • steek het licht aan

2   she's got a funny hat on • ze heeft een rare hoed op

     put on your new dress • trek je nieuwe jurk aan

3   five years on • vijf jaar na dato/later

     come on! • schiet op!

     get a move on! • maak voort!

     go on! • ga maar door, toe!

     all clocks go on an hour tomorrow • morgennacht gaan alle klokken een uur vooruit

     the circus is moving on • het circus trekt verder

     pass the news on • zeg het voort

     send on • doorsturen, nazenden

     speak on • door blijven praten

     they travelled on • ze reisden verder

     walk on • doorlopen

     later on • later

     and so on • enzovoort

     well on into the night • diep in de nacht

     well on in years • op gevorderde leeftijd

     (talk) on and on • alsmaar door/zonder onderbreking (praten)

     on! • vooruit!

     from that moment on • vanaf dat ogenblik

4   end on • met de achterkant naar voren (gericht)

     they collided head on • ze botsten frontaal

     she looked on • ze keek toe

¶ on and off • af en toe, (zo) nu en dan

→ be on be on/, have on have on/ etc.

————————

on⁴

, 〈 meer formeel en in sommige uitdrukking〉 upon 〈 voorzetsel〉

1 〈plaats of richting; ook figuurlijk〉op ⇒ in, aan, bovenop

2 〈nabijheid of verband; ook figuurlijk〉 bij ⇒ nabij, aan, verbonden aan

3 〈 tijd〉op ⇒ bij

4 〈 toestand〉in ⇒ met

5 over ⇒ met betrekking tot, aangaande, betreffende

6 ten koste van ⇒ op kosten van, in het nadeel van

♦voorbeelden:

1   on good authority • uit betrouwbare bron

     the sun revolves on its axis • de zon draait om haar as

     live on bread and water • leven van water en brood

     ride on a bus • met de bus gaan

     stand on the chair • op de stoel staan

     stay on course • koers houden

     a stain on her dress • een vlek op haar jurk

     they marched on the enemy • ze marcheerden op de vijand af

     fate smiled on Jill • het lot was Jill gunstig gezind

     she hurt herself on the ledge • zij bezeerde zich aan de rand

     pay off a sum on the loan • een som op de lening afbetalen

     travel on a plane • met het vliegtuig reizen

     war on poverty • oorlog tegen de armoede

     announced on the radio • op de radio aangekondigd

     on the right road • op de juiste weg

     a shop on the main street • een winkel in de hoofdstraat

     encounter trial upon trial • de ene beproeving na de andere doorstaan

     get on the train • instappen

     hang on the wall • aan de muur hangen

     I had no money on me • ik had geen geld op zak

2   on one condition • op een voorwaarde

     lean on a friend • steunen op een vriend

     on your right • aan de rechterkant

     a house on the river • een huis bij de rivier

     winter is upon us • de winter staat voor de deur

     just on sixty people • amper zestig mensen

3   on his departure • bij zijn vertrek

     arrive on the hour • op het hele uur aankomen

     pay on receipt of the goods • betaal bij ontvangst van de goederen

     on the stroke of midnight • klokslag middernacht

     come on Tuesday • kom dinsdag

     on opening the door • bij het openen van de deur

     on reading the letter she fainted • (net) toen ze de brief gelezen had, viel ze flauw

4   the patient is on antibiotics • de patiënt krijgt antibiotica

     be on duty • dienst hebben

     be on fire • in brand staan

     on holiday • met vakantie

     on sick leave • met ziekteverlof

     beer on tap • bier uit het vat

     on trial • op proef

5   take pity on the poor • medelijden hebben met de armen

     have a monopoly on shoes • een monopolie hebben van schoenen

     agree on a solution • tot een akkoord komen over een oplossing

6   the strain told on John • John was getekend door de spanning

     the joke was on Mary • de grap was ten koste van Mary

     his work has nothing on Mary's • zijn werk haalt het niet bij dat van Mary

     she has a year on her opponents in age • ze is een jaar ouder dan haar tegenkandidaten

     the glass fell and broke on me • tot mijn ergernis viel het glas en brak

     this round is on me • dit rondje is voor mij

→ be on be on/

English-Dutch dictionary > on
3 calcular

adj.

calculary, related to calculus or stones.

v.

1 to calculate (cantidades).

calcular mal to miscalculate

2 to reckon.

le calculo sesenta años I reckon he's about sixty

3 to imagine.

calcula la sorpresa que se llevó cuando se lo dijimos just imagine how surprised he was when we told him

* * *

calcular

► verbo transitivo

1 to calculate, work out

■ calcular una suma to calculate a figure

2 (evaluar) to estimate, calculate

■ calcular los daños to estimate the damage

3 (suponer) to think, suppose, figure, guess

■ calculo que vendrá mañana I suppose she'll come tomorrow

\

FRASEOLOGÍA

calculando por lo bajo at the lowest estimate

* * *

verb

1) to calculate

2) reckon, estimate

* * *

VT

1) (Mat) [exactamente] to calculate, work out

debes calcular la cantidad exacta — you must calculate o work out the exact number

calcular la distancia entre dos puntos — to calculate o work out the distance between two points

calculé mal la distancia y me caí — I misjudged the distance and fell

2) [estimativamente]

calcular que — to reckon (that)

calculo que debe de tener unos cuarenta años — I reckon o ( esp EEUU) figure he must be about 40 (years old)

¿cuánto calculas que puede costar? — how much do you reckon it might cost?

se calcula que habrá unos diez heridos — about ten people are estimated to have been wounded

calculo que llegará mañana — I reckon o ( esp EEUU) figure he'll come tomorrow

3) (=planear) to work out, figure out

lo calculó todo hasta el más mínimo detalle — he worked o figured it all out down to the last detail

4) * (=imaginar)

-¿tienes ganas de ir? -¡calcula! — "are you looking forward to going?" - "what do you think? o you bet (I am)!" *

5) (Arquit) [+ puente, bóveda] to design, plan

* * *

verbo transitivo

1)

a) (Mat) <precio/cantidad> to calculate, work out

calculando por lo bajo — at a conservative estimate

calculé mal — I miscalculated

b) (considerar, conjeturar) to reckon

yo le calculo unos sesenta años — I reckon o guess he's about sixty

se calcula que asistieron más de cien personas — over a hundred people are estimated to have attended

c) (fam) ( imaginar) to imagine

calcula mi sorpresa — imagine how surprised I was

debes estar contento - calcula! — you must be pleased - you bet!

2) ( planear) to work out

lo tenía todo calculado — he had it all worked out

un gesto calculado — a calculated gesture

* * *

= calculate, compute, tote up, tot up.

Ex. If the initial question mark in this field is not replaced, the number of characters to be skipped will be calculated by the system.

Ex. There will always be plenty of things to compute in the detailed affairs of millions of people doing complicated things.

Ex. When you tote up the carbon emissions caused by clearing land to grow corn, fertilizing it and transporting it, corn ethanol leaves twice the carbon footprint as gasoline.

Ex. Babies cry for an average of five hours a day for the first three months and tot up 51 days in their first year, according to survey.

----

* calcular el costo = cost.

* calcular la cuenta = tot up, tote up.

* calcular los costes = cost out.

* calcular mal = misjudge, miscalculate.

* calcular un riesgo = calculate + risk.

* tabla de calcular = ready reckoner, reckoner.

* volver a calcular = recalculation.

* * *

verbo transitivo

1)

a) (Mat) <precio/cantidad> to calculate, work out

calculando por lo bajo — at a conservative estimate

calculé mal — I miscalculated

b) (considerar, conjeturar) to reckon

yo le calculo unos sesenta años — I reckon o guess he's about sixty

se calcula que asistieron más de cien personas — over a hundred people are estimated to have attended

c) (fam) ( imaginar) to imagine

calcula mi sorpresa — imagine how surprised I was

debes estar contento - calcula! — you must be pleased - you bet!

2) ( planear) to work out

lo tenía todo calculado — he had it all worked out

un gesto calculado — a calculated gesture

* * *

= calculate, compute, tote up, tot up.

Ex: If the initial question mark in this field is not replaced, the number of characters to be skipped will be calculated by the system.

Ex: There will always be plenty of things to compute in the detailed affairs of millions of people doing complicated things.

Ex: When you tote up the carbon emissions caused by clearing land to grow corn, fertilizing it and transporting it, corn ethanol leaves twice the carbon footprint as gasoline.

Ex: Babies cry for an average of five hours a day for the first three months and tot up 51 days in their first year, according to survey.

* calcular el costo = cost.

* calcular la cuenta = tot up, tote up.

* calcular los costes = cost out.

* calcular mal = misjudge, miscalculate.

* calcular un riesgo = calculate + risk.

* tabla de calcular = ready reckoner, reckoner.

* volver a calcular = recalculation.

* * *

calcular [A1 ]

vt

A

1 ( Mat) ‹precio/cantidad› to calculate, work out

calculando por lo bajo at a conservative estimate

calculé mal la distancia I misjudged o miscalculated the distance, I didn't judge the distance right

2

(considerar, conjeturar): calculo que estaremos de vuelta a eso de las seis I should think o I would estimate we'll be back around six, at a guess we should be back around six

¿cuánto tiempo calculas que tardarán? how long do you reckon o suppose o think it'll take them?

yo le calculo unos sesenta años I should think he's about sixty, I reckon o guess he's about sixty

se calcula que más de cien personas perdieron la vida over a hundred people are estimated to have lost their lives

3 ( fam) (imaginar) to imagine

calcula el disgusto que se habrán llevado imagine o just think how upset they must have been

tendrás muchas ganas de volver a verlo — ¡calcula! I expect you're really looking forward to seeing him again — you bet! o what do you think?

B (planear) to work out

lo tenía todo calculado he had it all worked out

con un gesto calculado with a calculated gesture

C ‹puente/bóveda› to do the calculations for

* * *

calcular ( conjugate calcular) verbo transitivo
1
a) (Mat) to calculate, work out;

◊ calculé mal la distancia I miscalculated the distance

b) ( evaluar) ‹pérdidas/gastas› to estimate

c) ( conjeturar) to reckon, to guess (esp AmE);

◊ yo le calculo unos sesenta años I reckon o guess he's about sixty

d) ( imaginar) to imagine

2 ( planear) to work out;
◊ lo tenía todo calculado he had it all worked out

calcular verbo transitivo
1 Mat to calculate
2 (evaluar, estimar) to (make an) estimate: no supe calcular los riesgos, I was not able to determine the risks
calculé mal la distancia y me caí, I failed to gauge the distance and I fell
3 (conjeturar) to reckon, guess: calculo que mañana podré ir al museo, I guess I'll be able to go to the museum tomorrow
' calcular' also found in these entries:
Spanish:
cifrar
- echar
- estimar
- presupuestar
- tantear
- triangular
- medir
English:
assess
- average
- calculate
- compute
- cost
- estimate
- make
- miscalculate
- misjudge
- put
- reckon
- time
- work out
- figure
- gauge
- judge
- measure
- work

* * *

calcular vt

1. [cantidades] to calculate;

calcular la raíz cuadrada de un número to calculate o extract the square root of a number;

calcular un puente/una bóveda to do the calculations involved in building a bridge/a vault;

calcular mal to miscalculate, to misjudge;

calcular a ojo to judge by eye;

calculando por lo alto, costará unos 2 millones it will cost about 2 million at the most o the outside;

¿podrías calcular por lo bajo cuánto tiempo haría falta? could you work out the minimum amount of time it would take?;

su fortuna se calcula en $20 millones he is estimated to be worth $20 million

2. [pensar, considerar]
está todo cuidadosamente calculado everything has been carefully worked out;

no calculó las consecuencias de sus actos she didn't foresee the consequences of her actions;

no calcularon bien el impacto de sus acciones they misjudged the effect their actions would have

3. [suponer] to reckon;

le calculo sesenta años I reckon o guess he's about sixty;

calculo que estará listo mañana I reckon o think it will be ready tomorrow

4. [imaginar] to imagine;

calcula la sorpresa que se llevó cuando se lo dijimos just imagine how surprised he was when we told him;

¿y se enfadó? – ¡calcula! was he angry? – well, what do you think?

* * *

calcular

v/t tb fig

calculate

* * *

calcular vt

1) : to calculate, to estimate

2) : to plan, to scheme

* * *

calcular vb

1. (en general) to calculate / to work out

¿sabes cómo calcular la superficie de un triángulo? do you know how to work out the area of a triangle?

2. (suponer) to reckon

¿cuántos años le calculas? how old do you reckon he is?

Spanish-English dictionary > calcular
4 tanto

adj.

so much, all that much, that much, as much.

adv.

so much, such a lot, so, so very much.

pron.

as much, so much, all that much, that much.

m.

1 portion, certain amount.

2 score point, point.

* * *

tanto

► adjetivo

1 (incontables) so much; (contables) so many

■ no cojas tanta leche don't take so much milk

■ no comas tantos caramelos don't eat so many sweets

■ ¡tengo tanto calor! I'm so hot!

■ ¡ha pasado tanto tiempo! it's been so long!

2 (comparación - incontable) as much; (- contables) as many

■ trajo tanto pan como yo he brought as much bread as I did

■ tengo tantos libros como tú I've got as many books as you

► pronombre

1 (incontable) so much; (contable) so many

■ no había tantos there weren't so many

► adverbio

1 (cantidad) so much

■ ¡te quiero tanto! I love you so much!

■ lo siento tanto I'm so sorry

2 (tiempo) so long

■ esperamos tanto we waited for so long

■ hace tanto que no viene it's a long time since he last came

3 (frecuencia) so often

■ no los telefonees tanto don't phone them so often

► nombre masculino tanto

1 (punto) point; (fútbol) goal

2 (cantidad imprecisa) so much, a certain amount

■ percibes un tanto al mes you get so much a month

3 (poco) bit

■ es un tanto estrecho it's a bit narrow

\

FRASEOLOGÍA

a las tantas familiar very late, at an unearthly hour

a tantos de sometime in

■ fue a tantos de enero it was sometime in January

apuntar un tanto / marcar un tanto (gen) to score a point 2 (fútbol) to score a goal

con tanto / de tanto with so much

■ se quedó afónica de tanto gritar she lost her voice with shouting so much

cuanto más... tanto más... the more... the more...

en tanto / entre tanto / mientras tanto meanwhile

eso es tanto como... that is like...

estar al tanto (informado) to be informed 2 (alerta) to be on the alert

ni tanto ni tan poco / ni tanto ni tan calvo familiar neither one extreme nor the other

no es para tanto / no hay para tanto it's not that bad

no será tanto it can't be as bad as you make out

otro tanto as much again, the same again

por lo tanto therefore

ser uno de tantos / ser una de tantos to be nothing special

tanto cuanto as much as

tanto más / tanto menos all the more / all the less

tanto mejor / tanto peor so much the better / so much the worse

tanto si... como si... whether... or...

■ tanto si quieres como si no whether you like it or not

uno de tantos / una de tantas run-of-the-mill

... y tantos /... y tantas (cantidad) odd 2 (año) something

■ treinta y tantos libros thirty odd books

■ en el año cuarenta y tantos in nineteen forty something

tanto por ciento percentage

————————

tanto

► nombre masculino

1 (punto) point; (fútbol) goal

2 (cantidad imprecisa) so much, a certain amount

■ percibes un tanto al mes you get so much a month

3 (poco) bit

■ es un tanto estrecho it's a bit narrow

* * *
1. noun m.
1) point, goal

2) certain amount

3) rate

•

- tanto por ciento
2. (f. - tanta)
adj.

1) so many, so much, such

2) as many, as much
3. adv.
1) so much

2) so long

•

- al tanto
- entre tanto
- por lo tanto
- un tanto 4. (f. - tanta)
pron.

so many, so much

* * *

1. ADJ

1) [indicando gran cantidad] [en singular] so much; [en plural] so many

ahora no bebo tanta leche — I don't drink so o as much milk now

tiene tanto dinero que no sabe qué hacer con él — he has so much money he doesn't know what to do with it

¡tuve tanta suerte! — I was so lucky!

¡tengo tantas cosas que hacer hoy! — I have so many things to do today!

había tantos coches que no había donde aparcar — there were so many cars that there was nowhere to park

• tanto... como — [en singular] as much... as; [en plural] as many... as

tiene tanto dinero como yo — he has as much money as I do

no recibe tantas llamadas como yo — he doesn't get as many calls as I do

• tanto gusto — how do you do?, pleased to meet you

2) [indicando cantidad indeterminada]

había cuarenta y tantos invitados — there were forty-odd guests

hay otros tantos candidatos — there are as many more candidates, there's the same number of candidates again

se dividen el trabajo en otras tantas partes — they divide up the work into a like number of parts

2. PRON

1) (=gran cantidad) [en singular] so much; [en plural] so many

gana tanto — he earns so much

no necesitamos tantas — we don't need so many

vinieron tantos que no cabían en la sala — so many people came that they wouldn't all fit into the room

• tanto como — [en singular] as much as; [en plural] as many as

gano tanto como tú — I earn as much as you

coge tantos como quieras — take as many as you like

• es uno de tantos — he's nothing special

2) (=cantidad indeterminada)

nació en el mil novecientos cuarenta y tantos — she was born in nineteen forty-something o some time in the forties

a tantos de marzo — on such and such a day in March

yo no sé qué tantos de libros hay — I don't know how many books there are

las tantas (de la madrugada o de la noche) —

el tren llegó a las tantas — the train arrived really late o in the middle of the night

estar fuera hasta las tantas — to stay out until all hours

-¿qué hora es? -deben de ser las tantas — "what's the time?" - "it must be pretty late"

3) [otras locuciones]

• entre tanto — meanwhile

• mientras tanto — meanwhile

• no es para tanto — [al quejarse] it's not as bad as all that; [al enfadarse] there's no need to get like that about it

• por lo tanto — so, therefore

ni tanto así —

no nos desvíamos ni tanto así — we didn't deviate even by this much

no le tengo ni tanto así de lástima — I haven't a scrap of pity for him

¡y tanto! —

-¿necesitarás unas vacaciones? -¡y tanto! — "do you need a holiday?" - "you bet I do!"

3. ADV

1) [con verbos] [indicando duración, cantidad] so much; [indicando frecuencia] so often

se preocupa tanto que no puede dormir — he gets so worried that he can't sleep, he worries so much that he can't sleep

estoy cansada de tanto andar — I'm tired after all this walking

¡cuesta tanto comprar una casa! — buying a house is such hard work!

no deberías trabajar tanto — you shouldn't work so hard

¡no corras tanto! — don't run so fast!

ya no vamos tanto al cine — we don't go to the cinema so o as much any more

ahora no la veo tanto — I don't see so o as much of her now, I don't see her so often now

• tanto como, él gasta tanto como yo — he spends as much as I do o as me

tanto como corre, va a perder la carrera — he may be a fast runner, but he's still going to lose the race

tanto como habla no dice más que tonterías — all his talk is just hot air

tanto tú como yo — both you and I

tanto si viene como si no — whether he comes or not

• tanto es así que — so much so that
montar 2., 3)
2) [con adjetivos, adverbios]

los dos son ya mayores, aunque su mujer no tanto — the two of them are elderly, although his wife less so

• tanto como, es difícil, pero tanto como eso no creo — it's difficult, but not that difficult

es un poco tacaño, pero tanto como estafador, no — he's a bit on the mean side, but I wouldn't go so far as to call him a swindler

• es tanto más difícil — it is all the more difficult

es tanto más loable cuanto que... — it is all the more praiseworthy because...

• tanto mejor — so much the better

tanto mejor para ti — so much the better for you

• tanto peor — so much the worse

tanto peor para ti — it's your loss o that's just too bad

- ¡ni tanto ni tan calvo!

3) [en locuciones conjuntivas]

• en tanto — as (being)

estoy en contra de la leyes en tanto sistema represivo — I am against laws as (being) a repressive system

• en tanto que — (=mientras que) while; (=como) as

no puede haber democracia en tanto que siga habiendo torturas — for as long as there is torture, there can never be democracy, there cannot be democracy while there is torture

la Iglesia en tanto que institución — the Church as an institution

4. SM

1) (=cantidad)

me paga un tanto fijo cada semana — he pays me a fixed amount each week

cobra un tanto por página — he gets so much per page

¿qué tanto será? — LAm how much (is it)?

• otro tanto, las máquinas costaron otro tanto — the machines cost as much again o the same again

tanto alzado — fixed price

por un tanto alzado — for a fixed rate

tanto por ciento — percentage

2) (=punto) (Ftbl, Hockey) goal; (Baloncesto, Tenis) point

Juárez marcó el segundo tanto — Juárez scored the second goal

marcó dos tantos — he scored twice

• apuntar los tantos — to keep score

tanto a favor — goal for, point for

tanto del honor — consolation goal

tanto en contra — goal against, point against
apuntarse 3)
3)

• estar al tanto — to be up to date

estar al tanto de los acontecimientos — to be fully abreast of events

• mantener a algn al tanto de algo — to keep sb informed about sth

• poner a algn al tanto de algo — to put sb in the picture about sth

4)

• un tanto — [como adv] rather

estoy un tanto cansado — I'm rather tired

* * *
I
adverbio

1) [see note under tan] ( aplicado a adjetivo o adverbio) so; ( aplicado a verbo) so much

es tan difícil de describir — it's so difficult to describe

es una chica tan amable! — she's such a nice girl!

si es así, tanto mejor — if that's the case, so much the better

y si no te gusta, tanto peor para ti — and if you don't like it, too bad o (colloq) tough!

la tan esperada boda — the long-awaited wedding

no es tan difícil — it's not that difficult

ya no salimos tanto — nowadays we don't go out so often o so much

tan/tanto... que — so... (that)

tanto insistió que me quedé — he was so insistent that I stayed

tan/tanto... como — as... as

no es tan tímida como parece — she's not as shy as she looks

sale tanto como tú — he goes out as much o as often as you do

tan pronto como le sea posible — as soon as you can

no han mejorado tanto como para poder ganar — they haven't improved enough to win

tanto Suárez como Vargas votaron en contra — both Suárez and Vargas voted against

no lo reconocí de tan viejo que estaba — he had aged so much I didn't recognize him

2) (AmL exc RPl)

qué tanto/qué tan: ¿qué tan alto es? how tall is he?; ¿qué tanto hay de cierto en eso? — how much of it is true?

3) para locs ver tanto III 2)
II
- ta adjetivo

1)

a) (sing) so much; (pl) so many

había tanto espacio/tantos niños — there was so much space/there were so many children

tiene tanta fuerza...! — she has such strength...!

tanto tiempo sin verte! — it's been so long!

tanto/tantos... como as much/as many...as; sufro tanto como ella I suffer as much as she does; no hubo tantos turistas como el año pasado there weren't been as many o so many tourists as last year; tengo tanta suerte como tú — I'm as lucky as you are

b) (fam) ( expresando cantidades indeterminadas)

tenía setenta y tantos años — he was seventy something, he was seventy-odd (colloq)

cincuenta y tantos pesos — fifty and something pesos

2) (sing) (fam) ( con valor plural) so many

había tanto mosquitos — there were so many mosquitoes
III
- ta pronombre

1)

a) (sing) so much; (pl) so many

quería azúcar, pero no tanta — I wanted sugar but not that much

es uno de tantos — he's one of many

tengo tanto que hacer! — I've so much to do!

¿de verdad gana tanto? — does he really earn that much?

ni tanto ni tan calvo or tan poco — there's no need to go that far

no ser para tanto — (fam)

no te pongas así, no es para tanto — come on, there's no need to get like that about it

duele, pero no es para tanto — it hurts, but it's not that bad

tanto tienes tanto vales — you are what you own

b) (fam) ( expresando cantidades indeterminadas)

hasta las tantas de la madrugada — until the early hours of the morning

en mil ochocientos treinta y tantos — in eighteen thirty-something

cincuenta y tantas — fifty-odd, fifty or so

c) tanto ( refiriéndose a tiempo) so long

hace tanto que no me llama — it's been so long since she called me

aún faltan dos horas - ¿tanto? — there's still two hours to go - what? that long?

2) (en locs)

en tanto — while

en tanto + subj — as long as, so long as

en tanto tú estés aquí — as long as you're here

entre tanto — meanwhile, in the meantime

hasta tanto + subj — (frml)

hasta tanto (no) se solucione este conflicto — until this conflict is solved

otro tanto — as much again

me queda otro tanto por hacer — I have as much again still to do

cuesta $15 y las pilas, casi otro tanto — it costs $15 and then the batteries cost nearly as much again

otro tanto cabe decir de... — the same can be said of...

por (lo) tanto — therefore

tan siquiera: no pudo ni tan siquiera gritar he couldn't even shout; cómprale tan siquiera unas flores at least buy her some flowers; si tan siquiera me hubieras prevenido! if only you'd warned me!; tan sólo only; tanto es así que... so much so that...; tanto más cuanto que... — especially since...
IV
masculino

1) ( cantidad)

un tanto por ciento — a certain percentage

hay que dejar un tanto de depósito — you have to put down a certain amount as a deposit

2) ( punto - en fútbol) goal; (- en fútbol americano) point; (- en tenis, en juegos) point

apuntarse un tanto — to score a point

3) (en locs)

al tanto: me puso al tanto she put me in the picture; mantenerse al tanto de to keep up to date with; te mantendré al tanto I'll keep you informed; estar al tanto (pendiente, alerta) to be on the ball (colloq); ya está al tanto de lo ocurrido he already knows what's happened; un tanto triste — somewhat o rather o a little sad

* * *
I
adverbio

1) [see note under tan] ( aplicado a adjetivo o adverbio) so; ( aplicado a verbo) so much

es tan difícil de describir — it's so difficult to describe

es una chica tan amable! — she's such a nice girl!

si es así, tanto mejor — if that's the case, so much the better

y si no te gusta, tanto peor para ti — and if you don't like it, too bad o (colloq) tough!

la tan esperada boda — the long-awaited wedding

no es tan difícil — it's not that difficult

ya no salimos tanto — nowadays we don't go out so often o so much

tan/tanto... que — so... (that)

tanto insistió que me quedé — he was so insistent that I stayed

tan/tanto... como — as... as

no es tan tímida como parece — she's not as shy as she looks

sale tanto como tú — he goes out as much o as often as you do

tan pronto como le sea posible — as soon as you can

no han mejorado tanto como para poder ganar — they haven't improved enough to win

tanto Suárez como Vargas votaron en contra — both Suárez and Vargas voted against

no lo reconocí de tan viejo que estaba — he had aged so much I didn't recognize him

2) (AmL exc RPl)

qué tanto/qué tan: ¿qué tan alto es? how tall is he?; ¿qué tanto hay de cierto en eso? — how much of it is true?

3) para locs ver tanto III 2)
II
- ta adjetivo

1)

a) (sing) so much; (pl) so many

había tanto espacio/tantos niños — there was so much space/there were so many children

tiene tanta fuerza...! — she has such strength...!

tanto tiempo sin verte! — it's been so long!

tanto/tantos... como as much/as many...as; sufro tanto como ella I suffer as much as she does; no hubo tantos turistas como el año pasado there weren't been as many o so many tourists as last year; tengo tanta suerte como tú — I'm as lucky as you are

b) (fam) ( expresando cantidades indeterminadas)

tenía setenta y tantos años — he was seventy something, he was seventy-odd (colloq)

cincuenta y tantos pesos — fifty and something pesos

2) (sing) (fam) ( con valor plural) so many

había tanto mosquitos — there were so many mosquitoes
III
- ta pronombre

1)

a) (sing) so much; (pl) so many

quería azúcar, pero no tanta — I wanted sugar but not that much

es uno de tantos — he's one of many

tengo tanto que hacer! — I've so much to do!

¿de verdad gana tanto? — does he really earn that much?

ni tanto ni tan calvo or tan poco — there's no need to go that far

no ser para tanto — (fam)

no te pongas así, no es para tanto — come on, there's no need to get like that about it

duele, pero no es para tanto — it hurts, but it's not that bad

tanto tienes tanto vales — you are what you own

b) (fam) ( expresando cantidades indeterminadas)

hasta las tantas de la madrugada — until the early hours of the morning

en mil ochocientos treinta y tantos — in eighteen thirty-something

cincuenta y tantas — fifty-odd, fifty or so

c) tanto ( refiriéndose a tiempo) so long

hace tanto que no me llama — it's been so long since she called me

aún faltan dos horas - ¿tanto? — there's still two hours to go - what? that long?

2) (en locs)

en tanto — while

en tanto + subj — as long as, so long as

en tanto tú estés aquí — as long as you're here

entre tanto — meanwhile, in the meantime

hasta tanto + subj — (frml)

hasta tanto (no) se solucione este conflicto — until this conflict is solved

otro tanto — as much again

me queda otro tanto por hacer — I have as much again still to do

cuesta $15 y las pilas, casi otro tanto — it costs $15 and then the batteries cost nearly as much again

otro tanto cabe decir de... — the same can be said of...

por (lo) tanto — therefore

tan siquiera: no pudo ni tan siquiera gritar he couldn't even shout; cómprale tan siquiera unas flores at least buy her some flowers; si tan siquiera me hubieras prevenido! if only you'd warned me!; tan sólo only; tanto es así que... so much so that...; tanto más cuanto que... — especially since...
IV
masculino

1) ( cantidad)

un tanto por ciento — a certain percentage

hay que dejar un tanto de depósito — you have to put down a certain amount as a deposit

2) ( punto - en fútbol) goal; (- en fútbol americano) point; (- en tenis, en juegos) point

apuntarse un tanto — to score a point

3) (en locs)

al tanto: me puso al tanto she put me in the picture; mantenerse al tanto de to keep up to date with; te mantendré al tanto I'll keep you informed; estar al tanto (pendiente, alerta) to be on the ball (colloq); ya está al tanto de lo ocurrido he already knows what's happened; un tanto triste — somewhat o rather o a little sad

* * *

tanto¹

* al tanto = in the know, in step.

* al tanto de = on the lookout for, on the alert for, in step with.

* debe por lo tanto ser una consecuencia lógica que = it must therefore follow that.

* en tanto por ciento = percentage-wise.

* estar al tanto = monitor + developments.

* estar al tanto de = be on the lookout for, keep + track of, keep + Posesivo + eyes peeled, keep + Posesivo + eyes skinned.

* estar al tanto de las cosas = stay on + top of things, keep on + top of things, be on top of things.

* mantenerse al tanto = stay + tuned.

* mantenerse al tanto de = keep in + sync, keep + a finger on the pulse of, keep + track of, stay in + step with, keep in + step with, keep + step with.

* mantenerse al tanto de las cosas = stay on + top of things, keep on + top of things, be on top of things.

* mantenerse al tanto de las noticias = keep up with + the news.

* mantenerse al tanto de los avances = track + developments.

* mientras tanto = in (the) meantime, meantime, ad interim.

* no estar al tanto de = be out of touch with.

* otros tantos = as many.

* poner a Alguien al tanto de = fill + Alguien + in on.

* poner al tanto (de) = bring into + the swim of, bring + Nombre + up to speed (on), get + Nombre + up to speed on.

* poner al tanto sobre = give + Nombre + the lowdown on.

* ponerse al tanto = get + up to speed, wise up.

* ponerse al tanto de = get up to + speed on.

* por lo tanto = consequently, ergo, so, then, thereby, therefore, thus, it follows that.

* por tanto = consequently, ergo, so, then, thereby, therefore, thus, it follows that.

tanto²

= so much, so + Participio, quite so much.

Ex: It is rather a pity that book reviewers tend to ignore this very popular genre so much.

Ex: On the other hand, 626 is now unused, for the subject to which it was originally allocated, Canal engineering, has so decreased in importance that it no longer justifies a separate heading.

Ex: But we are not then acting quite so much out of blindness or inarticulateness; we are selfishly or fearfully or wilfully trying to short-circuit what we know underneath to be more nearly the true state of things.

* cada tanto = every so often, every now and then, every now and again, every once in a while.

* cada tantos minutos = every few minutes.

* cada tantos + Período de Tiempo = every few + Período de Tiempo.

* cada tanto tiempo = every so often, every now and then, every now and again, every once in a while.

* cambiar tanto que resulta irreconocible = change + beyond (all) recognition.

* con tan buenos resultados = to such good effect.

* con tan poca antelación = at such short notice.

* con tan poca anticipación = at such short notice.

* con tanta frecuencia = so often.

* desde hace tanto tiempo = so long.

* dinero que tanto ha costado ganar = hard-earned money.

* durante tanto tiempo = for so long, so long.

* durante tanto tiempo como sea posible = for as long as possible.

* en tanto en cuanto = as long as, so long as.

* en tanto en cuanto que = inasmuch as, insomuch as.

* en tanto en cuanto + Subjuntivo = provided (that).

* en tanto que = insofar as [in so far as].

* es por lo tanto deducible = it therefore follows that.

* es por lo tanto lógico que = it therefore follows that.

* estar mareado de tanto trabajo = be reeling.

* estar tan bueno que no se puede dejar de comer = moreish, moreish.

* nada menos que + Nombre + tan + Adjetivo + como = no less + Adjetivo + Nombre + than.

* no ser tan bueno como se dice = not + it's cracked up to be.

* no tan bueno = not-so-good.

* quedarse tan fresco = not bat an eyelash, not bat an eyelid.

* ser tan buen momento como cualquier otro = be as good a time as any.

* ser un momento tan bueno como cualquier otro = be as good a time as any.

* tan = all too + Adjetivo.

* tan + Adjetivo = most + Adjetivo, so + Adjetivo, as + Adjetivo + as that.

* tan + Adjetivo/Adverbio = all that + Adjetivo/Adverbio.

* tan + Adjetivo + como = as + Adjetivo + as, every bit as + Adjetivo + as.

* tan + Adjetivo + como de costumbre = as + Adjetivo + as ever.

* tan + Adjetivo + como siempre = as + Adjetivo + as ever.

* tan + Adverbio = ever so + Adverbio.

* tan amado de todos = so beloved of all.

* tan amado por todos = so beloved of all.

* tan a menudo = so often.

* tan anunciado = much-vaunted, much-touted, long-heralded, much-heralded.

* tan astuto como un zorro = as sly as a fox, as wily as a fox.

* tan borracho como una cuba = as drunk as a lord, as drunk as a newt, as drunk as a skunk.

* tan bueno como ningún otro = as good as any.

* tan cacareado = much-vaunted, much-touted, long-heralded, much-heralded, much acclaimed.

* tan claro como el agua = as clear as a bell.

* tan duro como el pedernal = as hard as nails.

* tan duro como la piedra = as hard as nails.

* tan duro como la suela de un zapato = as tough as leather, as tough as nails, as tough as nuts, as tough as old boots, as tough as shoe leather.

* tan duro como una piedra = as hard as nails, as tough as nuts, as tough as nails, as tough as leather, as tough as old boots, as tough as shoe leather.

* tan fácil como coser y cantar = as simple as ABC.

* tan famoso = much acclaimed.

* tan fresco = as cool as a cucumber.

* tan inocente como un bebé = as innocent as a lamb.

* tan lejano como = as far afield as.

* tan lejos como = as far away as.

* tan manso como un cordero = as meek as a lamb.

* tan pancho = as cool as a cucumber, unfazed.

* tan pregonado = much-vaunted.

* tan pronto = quite so soon.

* tan pronto como = as soon as, just as soon as, no sooner... than.

* tan pronto como + Pronombre + sea posible = at + Posesivo + earliest convenience.

* tan pronto como sea posible = as soon as possible (asap), at an early a juncture as possible.

* tan querido de todos = so beloved of all.

* tan querido por todos = so beloved of all.

* tan rápido como una liebre = as quick as a wink.

* tan rápido como un rayo = as quick as a wink.

* tan rápido como un relámpago = as quick as a wink.

* tan renombrado = much acclaimed.

* tan simple como = with as little ado as.

* tan sordo como una tapia = as deaf as a post.

* tan sorprendente como pueda parecer = as amazing as it seems.

* tan suave como el terciopelo = as smooth as silk, as soft as velvet.

* tan suave como la seda = as soft as silk, as smooth as silk.

* tan suave como un guante = as meek as a lamb.

* tanto como = as many... as..., as much as + Adjetivo, both... and..., no less than, equally, if not, so much as.

* tanto como sea posible = as far as possible.

* tanto como siempre = as much as ever.

* tanto es así que = so much so that.

* tanto mejor = so much the better.

* tanto por ciento = percentage.

* tanto que = so much so that, insomuch that.

* tantos = so many.

* tanto tiempo = so much time, this long, such a very long time.

* tan tranquilo = unfazed.

* tardar tanto tiempo en = take + so long to.

* uno más de tantos en la organización = a cog in the machine.

* uno más de tantos en la organización = a cog in the wheel.

* un tanto + Adjetivo = vaguely + Adjetivo.

tanto³

³ = goal.

Ex: Kristen Taylor leads Carolina with three goals and an assist.

* encargado de anotar los tantos = scorer.

* marcar un tanto = score, poach + a goal, score + goal.

* tanto de la victoria = winning goal.

* tanto del empate = equaliser [equalizer, -USA].

* * *

tanto¹

adverb

A [ see note under tan] (aplicado a un adjetivo o adverbio) so; (aplicado a un verbo) so much

es tan difícil de describir it's so difficult to describe

¡es una chica tan amable! she's such a nice girl!

¡te he echado tanto de menos! I've missed you so much!

si es así, tanto mejor if that's the case, so much the better

y si no te gusta, tanto peor para ti and if you don't like it, too bad o ( colloq) tough!

vamos, no es tan difícil come on, it's not that difficult

¡y tanto! and how!

el tan esperado acontecimiento the long-awaited event

ya no cenamos afuera tanto nowadays we don't eat out so often o so much

de tanto que habla te marea he talks so much he makes your head spin

es tanto más importante cuanto que es su única fuente de ingresos ( frml); it is all the more important because it is his only source of income

no deberías trabajar/gastar tanto you shouldn't work so hard/spend so much

tan/tanto … QUE:

llegó tan tarde que ya no había nadie he arrived so late (that) everybody had gone

tanto insistió que no tuve más remedio que quedarme he was so insistent that I just had to stay

tan/tanto … COMO:

no es tan tímida como parece she's not as shy as she looks

sale tanto como tú/como se lo permiten los compromisos he goes out as much o as often as you do/as his commitments allow

tan pronto como le sea posible as soon as you can, as soon as possible

no han mejorado tanto como para poder ganar el torneo they haven't improved enough to win the tournament

tanto Suárez como Vargas votaron en contra both Suárez and Vargas voted against

te lo cobran tanto si lo comes como si no lo comes they charge you for it whether you eat it or not

B

( AmL exc CS): qué tanto/qué tan: ¿qué tan alto es? how tall is he?

es difícil decir qué tanto hay de autobiográfico en la novela it is difficult to say how much of the novel is autobiographical

C para locs ver tanto³ pron B. (↑ tanto (3))

tanto² -ta

adjective

A

1 ( sing) so much; (pl) so many

no sabía que había tanto espacio/tantas habitaciones I didn't know there was so much space/there were so many rooms

había tantísima gente ( fam); there were so many o such a lot of people

¡tiene tanta fuerza …! she has such strength …!, she is so strong …!

¡tanto tiempo sin verte! it's been so long!, it's been such a long time!

tanto … QUE:

comió tanto chocolate que le hizo mal he ate so much chocolate (that) it made him ill

tanto … COMO:

tengo tanto derecho como el que más I've got as much right as anyone else o as the next man

no ha habido tantos turistas como el año pasado there haven't been as many o so many tourists as last year

2 ( fam)

(expresando cantidades indeterminadas): tenía setenta y tantos años he was seventy something, he was seventy-odd ( colloq)

mil quinientos y tantos pesos one thousand five hundred and something pesos, fifteen hundred something pesos ( AmE)

B ( sing) ( fam) (con valor plural) so many

había tanto mosquito que no pudimos dormir there were so many mosquitoes we couldn't sleep

tanto³ -ta

pronoun

A

1 ( sing) so much; (pl) so many

¿no querías azúcar? — sí, pero no tanta didn't you want sugar? — yes, but not that much

vinieron tantos que no alcanzaron los asientos so many people came there weren't enough seats

es uno de tantos he's one of many

¡tengo tanto que hacer! I've so much to do!

¿de verdad gana tanto? does he really earn that much?

ni tanto ni tan calvo or tan poco there's no need to go that far

no es para tanto ( fam): no te pongas así, hombre; tampoco es para tanto come on, there's no need to get like that about it

duele un poco, pero no es para tanto it hurts a bit, but it's not that bad

no pinta mal pero tampoco es para tanto she's not a bad artist but she's not that good

tanto monta, monta tanto ( Esp); it makes no difference, it's as broad as it is long ( colloq)

tanto tienes, tanto vales you are what you own

2 ( fam)

(expresando cantidades indeterminadas): hasta las tantas de la madrugada until the early hours of the morning

te cobran tanto por folio/por minuto they charge you so much a sheet/a minute

en el año mil ochocientos treinta y tantos in eighteen thirty-something

cincuenta y tantas fifty-odd, fifty or so

3

tanto (refiriéndose a tiempo) so long

hace tanto que no me llama she hasn't called me for such a long time o for so long, it's been so long since she called me

todavía faltan dos horas — ¿tanto? there's still two hours to go — what? that long?

B ( en locs):

en tanto while

en tanto ella atendía a los clientes, él cocinaba while she served the customers, he did the cooking

en tanto + SUBJ as long as, so long as

en tanto tú estés aquí as long as you're here

en tanto que ( frml) (como) as; (dado que) inasmuch as ( frml), insofar as ( frml)

entre tanto meanwhile, in the meantime

hasta tanto + SUBJ

( frml): hasta tanto (no) se solucione este conflicto until this conflict is solved

otro tanto: otro tanto cabe decir de su política exterior the same can be said of their foreign policy

me queda otro tanto por hacer I have as many again still to do

cuesta unos $15 y las pilas, casi otro tanto it costs about $15 and then the batteries cost nearly as much again

por (lo) tanto therefore

tan siquiera: ¡si tan siquiera me hubieras prevenido! if only you'd warned me!

no le escribió ni tan siquiera una notita he didn't even write her a little note

cómprale tan siquiera unas flores at least buy her some flowers o buy her some flowers, at least

tan sólo only

tenía tan sólo cuatro años he was only four years old

por tan sólo dos mil pesos for only o for as little as two thousand pesos

tanto es así or tan así es so much so

se sentía mal, tanto es así que no quiso comer she felt ill, so much so that she didn't want anything to eat

tanto más cuanto que specially since, all the more so because

es importante, tanto más cuanto que es su única fuente de ingresos it's important, specially since o all the more so because it's his only source of income

tanto⁴

masculine

A

(cantidad): recibe un tanto por ciento por cada venta she gets a percentage o a certain percentage on every sale

tienes que entregar un tanto de depósito you have to put down so much o a certain amount as a deposit

B (punto — en fútbol) goal; (— en fútbol americano) point; (— en tenis, en juegos) point

apuntarse un tanto to score a point

C ( en locs):

al tanto: me puso al tanto she put me in the picture

me mantengo al tanto de lo que pasa en el mundo I keep abreast of o I keep up to date with what is going on in the world

te mantendré al tanto I'll keep you informed

ya está al tanto de lo ocurrido he already knows what's happened

estáte al tanto para cuando venga keep an eye out for him ( colloq)

un tanto somewhat, rather, a little

un tanto triste somewhat o rather o a little sad

* * *

tanto 1 adverbio
1 [ see note under
◊ tan ] ( aplicado a adjetivo o adverbio) so;

( aplicado a verbo) so much;
◊ es tan bonito it's so beautiful;

¡es una chica tan amable! she's such a nice girl!;
tanto mejor so much the better;
tan solo only;
tanto es así que … so much so that …;
ya no salimos tanto we don't go out so often o so much now;
llegó tan tarde que … he arrived so late (that) …;
no es tan tímida como parece she's not as shy as she looks;
sale tanto como tú he goes out as much as you do;
tan pronto como puedas as soon as you can;
tanto Suárez como Vargas votaron en contra both Suárez and Vargas voted against
2 (AmL exc RPl)
◊ qué tanto/qué tan: ¿qué tanto te duele? how much does it hurt?;

¿qué tan alto es? how tall is he?
■ sustantivo masculino
1 ( cantidad):
◊ un tanto por ciento a percentage;

hay que dejar un tanto de depósito you have to put down a certain amount as a deposit
2 ( punto — en fútbol) goal;
(— en fútbol americano, tenis, juegos) point
3 ( en locs)
◊ al tanto: me puso al tanto she put me in the picture;

mantenerse al tanto de algo to keep up to date with sth;
estar al tanto (pendiente, alerta) to be on the ball (colloq);
está al tanto de lo ocurrido he knows what's happened;
un tanto somewhat, rather;
un tanto triste somewhat sad
tanto 2
◊ -ta adjetivo

a) ( sing) so much;

(pl) so many;
◊ había tanto espacio/tantos niños there was so much space/there were so many children;

¡tanto tiempo sin verte! it's been so long!;
tanto dinero/tantos turistas como … as much money/as many tourists as …
b) (fam) ( expresando cantidades indeterminadas):

◊ tenía setenta y tantos años he was seventy something, he was seventy-odd (colloq)

■ pronombre
1
a) ( sing) so much;

(pl) so many;
◊ ¡tengo tanto que hacer! I've so much to do!;

vinieron tantos que … so many people came (that) …;
¿de verdad gana tanto? does he really earn that much?;
no ser para tanto (fam): duele, pero no es para tanto it hurts, but it's not that bad
b) (fam) ( expresando cantidades indeterminadas):

◊ hasta las tantas de la madrugada until the early hours of the morning;

treinta y tantas thirty or so
c) ( refiriéndose a tiempo):

◊ hace tanto que no me llama it's been so long since she called me;

aún faltan dos horas — ¿tanto? there's still two hours to go — what? that long?
2 ( en locs)
◊ en tanto while;

entre tanto meanwhile, in the meantime;
otro tanto as much again;
me queda otro tanto por hacer I have as much again still to do;
por (lo) tanto therefore
tanto,-a
I adjetivo & pron
1 (gran cantidad, mucho) (con singular) so much
(con plural) so many: ¿cómo puedes ahorrar tanto (dinero)?, how are you able to save so much money?
no necesito tantos folios, I don't need so many sheets of paper
¡hace tanto tiempo!, it's been so long!
no es para tanto, it's not that bad
2 (cantidad imprecisa) le costó cuarenta y tantos dólares, it cost her forty-odd dollars
tiene cincuenta y tantos años, he's fifty something o fifty-odd
3 (en comparaciones: con singular) as much
(: en plural) as many: tiene tantos amigos como tú, he has as many friends as you
II adverbio tanto 1 (hasta tal punto) so much: no deberías beber tanto, you shouldn't drink so much
si vienes con nosotros, tanto mejor, if you come with us, so much the better
tanto peor, so much the worse
2 (referido a tiempo) so long: tardé un mes en escribirlo, - ¿tanto?, I spent one month writing it, - so long?
(a menudo) ya no sale tanto, nowadays he doesn't go out so often
III sustantivo masculino tanto 1 Dep point
Ftb goal
2 (una cantidad determinada) a certain amount
♦ Locuciones: figurado apuntarse un tanto, to score a point
estar al tanto, to be up-to-date
poner al tanto, to put sb in the picture
a las tantas: me llamó a las tantas de la madrugada/de la noche, she phoned me in the early hours of the morning/very late at night
entre tanto, meanwhile
otro tanto, as much again
por lo tanto, therefore
tanto (...) como (...), both: tanto Pedro como María, both Pedro and María
tanto por ciento, percentage
un tanto, somewhat, rather, a bit
un tanto cansado, rather tired
¡y tanto!, and how!
' tanto' also found in these entries:
Spanish:
alquilar
- amargada
- amargado
- atonía
- bar
- calva
- calvo
- ciento
- cuñada
- cuñado
- embrutecerse
- empañar
- escarnio
- fastidio
- griterío
- gusto
- hartar
- hermano
- histórica
- histórico
- idiotizar
- licuación
- marcar
- mejor
- mientras
- mucha
- mucho
- normal
- objeto
- padre
- para
- parecerse
- permitirse
- que
- ronca
- ronco
- satisfacción
- sobrino
- tanta
- tela
- toda
- todo
- tutearse
- ver
- vencerse
- anotar
- anular
- apuntar
- arreglar
- así
English:
acquaint
- all
- alone
- as
- awaken
- ball
- better
- bog down
- both
- critical
- delay
- din
- ear
- excitement
- fall apart
- fuss over
- hence
- labour
- lie down
- meantime
- meanwhile
- monopolize
- much
- must
- name
- neither
- packaging
- picture
- point
- privy
- rupture
- score
- scorer
- so
- somewhat
- song
- spin out
- stretch out
- such
- that
- therefore
- this
- whereas
- work
- alike
- begrudge
- cope
- every
- fail
- follow

* * *

tanto, -a

♦ adj

1. [gran cantidad] [singular] so much;
[plural] so many;
tanto dinero so much money, such a lot of money;

tanta gente so many people;

tiene tanto entusiasmo/tantos amigos que… she is so enthusiastic/has so many friends that…;
Fam
nunca había visto tanto niño junto en mi vida I'd never seen so many children in one place;

de tanto gritar se quedó afónico he lost his voice from all that shouting, he shouted so much that he lost his voice;

¡tanto quejarse del tiempo y luego se mudan a Alaska! they never stop complaining about the weather and then they move to Alaska!

2. [cantidad indeterminada] [singular] so much;
[plural] so many;
nos daban tantos pesos al día they used to give us so many pesos per day;

hay cuarenta y tantos candidatos there are forty-odd o forty or so candidates;

tiene treinta y tantos años she's thirty-something o thirty-odd;

nos conocimos en el año sesenta y tantos we met in nineteen sixty-something

3. [en comparaciones]
tanto… como as much… as;

tantos… como as many… as;

hoy no hay tanta gente como ayer there aren't as many people today as yesterday

♦ pron

1. [tan gran cantidad] [singular] so much;
[plural] so many;
tenemos tanto de qué hablar we have so much o such a lot to talk about;

¿cómo puedes tener tantos? how can you have so many?;

éramos tantos que faltó comida there were so many of us we ran out of food;

Comp

ser uno de tantos to be nothing special

2. [cantidad indeterminada] [singular] so much;
[plural] so many;
si el petróleo está a tanto el barril… if oil costs so much a barrel…;

a tantos de agosto on such and such a date in August;

debe de andar por los cuarenta y tantos he must be forty-odd;

ocurrió en el sesenta y tantos it happened in nineteen sixty-something

3. [igual cantidad] [singular] as much;
[plural] as many;
tantos as many;

tantos como desees as many as you like;

había mucha gente aquí, pero allí no había tanta there were a lot of people here, but there weren't as many there;

otro tanto as much again, the same again;

otro tanto le ocurrió a los demás the same thing happened to the rest of them;

ponme otro tanto same again, please;

Comp
Fam
ni tanto ni tan calvo there's no need to go to extremes;

Comp
Esp
tanto monta, monta tanto it makes no difference, it's all the same to me/him/ etc

♦ adv

1. [mucho]
tanto (que…) [cantidad] so much (that…);
[tiempo] so long (that…);
no bebas tanto don't drink so much;

de eso hace tanto que ya no me acordaba it's been so long since that happened that I don't even remember;

la aprecia tanto que… he's so fond of her that…;

ya no llueve tanto it's not raining as much o so hard now;

ya no vienen tanto por aquí they don't come here so often o as much any more;

la quiero, pero no tanto I like her, but not that much;

quizás tardemos una hora en llegar – ¡no tanto! it may take us an hour to get there – it won't take that long!;

¿nos denunciarán? – no creo que la cosa llegue a tanto will they report us? – I don't think it will come to that;

no es para tanto [no es tan grave, malo] it's not too serious;
[no te enfades] there's no need to get so upset about it, it's not such a big deal;
¿el mejor escritor de la historia? yo creo que no es para tanto the best writer ever? I don't see what all the fuss is about myself;

faltan cien kilómetros todavía – ¿tanto? there are still a hundred kilometres to go – as much as that?;

tanto (es así) que… so much so that…;

odia las fiestas, tanto es así que no celebra ni su cumpleaños he hates parties, so much so that he doesn't even celebrate his own birthday;

tanto más cuanto que… all the more so because…;

tanto mejor/peor so much the better/worse;

si no nos quieren invitar, tanto peor para ellos if they don't want to invite us, that's their loss;

¡y tanto! absolutely!, you bet!;

hay cosas más importantes en la vida – ¡y tanto! there are more important things in life – there certainly are! o that's too true!

2. [en comparaciones]
tanto como as much as;

me gusta tanto como a ti I like it (just) as much as you do;

la casa está deteriorada, pero no tanto como para demolerla the house is in a poor state of repair, but not so as you'd want to demolish it;

tanto hombres como mujeres both men and women;

tanto si estoy en casa como si no whether I'm at home or not

3. Am
qué tanto [cuánto]: [m5]¿qué tanto lo conoces? how well do you know him?;

no importa qué tanto sepan de tecnología it doesn't matter how much they know about technology

♦ nm

1. [punto] point;
[gol] goal;
marcar un tanto to score

Comp
tanto directo de saque [en tenis] ace;
tanto de saque [en tenis] service point

2. [ventaja] point;

apuntarse un tanto (a favor) to earn a point in one's favour

3. [poco]
un tanto a bit, rather;

es un tanto pesada she's a bit of a bore o rather boring;

se le ve un tanto triste he seems rather sad

4. [cantidad indeterminada]
un tanto so much, a certain amount;

te cobran un tanto por la reparación y otro por el desplazamiento they charge you so much o a certain amount for the repair work and on top of that a call-out charge;

un tanto así [acompañado de un gesto] this much

Comp
tanto por ciento percentage;
¿qué tanto por ciento de IVA llevan los libros? what percentage Br VAT o US sales tax do you pay on books?

♦ al tanto loc adv

siempre está al tanto de todo she always knows everything that's going on;

no estoy al tanto de lo que ha pasado I'm not up to date with what happened;

mantener a alguien al tanto de algo [informado] to keep sb up to date on o informed about sth;

te mantendremos al tanto we'll keep you informed;

mantenerse al tanto (de algo) to keep up to date (on sth), to keep oneself informed (about sth);

poner a alguien al tanto (de algo) to inform sb (about sth)

♦ en tanto que loc conj

1. [mientras, hasta que] while;

espera en tanto que acabamos wait while we finish

2. [mientras, pero] while, whereas;

él dimitió en tanto que los demás siguieron en el cargo he resigned while o whereas the others remained in their posts

♦ en tanto que loc prep
[como] as;
en tanto que director, me corresponde la decisión as manager, it's for me to decide

♦ entre tanto loc adv
[mientras] meanwhile;
haz las camas y entre tanto, yo lavo los platos you make the beds and, meanwhile, I'll do the dishes

♦ hasta tanto loc conj
[hasta que] until;
hasta tanto no se reúnan until they meet

♦ por (lo) tanto loc conj

therefore, so

* * *

tanto

I adj so much; igual cantidad as much;

tantos pl so many; igual número as many;

comí tantos pasteles que me puse malo I ate so many candies that I was ill;

no vimos tantos pájaros como ayer we didn’t see as many birds as we did yesterday

II pron so much; igual cantidad as much;

un tanto a little;

tantos pl so many; igual número as many;

uno de tantos one of many;

tienes tanto you have so much;

no hay tantos como ayer there aren’t as many as yesterday;

a las tantas de la noche in the small hours

III adv so much; igual cantidad as much; periodo so long;

tardó tanto como él she took as long as him;

tanto mejor so much the better;

no es para tanto it’s not such a big deal;

a tanto no llega things aren’t as bad as that;

tanto es así que … so much so that…;

tanto (me) da I don’t really care;

¡y tanto! yeah!, right on!

IV en locuciones

:

por lo tanto therefore, so;

entre tanto meanwhile;

ella trabajaba en tanto que él veía la televisión she was working while he was watching television

V m

1 point;

apuntarse o

marcar un tanto DEP score a point;

tanto por ciento percentage

2

:

estar al tanto be informed (de about)

3

:

él es muy inteligente, y ella otro tanto he is very intelligent and so is she o and she is too

* * *

tanto adv

1) : so much

tanto mejor: so much the better

2) : so long

¿por qué te tardaste tanto?: why did you take so long?

tanto, -ta adj

1) : so much, so many, such

no hagas tantas preguntas: don't ask so many questions

tiene tanto encanto: he has such charm, he's so charming

2) : as much, as many

come tantos dulces como yo: she eats as many sweets as I do

3) : odd, however many

cuarenta y tantos años: forty-odd years

tanto nm

1) : certain amount

2) : goal, point (in sports)

3)

al tanto : abreast, in the picture

4)

un tanto : somewhat, rather

un tanto cansado: rather tired

tanto, -ta pron

1) : so much, so many

tiene tanto que hacer: she has so much to do

¡no me des tantos!: don't give me so many!

2)

entre tanto : meanwhile

3)

por lo tanto : therefore

* * *

tanto¹ adj pron

1. (con nombres incontables) so much

no deberías tomar tanto café you shouldn't drink so much coffee

2. (con nombres contables) so many

¡hay tantos mosquitos! there are so many mosquitoes!

Cuando se traduce con un adjetivo en inglés, se usa so a secas

hace tanto frío it's so cold

hacía tanto calor it was so hot

tengo tanta hambre I'm so hungry

tanto... como as much... as / as many... as

Depende de si el nombre es contable o incontable

tiene tanto dinero como tú he's got as much money as you

tenéis tantos gatos como nosotros you've got as many cats as us

por lo tanto therefore

... y tantos... something

tiene treinta y tantos años he's thirty something

las tantas the early hours

tanto² adv

1. (en general) so much

no deberías fumar tanto you shouldn't smoke so much

2. (tiempo) so long

tardabas tanto, que me fui you took so long, that I went

no es para tanto it's not that bad

tanto... como... both... and...

tanto tú como yo sabemos como es both you and I know what he's like

tanto mejor so much the better

tanto³ n point / goal

tanto por ciento percentage

estar al tanto (saber) to know (estar alerta) to be on the alert

poner a alguien al tanto to put someone in the picture

Spanish-English dictionary > tanto
5 get

get [get]

recevoir ⇒ 1A (a), 1A (d), 1A (g), 1A (i), 1B (b) avoir ⇒ 1A (a), 1A (b) toucher ⇒ 1A (a), 1A (b), 1B (b) trouver ⇒ 1A (b), 1A (h) obtenir ⇒ 1A (b), 1A (h) tenir ⇒ 1A (c) offrir ⇒ 1A (e) acheter ⇒ 1A (f) prendre ⇒ 1A (f), 1A (k), 1A (l) gagner ⇒ 1A (i) chercher ⇒ 1A (j) attraper ⇒ 1A (k), 1A (l), 1B (a) réserver ⇒ 1A (m) répondre ⇒ 1A (n) faire faire ⇒ 1C (b)-(d) préparer ⇒ 1D (a) entendre ⇒ 1D (b) comprendre ⇒ 1D (d) atteindre ⇒ 1E (a) devenir ⇒ 2A (a) se faire ⇒ 2A (b) commencer à ⇒ 2A (c), 2B (c) aller ⇒ 2B (a) réussir à ⇒ 2B (e)

( British pt & pp got [gɒt], cont getting [getɪŋ], American pt got [gɒt], pp gotten [gɒtən], cont getting [getɪŋ])

1 transitive verb

A.

(a) (receive → gift, letter, phone call) recevoir, avoir; (→ benefits, pension) recevoir, toucher; (→ medical treatment) suivre;

∎ I got a bike for my birthday on m'a donné ou j'ai eu ou j'ai reçu un vélo pour mon anniversaire;

∎ I get 'The Times' at home je reçois le 'Times' à la maison;

∎ this part of the country doesn't get much rain cette région ne reçoit pas beaucoup de pluie, il ne pleut pas beaucoup dans cette région;

∎ the living room gets a lot of sun le salon est très ensoleillé;

∎ I rang but I got no answer (at door) j'ai sonné mais je n'ai pas obtenu ou eu de réponse; (on phone) j'ai appelé sans obtenir de réponse;

∎ many students get grants beaucoup d'étudiants ont une bourse;

∎ he got five years for smuggling il a écopé de ou il a pris cinq ans (de prison) pour contrebande;

∎ he got a bullet in his shoulder il a reçu une balle dans l'épaule;

∎ familiar you're really going to get it! qu'est-ce que tu vas prendre ou écoper!;

∎ familiar I'll see that you get yours! je vais te régler ton compte!

(b) (obtain → gen) avoir, trouver, obtenir; (→ through effort) se procurer, obtenir; (→ licence, loan, permission) obtenir; (→ diploma, grades) avoir, obtenir;

∎ where did you get that book? où avez-vous trouvé ce livre?;

∎ they got him a job ils lui ont trouvé du travail;

∎ I got the job! ils m'ont embauché!;

∎ can you get them the report? pouvez-vous leur procurer le rapport?;

∎ I got the idea from a book j'ai trouvé l'idée dans un livre;

∎ I got a glimpse of her face j'ai pu apercevoir son visage;

∎ you get a fine view from here il y a une vue magnifique d'ici;

∎ I've got six more to get (in collection) il m'en manque six;

∎ the town gets its water from the reservoir la ville reçoit son eau du réservoir;

∎ we get our wine directly from the vineyard en vin ou pour le vin, nous nous fournissons directement chez le producteur;

∎ they stopped in town to get some lunch (had lunch there) ils se sont arrêtés en ville pour déjeuner; (bought something to eat) ils se sont arrêtés en ville pour acheter de quoi déjeuner;

∎ I'm going out to get a breath of fresh air je sors prendre l'air;

∎ I'm going to get something to drink/eat (fetch) je vais chercher quelque chose à boire/manger; (consume) je vais boire/manger quelque chose;

∎ can I get a coffee? je pourrais avoir un café, s'il vous plaît?;

∎ get yourself a good lawyer trouvez-vous un bon avocat;

∎ get advice from your doctor demandez conseil à votre médecin;

∎ I need all the advice I can get j'ai besoin de tous les conseils qu'on peut me donner;

∎ to get (oneself) a wife/husband se trouver une femme/un mari;

∎ to get sb to oneself avoir qn pour soi tout seul;

∎ to get a divorce obtenir le divorce;

∎ get plenty of exercise faites beaucoup d'exercice;

∎ get plenty of sleep dormez beaucoup;

∎ try and get a few days off work essayez de prendre quelques jours de congé;

∎ I'll do it if I get the time/a moment je le ferai si j'ai le temps/si je trouve un moment;

∎ I got a lot from or out of my trip to China mon voyage en Chine m'a beaucoup apporté;

∎ she got very little from her lessons elle a très peu appris de ses leçons;

∎ he didn't get a chance to introduce himself il n'a pas eu l'occasion de se présenter

(c) (inherit → characteristic) tenir;

∎ she gets her shyness from her father elle tient sa timidité de son père

(d) (obtain in exchange) recevoir;

∎ they got a lot of money for their flat la vente de leur appartement leur a rapporté beaucoup d'argent;

∎ they got a good price for the painting le tableau s'est vendu à un bon prix;

∎ what did you get for your car? combien est-ce que tu as vendu ta voiture?;

∎ he got nothing for his trouble il s'est donné de la peine pour rien;

∎ you don't get something for nothing on n'a rien pour rien

(e) (offer as gift) offrir, donner;

∎ what did she get him for Christmas? qu'est-ce qu'elle lui a offert ou donné pour Noël?;

∎ I don't know what to get Jill for her birthday je ne sais pas quoi acheter à Jill pour son anniversaire

(f) (buy) acheter, prendre;

∎ get your father a magazine when you go out achète une revue à ton père quand tu sortiras;

∎ get the paper too prends ou achète le journal aussi;

∎ we got the house cheap on a eu la maison (à) bon marché

(g) (learn → information, news) recevoir, apprendre;

∎ we turned on the radio to get the news nous avons allumé la radio pour écouter les informations;

∎ she just got news or word of the accident elle vient juste d'apprendre la nouvelle de l'accident;

∎ he broke down when he got the news en apprenant la nouvelle il a fondu en larmes

(h) (reach by calculation or experimentation → answer, solution) trouver; (→ result) obtenir;

∎ multiply 5 by 2 and you get 10 multipliez 5 par 2 et vous obtenez 10

(i) (earn, win → salary) recevoir, gagner, toucher; (→ prize) gagner; (→ reputation) se faire;

∎ plumbers get £20 an hour un plombier gagne ou touche 20 livres de l'heure;

∎ he got a good name or a reputation as an architect il s'est fait une réputation dans le milieu de l'architecture;

∎ someone's trying to get your attention (calling) quelqu'un vous appelle; (waving) quelqu'un vous fait signe

(j) (bring, fetch) (aller) chercher;

∎ he went and got a book from the library il est allé chercher un livre à la bibliothèque;

∎ go and get a doctor allez chercher un médecin;

∎ get me my coat va me chercher ou apporte-moi mon manteau;

∎ we had to get a doctor nous avons dû faire venir un médecin;

∎ he went to get a taxi il est parti chercher un taxi;

∎ what can I get you to drink? qu'est-ce que je vous sers à boire?;

∎ can I get you anything? (to somebody ill etc) est-ce que vous avez besoin de quelque chose?;

∎ they sent him to get help ils l'ont envoyé chercher de l'aide

(k) (catch → ball) attraper; (→ bus, train) prendre, attraper;

∎ did you get your train? est-ce que tu as eu ton train?

(l) (capture) attraper, prendre; (seize) prendre, saisir;

∎ the Mounties always get their man la police montée attrape toujours son homme (au Canada);

∎ he got me by the arm il m'a attrapé par le bras;

∎ the dog got him by the leg le chien l'a attrapé à la jambe;

∎ (I've) got you! je te tiens!

(m) (book, reserve) réserver, retenir;

∎ we're trying to get a flight to Budapest nous essayons de réserver un vol pour Budapest

(n) (answer → door, telephone) répondre;

∎ the doorbell's ringing - I'll get it! quelqu'un sonne à la porte - j'y vais!;

∎ will you get the phone? peux-tu répondre au téléphone?

B.

(a) (become ill with) attraper;

∎ he got a chill il a pris ou attrapé froid;

∎ I get a headache when I drink red wine le vin rouge me donne mal à la tête;

∎ familiar to get it bad for sb avoir qn dans la peau

(b) (experience, feel → shock) recevoir, ressentir, avoir; (→ fun, pain, surprise) avoir;

∎ I got the feeling something horrible would happen j'ai eu l'impression ou le pressentiment que quelque chose d'horrible allait arriver;

∎ I get the impression he doesn't like me j'ai l'impression que je ne lui plais pas;

∎ to get a thrill out of sth/doing sth prendre plaisir à qch/faire qch;

∎ familiar to get religion devenir croyant^□

(c) (encounter)

∎ you get some odd people on these tours il y a de drôles de gens dans ces voyages organisés;

∎ you get a lot of people marrying young here il y a beaucoup de gens qui se marient jeunes par ici;

∎ we don't get many accidents here nous n'avons pas beaucoup d'accidents par ici

C.

(a) (with adj or past participle) (cause to be) she managed to get the window closed/open elle a réussi à fermer/ouvrir la fenêtre;

∎ I got the car started j'ai démarré la voiture;

∎ don't get your feet wet! ne te mouille pas les pieds!;

∎ get the suitcases ready préparez les bagages;

∎ the children are getting themselves ready for school les enfants se préparent pour (aller à) l'école;

∎ I finally got her on her own or alone j'ai fini par réussir à la voir en tête à tête;

∎ we managed to get him in a good mood nous avons réussi à le mettre de bonne humeur;

∎ they've got me so I don't know whether I'm coming or going c'en est à un tel point que je ne sais plus où j'en suis;

∎ to get people interested (in sth) intéresser les gens (à qch);

∎ let me get this clear que ce soit bien clair;

∎ to get things under control prendre les choses en main;

∎ he likes his bath as hot as he can get it il aime que son bain soit aussi chaud que possible;

∎ the flat is as clean as I'm going to get it j'ai nettoyé l'appartement le mieux que j'ai pu;

∎ he got himself nominated president il s'est fait nommer président;

∎ don't get yourself all worked up ne t'en fais pas

(b) (with infinitive) (cause to do or carry out) we couldn't get her to leave on n'a pas pu la faire partir;

∎ get him to move the car demande-lui de déplacer la voiture;

∎ I got it to work, I got it working j'ai réussi à le faire marcher;

∎ we have to get the government to tighten up on pollution control il faut que l'on obtienne du gouvernement qu'il renforce les lois contre la pollution;

∎ he got the other members to agree il a réussi à obtenir l'accord des autres membres;

∎ I can always get someone else to do it je peux toujours le faire faire par quelqu'un d'autre;

∎ I got her to talk about life in China je lui ai demandé de parler de la vie en Chine;

∎ they can't get the landlord to fix the roof ils n'arrivent pas à obtenir du propriétaire qu'il fasse réparer le toit;

∎ how do you get jasmine to grow indoors? comment peut-on faire pousser du jasmin à l'intérieur?

(c) (with past participle) (cause to be done or carried out) to get sth done/repaired faire faire/réparer qch;

∎ to get one's hair cut se faire couper les cheveux;

∎ I didn't get anything done today je n'ai rien fait aujourd'hui;

∎ it's impossible to get anything done around here (by oneself) il est impossible de faire quoi que ce soit ici; (by someone else) il est impossible d'obtenir quoi que ce soit ici

(d) (cause to come, go, move)

∎ how are you going to get this package to them? comment allez-vous leur faire parvenir ce paquet?;

∎ they eventually got all the boxes downstairs/upstairs ils ont fini par descendre/monter toutes leurs boîtes;

∎ I managed to get the old man downstairs/upstairs j'ai réussi à faire descendre/monter le vieil homme;

∎ I managed to get him away from the others j'ai réussi à l'éloigner des autres;

∎ get him away from me débarrassez-moi de lui;

∎ can you get me home? pouvez-vous me raccompagner?;

∎ they got her to the airport on time ils l'ont amenée à l'aéroport à l'heure;

∎ his friends managed to get him home ses amis ont réussi à le ramener (à la maison);

∎ how are we going to get the bike home? comment est-ce qu'on va ramener le vélo à la maison?;

∎ I got a message to them je leur ai fait parvenir un message;

∎ he can't get the children to bed il n'arrive pas à mettre les enfants au lit;

∎ I can't get my boots off/on je n'arrive pas à enlever/mettre mes bottes;

∎ we couldn't get the bed through the door nous n'avons pas pu faire passer le lit par la porte;

∎ figurative where has all this got us? où est-ce que tout ça nous a menés?;

∎ this is getting us nowhere ça ne nous mène nulle part, ça ne nous mène à rien;

∎ that won't get you very far! ça ne te servira pas à grand-chose!, tu ne seras pas beaucoup plus avancé!

D.

(a) (prepare → meal, drink) préparer;

∎ he's in the kitchen getting dinner il est à la cuisine en train de préparer le dîner;

∎ who's going to get the children breakfast? qui va préparer le petit déjeuner pour les enfants?;

∎ she got herself some breakfast elle s'est préparé un petit déjeuner

(b) (hear correctly) entendre, saisir;

∎ I didn't get his name je n'ai pas saisi son nom

(c) (establish telephone contact with)

∎ I got her father on the phone j'ai parlé à son père ou j'ai eu son père au téléphone;

∎ I couldn't get her at the office je n'ai pas pu l'avoir au bureau;

∎ did you get the number you wanted? avez-vous obtenu le numéro que vous vouliez?;

∎ get me extension 3500 passez-moi ou donnez-moi le poste 3500

(d) familiar (understand) comprendre^□, saisir^□ ;

∎ I don't get it, I don't get the point je ne comprends ou ne saisis pas, je n'y suis pas du tout;

∎ I don't get you or your meaning je ne comprends pas ce que vous voulez dire;

∎ if you get my meaning si tu vois ce que je veux dire^□ ;

∎ don't get me wrong comprenez-moi bien;

∎ I think he's got the message now je crois qu'il a compris maintenant;

∎ I don't get the joke je ne vois pas ce qui est (si) drôle^□ ;

∎ get it?, get me?, get my drift? tu saisis?, tu piges?;

∎ (I've) got it! ça y est!^□, j'y suis!^□ ;

∎ oh, I get you! ah! j'ai pigé!

(e) (take note of) remarquer;

∎ did you get his address? lui avez-vous demandé son adresse?

(f) familiar (look at) viser;

∎ get him! who does he think he is? vise un peu ce mec, mais pour qui il se prend?;

∎ get (a load of) that! vise un peu ça!

(g) familiar (listen to) écouter^□ ;

∎ get a load of this! écoute un peu ça!;

∎ get him! écoute-le, celui-là!;

E.

(a) familiar (hit) atteindre^□ ; (hit and kill) tuer^□ ;

∎ she got him in the face with a pie elle lui a jeté une tarte à la crème à la figure;

∎ the bullet got him in the back il a pris la balle ou la balle l'a atteint dans le dos;

∎ a car got him il a été tué par une voiture

(b) familiar (harm, punish)

∎ everyone's out to get me tout le monde est après moi

(c) familiar (take vengeance on) se venger de^□ ;

∎ we'll get you for this! on te revaudra ça!;

∎ I'll get him for that! je lui revaudrai ça!

(d) familiar (affect physically)

∎ the pain gets me in the back j'ai des douleurs dans le dos^□

(e) familiar (affect emotionally) émouvoir^□ ;

∎ that song really gets me cette chanson me fait vraiment quelque chose

(f) familiar (baffle, puzzle)

∎ you've got me there alors là, aucune idée

(g) familiar (irritate) énerver^□, agacer^□ ;

∎ it really gets me when you're late qu'est-ce que ça peut m'énerver quand tu es en retard!

(h) American (learn) apprendre;

∎ to get sth by heart apprendre qch par cœur

(i) archaic (beget) engendrer;

∎ to get sb with child faire un enfant à qn

(j) Radio & Television (signal, station) capter, recevoir

(k) familiar (idiom)

∎ he got his in Vietnam il est mort au Viêt Nam^□

2 intransitive verb

A.

(a) (become) devenir;

∎ I'm getting hungry/thirsty je commence à avoir faim/soif;

∎ get dressed! habille-toi!;

∎ to get fat grossir;

∎ to get married se marier;

∎ to get divorced divorcer;

∎ don't get lost! ne vous perdez pas!;

∎ how did that vase get broken? comment se fait-il que ce vase soit cassé?;

∎ he got so he didn't want to go out any more il en est arrivé à ne plus vouloir sortir;

∎ to get old vieillir;

∎ it's getting late il se fait tard;

∎ this is getting boring ça devient ennuyeux;

∎ to get used to sth/doing sth s'habituer à qch/à faire qch;

∎ familiar will you get with it! mais réveille-toi un peu!

(b) (used to form passive)

∎ to get elected se faire élire, être élu;

∎ suppose he gets killed et s'il se fait tuer?;

∎ to get drowned se noyer;

∎ we got paid last week on a été payés la semaine dernière;

∎ I'm always getting invited to parties on m'invite toujours à des soirées

(c) (with present participle) (start) commencer à, se mettre à;

∎ let's get going or moving! (let's leave) allons-y!; (let's hurry) dépêchons(-nous)!, grouillons-nous!; (let's start to work) au travail!;

∎ I'll get going on that right away je m'y mets tout de suite;

∎ I can't seem to get going today je n'arrive pas à m'activer aujourd'hui;

∎ she got talking to the neighbours elle s'est mise à discuter avec les voisins;

∎ we got talking about racism nous en sommes venus à parler de racisme;

∎ he got to thinking about it il s'est mis à réfléchir à la question

B.

(a) (go) aller, se rendre; (arrive) arriver;

∎ when did you get home? quand es-tu rentré?;

∎ it's nice to get home ça fait du bien de rentrer chez soi;

∎ how do you get to the museum? comment est-ce qu'on fait pour aller au musée?;

∎ how did you get in here? comment êtes-vous entré?;

∎ they should get here today ils devraient arriver ici aujourd'hui;

∎ how did you get here? comment es-tu venu?;

∎ how did that bicycle get here? comment se fait-il que ce vélo se trouve ici?;

∎ I took the train from Madrid to get there j'ai pris le train de Madrid pour y aller;

∎ she's successful now but it took her a while to get there elle a une bonne situation maintenant, mais ça ne s'est pas fait du jour au lendemain;

∎ he got as far as buying the tickets il est allé jusqu'à acheter les billets;

∎ I'd hoped things wouldn't get this far j'avais espéré qu'on n'en arriverait pas là;

∎ are you getting anywhere with that report? il avance, ce rapport?;

∎ now you're getting somewhere! enfin tu avances!;

∎ I'm not getting anywhere or I'm getting nowhere with this project je fais du surplace avec ce projet;

∎ we're not getting anywhere with this meeting cette réunion est une perte de temps;

∎ she won't get anywhere or she'll get nowhere if she's rude to people elle n'arrivera à rien en étant grossière avec les gens;

∎ where's your sister got to? où est passée ta sœur?;

∎ where did my keys get to? où sont passées mes clés?

(b) (move in specified direction)

∎ he got along the ledge as best he could il a avancé le long du rebord du mieux qu'il pouvait;

∎ she got behind a tree elle s'est mise derrière un arbre;

∎ to get into bed se coucher;

∎ get in or into the car! monte dans la voiture!;

∎ get over here! viens ici!;

∎ we couldn't get past the truck nous ne pouvions pas passer le camion

(c) (with infinitive) (start) commencer à, se mettre à;

∎ each city is getting to look like another toutes les grandes villes commencent à se ressembler;

∎ to get to know sb apprendre à connaître qn;

∎ we got to like her husband nous nous sommes mis à apprécier ou à aimer son mari;

∎ you'll get to like it in the end ça finira par te plaire;

∎ his father got to hear of the rumours son père a fini par entendre les rumeurs;

∎ he's getting to be known il commence à être connu, il se fait connaître;

∎ they got to talking about the past ils en sont venus ou ils se sont mis à parler du passé

(d) (become) devenir;

∎ it's getting to be impossible to find a flat ça devient impossible de trouver un appartement;

∎ she may get to be president one day elle pourrait devenir ou être président un jour;

∎ they got to be friends ils sont devenus amis

(e) (manage) réussir à;

∎ we never got to see that film nous n'avons jamais réussi à ou nous ne sommes jamais arrivés à voir ce film;

∎ I didn't get to speak to him in person je n'ai pas pu lui parler en personne

(f) familiar (be allowed to)

∎ he never gets to stay up late on ne le laisse jamais se coucher tard^□ ;

∎ I never get to drive on ne me laisse jamais conduire^□

(g) familiar (leave) se tirer;

∎ get! fous le camp!, tire-toi!

3 noun

familiar (in tennis) beau retour^□ m

➲ get about intransitive verb

(a) (be up and about, move around) se déplacer;

∎ how do you get about town? comment vous déplacez-vous en ville?;

∎ she gets about on crutches/in a wheelchair elle se déplace avec des béquilles/en chaise roulante;

∎ I don't get about much these days je ne me déplace pas beaucoup ces temps-ci

(b) (travel) voyager;

∎ I get about quite a bit in my job je suis assez souvent en déplacement pour mon travail

(c) (be socially active)

∎ she certainly gets about elle connaît beaucoup de monde

(d) (story, rumour) se répandre, circuler;

∎ the news or it got about that they were splitting up la nouvelle de leur séparation s'est répandue

➲ get across

1 intransitive verb

(a) (succeed in crossing) traverser, passer;

∎ the river was flooded but we managed to get across la rivière était en crue mais nous avons réussi à traverser

(b) (be communicated)

∎ our message is not getting across notre message ne passe pas

2 separable transitive verb

(a) (over water, street → person) faire traverser;

∎ we couldn't get the supplies across (across the river) nous ne pouvions pas faire passer les vivres de l'autre côté;

∎ it was easy to get the people across (across the border) il était facile de faire passer les gens

(b) (communicate) communiquer;

∎ I can't seem to get the idea across to them je n'arrive pas à leur faire comprendre ça;

∎ he managed to get his point across il a réussi à faire passer son message

➲ get after inseparable transitive verb

poursuivre

➲ get ahead intransitive verb

(succeed) réussir, arriver;

∎ to get ahead in life or in the world réussir dans la vie;

∎ if you want to get ahead at the office, you have to work si tu veux de l'avancement au bureau, il faut que tu travailles

➲ get along intransitive verb

(a) (fare, manage) aller;

∎ how are you getting along? comment vas-tu?, comment ça va?;

∎ she's getting along well in her new job elle se débrouille bien dans son nouveau travail;

∎ we can get along without him nous pouvons nous passer de lui ou nous débrouiller sans lui

(b) (advance, progress) avancer, progresser;

∎ the patient is getting along nicely le patient est en bonne voie ou fait des progrès

(c) (be on good terms) s'entendre;

∎ we get along fine nous nous entendons très bien, nous faisons bon ménage;

∎ she doesn't get along with my mother elle ne s'entend pas avec ma mère;

∎ she's easy to get along with elle est facile à vivre

(d) (move away) s'en aller, partir; (go) aller, se rendre;

∎ it's time for me to be getting along, it's time I was getting along il est temps que je parte;

∎ I must be getting along to the office il faut que j'aille au bureau;

∎ British get along with you! (leave) va-t'en!, fiche le camp!; familiar (I don't believe you) à d'autres!

➲ get around

1 inseparable transitive verb

(obstacle, problem) contourner; (law, rule) tourner;

∎ there's no getting around it, we'll have to tell her il n'y a pas d'autre moyen, il va falloir que nous le lui disions;

∎ there's no getting around the fact that he lied to us il reste qu'il nous a menti

2 intransitive verb

= get about

➲ get around to inseparable transitive verb

∎ she won't get around to reading it before tomorrow elle n'arrivera pas à (trouver le temps de) le lire avant demain;

∎ he finally got around to fixing the radiator il a fini par ou il est finalement arrivé à réparer le radiateur;

∎ it was some time before I got around to writing to her j'ai mis pas mal de temps avant de lui écrire

➲ get at inseparable transitive verb

(a) (reach → object, shelf) atteindre; (→ place) parvenir à, atteindre;

∎ I've put the pills where the children can't get at them j'ai mis les pilules là où les enfants ne peuvent pas les prendre;

∎ familiar just let me get at him! si jamais il me tombe sous la main!

(b) (discover) trouver;

∎ to get at the truth découvrir la vérité

(c) (mean, intend) entendre;

∎ I see what you're getting at je vois où vous voulez en venir;

∎ just what are you getting at? qu'est-ce que vous entendez par là?, où voulez-vous en venir?;

∎ what I'm getting at is why did she leave now? ce que je veux dire, c'est pourquoi est-elle partie maintenant?

(d) familiar (criticize) s'en prendre à^□, s'attaquer à^□ ;

∎ you're always getting at me tu t'en prends toujours à moi

(e) familiar (bribe, influence) acheter, suborner^□ ;

∎ the witnesses had been got at les témoins avaient été achetés

➲ get away

1 intransitive verb

(a) (leave) s'en aller, partir;

∎ she has to get away from home/her parents il faut qu'elle parte de chez elle/s'éloigne de ses parents;

∎ I was in a meeting and couldn't get away j'étais en réunion et je ne pouvais pas m'échapper ou m'en aller;

∎ will you be able to get away at Christmas? allez-vous pouvoir partir (en vacances) à Noël?;

∎ to get away from the daily grind échapper au train-train quotidien;

∎ get away from it all, come to Florida! quittez tout, venez en Floride!;

∎ she's gone off for a couple of weeks to get away from it all elle est partie quelques semaines loin de tout

(b) (move away) s'éloigner;

∎ get away from that door! éloignez-vous ou écartez-vous de cette porte!;

∎ get away from me! fichez-moi le camp!

(c) (escape) s'échapper, se sauver;

∎ the murderer got away l'assassin s'est échappé;

∎ the thief got away with all the jewels le voleur est parti ou s'est sauvé avec tous les bijoux;

∎ there's no getting away from or you can't get away from the fact that the other solution would have been cheaper on ne peut pas nier (le fait) que l'autre solution aurait coûté moins cher;

∎ you can't get away from it, there's no getting away from it c'est comme ça, on n'y peut rien

(d) British familiar (idiom)

∎ get away (with you)! à d'autres!

2 separable transitive verb

(remove → person) emmener;

∎ get that child away from the road! éloignez cet enfant de la route!;

∎ get me away from here! fais-moi sortir d'ici!;

∎ get your dog away from my garden! faites sortir votre chien de mon jardin!;

∎ they managed to get him away from the TV ils ont fini par l'arracher de devant la télévision;

∎ to get sth away from sb prendre qch à qn

➲ get away with inseparable transitive verb

∎ he got away with cheating on his taxes personne ne s'est aperçu qu'il avait fraudé le fisc;

∎ I can't believe you got away with it! je n'arrive pas à croire que personne ne t'ait rien dit!;

∎ he got away with a small fine il s'en est tiré avec une petite amende;

∎ that child gets away with murder on laisse tout faire à ce gamin;

∎ her skirt is really tiny but she gets away with it sa jupe est vraiment très courte mais elle peut se le permettre

➲ get back

1 intransitive verb

(a) (move backwards) reculer;

∎ get back! éloignez-vous!, reculez!

(b) (return) revenir, retourner;

∎ I can't wait to get back home je suis impatient de rentrer (à la maison);

∎ get back in bed! va te recoucher!, retourne au lit!;

∎ I got back in the car/on the bus je suis remonté dans la voiture/dans le bus;

∎ to get back to sleep se rendormir;

∎ to get back to work (after break) se remettre au travail; (after holiday, illness) reprendre le travail;

∎ things eventually got back to normal les choses ont peu à peu repris leur cours (normal);

∎ getting or to get back to the point pour en revenir au sujet qui nous préoccupe;

∎ let's get back to your basic reasons for leaving revenons aux raisons pour lesquelles vous voulez partir;

∎ I'll get back to you on that (call back) je vous rappelle pour vous dire ce qu'il en est; (discuss again) nous reparlerons de cela plus tard

(c) (return to political power) revenir;

∎ do you think the Democrats will get back in? croyez-vous que le parti démocrate reviendra au pouvoir?

2 separable transitive verb

(a) (recover → something lost or lent) récupérer; (→ force, strength) reprendre, récupérer; (→ health, motivation) retrouver;

∎ he got his job back il a été repris;

∎ I got back nearly all the money I invested j'ai récupéré presque tout l'argent que j'avais investi;

∎ you'll have to get your money back from the shop il faut que vous vous fassiez rembourser par le magasin

(b) (return) rendre;

∎ we have to get this book back to her il faut que nous lui rendions ce livre

(c) (return to original place) remettre, replacer;

∎ I can't get it back in the box je n'arrive pas à le remettre ou le faire rentrer dans le carton;

∎ I want to get these suitcases back down to the cellar je veux redescendre ces valises à la cave;

∎ he managed to get the children back to bed il a réussi à remettre les enfants au lit

(d) familiar (idiom)

∎ to get one's own back (on sb) se venger (de qn)^□

➲ get back at inseparable transitive verb

se venger de;

∎ he only said it to get back at him il n'a dit ça que pour se venger de lui

➲ get behind

1 intransitive verb

(gen) rester à l'arrière, se laisser distancer; Sport se laisser distancer; figurative prendre du retard;

∎ he got behind with his work il a pris du retard dans son travail;

∎ we mustn't get behind with the rent il ne faut pas qu'on soit en retard pour le loyer

2 inseparable transitive verb

(support, sympathize with) appuyer

➲ get by

1 intransitive verb

(a) (pass) passer;

∎ let me get by laissez-moi passer

(b) (be acceptable) passer, être acceptable;

∎ their work just about gets by leur travail est tout juste passable ou acceptable

(c) (manage, survive) se débrouiller, s'en sortir;

∎ how do you get by on that salary? comment tu te débrouilles ou tu t'en sors avec un salaire comme ça?;

∎ they get by as best they can ils se débrouillent ou s'en sortent tant bien que mal;

∎ we can get by without him nous pouvons nous passer de lui ou nous débrouiller sans lui

2 inseparable transitive verb

(a) (move past)

∎ can you get by the washing machine? est-ce que vous avez assez de place pour passer à côté de la machine à laver?

(b) (escape attention of → censor, editor) échapper à;

∎ her film got by the censors son film a échappé à l'attention de la censure

➲ get down

1 intransitive verb

descendre;

∎ get down off that chair! descends de cette chaise!;

∎ may I get down (from the table)? (leave the table) puis-je sortir de table?;

∎ they got down on their knees ils se sont mis à genoux;

∎ get down! (hide) couchez-vous!; (to dog) bas les pattes!

2 separable transitive verb

(a) (bring, fetch down → book from shelf etc) descendre

(b) (reduce → temperature, inflation etc) faire baisser;

∎ to get one's weight down perdre du poids

(c) (write down) noter;

∎ I didn't manage to get down what she said je n'ai pas réussi à noter ce qu'elle a dit

(d) (depress) déprimer, démoraliser;

∎ work is really getting me down at the moment le travail me déprime vraiment en ce moment;

∎ this rainy weather gets him down cette pluie lui fiche le cafard;

∎ don't let it get you down ne te laisse pas abattre

(e) (swallow) avaler, faire descendre

➲ get down to inseparable transitive verb

se mettre à;

∎ I have to get down to balancing the books il faut que je me mette à faire les comptes;

∎ it's not so difficult once you get down to it ce n'est pas si difficile une fois qu'on s'y met;

∎ he got down to working on it this morning il s'y est mis ou s'y est attelé ce matin;

∎ it's hard getting down to work after the weekend c'est difficile de reprendre le travail après le week-end;

∎ we eventually got down to details nous avons fini par en arriver aux détails;

∎ when you get down to it, there's very little difference between them en fin de compte, il y a très peu de différence entre eux

➲ get in

1 intransitive verb

(a) (into building) entrer;

∎ the thief got in through the window le cambrioleur est entré par la fenêtre;

∎ a car pulled up and she got in une voiture s'est arrêtée et elle est montée dedans;

∎ water had got in everywhere l'eau avait pénétré partout

(b) (return home) rentrer;

∎ we got in about 4 a.m. nous sommes rentrés vers 4 heures du matin

(c) (arrive) arriver;

∎ what time does your plane get in? à quelle heure ton avion arrive-t-il?

(d) (be admitted → to club) se faire admettre; (→ to school, university) entrer, être admis ou reçu;

∎ he applied to Oxford but he didn't get in il voulait entrer à Oxford mais il n'a pas pu

(e) (be elected → person) être élu; (→ party) accéder au pouvoir

(f) familiar (become involved) participer^□ ;

∎ she got in at the beginning elle est arrivée au début^□

(g) (interject) glisser;

∎ "what about me?" she managed to get in "et moi?" réussit-elle à glisser

2 separable transitive verb

(a) (fit in)

∎ I hope to get in a bit of reading on holiday j'espère pouvoir lire ou que je trouverai le temps de lire pendant mes vacances;

∎ she got in some last-minute revision before the exam elle a réussi à faire des révisions de dernière minute avant l'examen

(b) (insert) faire pénétrer;

∎ I couldn't get a word in je n'ai pas pu placer un mot, je n'ai pas pu en placer une

(c) (collect, gather → crops) rentrer, engranger; (→ debts) recouvrer; (→ taxes) percevoir

(d) (lay in)

∎ I must get in some more coal je dois faire une provision de charbon;

∎ to get in supplies s'approvisionner

(e) (call in → doctor, plumber) faire venir; (→ dog, cat) faire rentrer;

∎ shouldn't Elaine be in on this meeting? - of course, could you get her in? on n'a pas besoin d'Elaine pour cette réunion? - si, bien sûr, tu peux lui demander de venir?

(f) (hand in, submit) rendre, remettre;

∎ did you get your application in on time? as-tu remis ton dossier de candidature à temps?

(g) (cause to be admitted → to club, university) faire admettre ou accepter; (cause to be elected) faire élire

(h) (plant → seeds) planter, semer; (→ bulbs, plants) planter

(i) British familiar (pay for, stand) payer^□, offrir^□ ;

∎ he got the next round in il a payé la tournée suivante

3 inseparable transitive verb

(building) entrer dans; (vehicle) monter dans;

∎ he had just got in the door when the phone rang il venait juste d'arriver ou d'entrer quand le téléphone a sonné

➲ get in on

1 inseparable transitive verb

∎ to get in on a deal prendre part à un marché;

∎ to get in on the fun se mettre de la partie

2 separable transitive verb

faire participer à;

∎ he got me in on the deal il m'a intéressé à l'affaire

➲ get into

1 inseparable transitive verb

(a) (building) entrer dans; (vehicle) monter dans

(b) (arrive in) arriver à;

∎ we get into Madrid at 3 o'clock nous arrivons à Madrid à 3 heures;

∎ the train got into the station le train est entré en gare

(c) (put on → dress, shirt, shoes) mettre; (→ trousers, stockings) enfiler, mettre; (→ coat) endosser;

∎ she got into her clothes elle a mis ses vêtements ou s'est habillée;

∎ can you still get into your jeans? est-ce que tu rentres encore dans ton jean?

(d) (be admitted to → club, school, university) entrer dans;

∎ he'd like to get into the club il voudrait devenir membre du club;

∎ her daughter got into medical school sa fille a été admise dans ou est entrée dans une école de médecine;

∎ to get into office être élu

(e) (become involved in)

∎ he wants to get into politics il veut se lancer dans la politique;

∎ they got into a conversation about South Africa ils se sont mis à parler de l'Afrique du Sud;

∎ we got into a fight over who had to do the dishes nous nous sommes disputés pour savoir qui devait faire la vaisselle;

∎ this is not the moment to get into that ce n'est pas le moment de parler de ça

(f) familiar (take up) s'intéresser à^□ ;

∎ he got into Eastern religions il a commencé à s'intéresser aux religions orientales;

∎ it's a hard book to get into c'est un livre dans lequel il est difficile de rentrer ^□

(g) (become accustomed to)

∎ he soon got into her way of doing things il s'est vite fait ou s'est vite mis à sa façon de faire les choses

(h) (experience a specified condition or state)

∎ to get into debt s'endetter;

∎ he got into a real mess il s'est mis dans un vrai pétrin;

∎ the children were always getting into mischief les enfants passaient leur temps à faire des bêtises;

∎ I got into a real state about the test j'étais dans tous mes états à cause du test;

∎ she got into trouble with the teacher elle a eu des ennuis avec le professeur

(i) (cause to act strangely) prendre;

∎ what's got into you? qu'est-ce qui te prend?, quelle mouche te pique?;

∎ I wonder what got into him to make him act like that je me demande ce qui l'a poussé à réagir comme ça

2 separable transitive verb

(a) (insert into)

∎ to get sth into sth (faire) (r)entrer qch dans qch;

∎ to get the key into the lock mettre ou introduire la clef dans la serrure;

∎ to get an article into a paper faire accepter un article par un journal;

∎ to get an idea into one's head se mettre une idée en tête;

∎ familiar when will you get it into your thick head that I don't want to go? quand est-ce que tu vas enfin comprendre que je ne veux pas y aller?^□

(b) (cause to be admitted to → club) faire entrer à; (→ school, university) faire entrer dans;

∎ he got his friend into the club il a permis à son ami de devenir membre du club;

∎ the president got his son into Harvard le président a fait entrer ou accepter ou admettre son fils à Harvard

(c) (cause to be in a specified condition or state) mettre;

∎ she got herself into a terrible state elle s'est mis dans tous ses états;

∎ he got them into a lot of trouble il leur a attiré de gros ennuis

(d) (involve in) impliquer dans, entraîner dans;

∎ you're the one who got us into this c'est toi qui nous as embarqués dans cette histoire

(e) familiar (make interested in) faire découvrir^□ ; (accustom to) habituer à^□, faire prendre l'habitude de^□ ;

∎ he got me into jazz il m'a initié au jazz^□

➲ get in with inseparable transitive verb

(a) (ingratiate oneself with) s'insinuer dans ou s'attirer les bonnes grâces de, se faire bien voir de;

∎ they tried to get in with the new director ils ont essayé de se faire bien voir du nouveau directeur

(b) (associate with → person, group etc) fréquenter;

∎ he has got in with a new gang il n'est pas plus avec la même bande;

∎ she got in with the wrong crowd at school elle avait de mauvaises fréquentations à l'école

➲ get off

1 intransitive verb

(a) (leave bus, train etc) descendre;

∎ get off at the next stop descendez au prochain arrêt;

∎ familiar I told him where to get off! je l'ai envoyé sur les roses!, je l'ai envoyé promener!;

∎ familiar where do you get off telling me what to do? qu'est-ce qui te prend de me dicter ce que je dois faire?

(b) (depart → person) s'en aller, partir; (→ car) démarrer; (→ plane) décoller; (→ letter, parcel) partir;

∎ I have to be getting off to work il faut que j'aille au travail;

∎ figurative the project got off to a bad/good start le projet a pris un mauvais/bon départ

(c) (leave work) finir, s'en aller; (take time off) se libérer;

∎ what time do you get off? à quelle heure finissez-vous?;

∎ can you get off early tomorrow? peux-tu quitter le travail de bonne heure demain?

(d) (escape punishment) s'en sortir, s'en tirer, en être quitte;

∎ she didn't think she'd get off so lightly elle n'espérait pas s'en tirer à si bon compte;

∎ the students got off with a fine/warning les étudiants en ont été quittes pour une amende/un avertissement

(e) (let go of something) lâcher;

∎ hey! get off! that's MY book! hé! laisse ça! c'est mon livre ou c'est à moi ce livre!

(f) (go to sleep) s'endormir

2 inseparable transitive verb

(a) (leave → bus, train, plane etc) descendre de

(b) (descend from → bike, wall, chair etc) descendre de;

∎ he got off his horse il est descendu de cheval;

∎ if only the boss would get off my back si seulement le patron me fichait la paix

(c) (depart from) partir de, décamper de;

∎ get off my property fichez le camp de chez moi;

∎ get off the grass! ne marche pas sur la pelouse!;

∎ we got off the road to let the ambulance pass nous sommes sortis de la route pour laisser passer l'ambulance

(d) (let go of)

∎ get off me! laisse-moi tranquille!, lâche-moi!

(e) (escape from) se libérer de; (avoid) échapper à;

∎ she managed to get off work elle a réussi à se libérer;

∎ how did you get off doing the housework? comment as-tu fait pour échapper au ménage?

3 separable transitive verb

(a) (cause to leave, climb down) faire descendre;

∎ get the cat off the table fais descendre le chat de (sur) la table;

∎ the conductor got the passengers off the train le conducteur a fait descendre les passagers du train;

∎ figurative try to get her mind off her troubles essaie de lui changer les idées

(b) (send) envoyer, faire partir;

∎ I want to get this letter off je veux expédier cette lettre ou mettre cette lettre à la poste;

∎ she got the boys off to school elle a expédié ou envoyé les garçons à l'école;

∎ we got him off on the morning train nous l'avons mis au train du matin

(c) (remove → clothing, lid) enlever, ôter; (→ stains) faire partir ou disparaître, enlever;

∎ I can't get this ink off my hands je n'arrive pas à faire partir cette encre de mes mains;

∎ get your hands off that cake! ne touche pas à ce gâteau!;

∎ get your hands off me! ne me touche pas!;

∎ get your feet off the table! enlève tes pieds de sur la table!;

∎ figurative he'd like to get that house off his hands il aimerait bien se débarrasser de cette maison

(d) (free from punishment) tirer d'affaire; (in court) faire acquitter;

∎ he'll need a good lawyer to get him off il lui faudra un bon avocat pour se tirer d'affaire;

∎ to get sb off doing sth dispenser qn de faire qch

(e) (put to sleep) endormir;

∎ I've just managed to get the baby off (to sleep) je viens de réussir à endormir le bébé

(f) (have as holiday)

∎ to get a day/week off prendre un jour/une semaine de congé;

∎ can you get tomorrow afternoon/next week off? est-ce que tu peux prendre un congé demain après-midi/la semaine prochaine?

(g) (obtain)

∎ to get sth off sb obtenir qch de qn;

∎ I got that story off the woman next door je tiens cette histoire de la voisine;

∎ I got this cold off the woman next door la voisine m'a passé son rhume

➲ get off on inseparable transitive verb

(a) familiar (sexually)

∎ he gets off on pornographic films il prend son pied en regardant des films pornos;

∎ is that what you get off on? c'est comme ça que tu prends ton pied?;

∎ figurative he gets off on teasing people il adore taquiner les gens^□ ;

∎ I really get off on hip-hop! j'adore le hip-hop!^□

(b) very familiar drugs slang

∎ he gets off on heroin il se défonce à l'héroïne

➲ get off with inseparable transitive verb

British familiar

∎ to get off with sb faire une touche avec qn

➲ get on

1 intransitive verb

(a) (on bus, plane, train) monter; (on ship) monter à bord

(b) (fare, manage)

∎ how's your husband getting on? comment va votre mari?;

∎ how did he get on at the interview? comment s'est passé son entretien?, comment ça a marché pour son entretien?;

∎ you'll get on far better if you think about it first tout ira mieux si tu réfléchis avant

(c) (make progress) avancer, progresser;

∎ Jennifer is getting on very well in maths Jennifer se débrouille très bien en maths;

∎ how's your work getting on? ça avance, ton travail?

(d) (succeed) réussir, arriver;

∎ to get on in life or in the world faire son chemin ou réussir dans la vie;

∎ some say that in order to get on, you often have to compromise il y a des gens qui disent que pour réussir (dans la vie), il faut souvent faire des compromis

(e) (continue) continuer;

∎ we must be getting on il faut que nous partions;

∎ do you think we can get on with the meeting now? croyez-vous que nous puissions poursuivre notre réunion maintenant?;

∎ get on with your work! allez! au travail!;

∎ they got on with the job ils se sont remis au travail

(f) (be on good terms) s'entendre;

∎ my mother and I get on well je m'entends bien avec ma mère;

∎ they don't get on ils ne s'entendent pas;

∎ she's never got on with him elle ne s'est jamais entendue avec lui;

∎ to be difficult/easy to get on with être difficile/facile à vivre

(g) (grow late → time)

∎ time's getting on il se fait tard;

∎ it was getting on in the evening, the evening was getting on la soirée tirait à sa fin

(h) (grow old → person) se faire vieux (vieille);

∎ she's getting on (in years) elle commence à se faire vieille

(i) (idioms)

∎ get on with it! (continue speaking) continuez!; (continue working) allez! au travail!; (hurry up) mais dépêchez-vous enfin!;

∎ familiar get on with you! (I don't believe you) à d'autres!

2 inseparable transitive verb

(bus, train) monter dans; (plane) monter dans, monter à bord de; (ship) monter à bord de; (bed, horse, table, bike) monter sur;

∎ he got on his bike il est monté sur ou il a enfourché son vélo;

∎ get on your feet levez-vous, mettez-vous debout;

∎ how did these papers get on my desk? comment est-ce que ces papiers se sont retrouvés ou sont arrivés sur mon bureau?;

∎ figurative it took the patient a while to get (back) on his feet le patient a mis longtemps à se remettre

3 separable transitive verb

(a) (help onto → bus, train) faire monter dans; (→ bed, bike, horse, table) faire monter sur;

∎ they got him on his feet ils l'ont mis debout;

∎ figurative the doctor got her on her feet le médecin l'a remise sur pied

(b) (coat, gloves, shoes) mettre, enfiler; (lid) mettre;

∎ I can't get these trousers on any more je n'entre plus dans ce pantalon

(c) American familiar

∎ to get it on (with sb) (have sex) s'envoyer en l'air (avec qn); (fight) se friter (avec qn);

∎ to get it on (get started) s'y mettre^□

➲ get on for inseparable transitive verb

∎ the president is getting on for sixty le président approche de la soixantaine ou a presque soixante ans;

∎ it's getting on for midnight il est presque minuit, il n'est pas loin de minuit;

∎ it's getting on for three weeks since we saw her ça va faire bientôt trois semaines que nous ne l'avons pas vue;

∎ there were getting on for ten thousand demonstrators il n'y avait pas loin ou il y avait près de dix mille manifestants

➲ get onto

1 inseparable transitive verb

(a) = get on inseparable transitive verb

(b) (turn attention to)

∎ to get onto a subject or onto a topic aborder un sujet;

∎ how did we get onto reincarnation? comment est-ce qu'on en est venus à parler de réincarnation?;

∎ I'll get right onto it! je vais m'y mettre tout de suite!

(c) (contact) prendre contact avec, se mettre en rapport avec; (speak to) parler à; (call) téléphoner à, donner un coup de fil à

(d) familiar (become aware of) découvrir^□ ;

∎ the plan worked well until the police got onto it le plan marchait bien jusqu'à ce que la police tombe dessus

(e) (nag, rebuke) harceler;

∎ his father is always getting onto him to find a job son père est toujours à le harceler pour qu'il trouve du travail

(f) (be elected to)

∎ he got onto the school board il a été élu au conseil d'administration de l'école

2 separable transitive verb

(a) = get on separable transitive verb

(a)

(b) (cause to talk about) faire parler de, amener à parler de;

∎ we got him onto (the subject of) his activities in the Resistance nous l'avons amené à parler de ses activités dans la Résistance

➲ get out

1 intransitive verb

(a) (leave building, room etc) sortir; (leave vehicle) descendre; (leave organization, town) quitter;

∎ he got out of the car il est sorti de la voiture;

∎ to get out of bed se lever, sortir de son lit;

∎ you'd better get out of here tu ferais bien de partir ou sortir;

∎ get out! sortez!;

∎ get out of here! (leave) sortez d'ici!; American familiar (I don't believe it) mon œil!;

∎ to get out while the going is good partir au bon moment

(b) (go out) sortir;

∎ they don't get out much ils ne sortent pas beaucoup

(c) (be released from prison, hospital) sortir

(d) (information, news) se répandre, s'ébruiter;

∎ the secret got out le secret a été éventé

(e) (escape) s'échapper;

∎ the prisoner got out of his cell le prisonnier s'est échappé de sa cellule;

∎ he was lucky to get out alive il a eu de la chance de s'en sortir vivant

(f) American (empty)

∎ theaters were getting out les gens sortaient des théâtres

2 separable transitive verb

(a) (bring out → champagne, furniture, books, car) sortir; (person) (faire) sortir;

∎ to get a book out from the library emprunter un livre à la bibliothèque

(b) (produce, publish → book) publier, sortir; (→ list) établir, dresser

(c) (speak with difficulty) prononcer, sortir;

∎ I could barely get a word out c'est à peine si je pouvais dire ou prononcer ou sortir un mot;

∎ familiar to get out from under s'en sortir^□, s'en tirer^□

(d) (free → hostages etc) libérer

(e) (remove) enlever; (nail etc) arracher; (cork) retirer; (stain) faire disparaître

(f) Sport (in cricket → batsman) renverser le guichet à

➲ get out of

1 inseparable transitive verb

(a) (leave → building) sortir de; (car, train) descendre de;

∎ let's get out of here partons d'ici;

∎ he managed to get out of the country (criminal, refugee) il a réussi à quitter le pays;

∎ to get out of bed se lever;

∎ to get out of prison/the army sortir de prison/quitter l'armée;

∎ to get out of sb's way s'écarter du chemin de qn, faire place à qn;

∎ very familiar get the hell out of here! fiche(-moi) le camp!

(b) (avoid) éviter, échapper à; (obligation) se dérober ou se soustraire à;

∎ how did you get out of doing the dishes? comment as-tu pu échapper à la vaisselle?;

∎ he tried to get out of helping me il a essayé de se débrouiller pour ne pas devoir m'aider;

∎ we have to go, there's no getting out of it il faut qu'on y aille, il n'y a rien à faire ou il n'y a pas moyen d'y échapper;

∎ there's no getting out of it, you were the better candidate il faut le reconnaître ou il n'y a pas à dire, vous étiez le meilleur candidat

(c) (escape from)

∎ to get out of trouble se tirer d'affaire;

∎ they managed to get out of the clutches of the mafia ils ont réussi à se tirer des griffes de la mafia;

∎ how can I get out of this mess? comment puis-je me tirer de ce pétrin?

(d) (become unaccustomed to)

∎ to get out of (the habit of) doing sth perdre l'habitude de faire qch

2 separable transitive verb

(a) (take out of) sortir de;

∎ get the baby out of the house every now and then sors le bébé de temps en temps;

∎ she got a handkerchief out of her handbag elle a sorti un mouchoir de son sac à main;

∎ how many books did you get out of the library? combien de livres as-tu emprunté à ou sorti de la bibliothèque?

(b) (help to avoid)

∎ the lawyer got his client out of jail l'avocat a fait sortir son client de prison;

∎ figurative the phone call got her out of having to talk to me le coup de fil lui a évité d'avoir à me parler;

∎ he'll never get himself out of this one! il ne s'en sortira jamais!;

∎ my confession got him out of trouble ma confession l'a tiré d'affaire

(c) (extract → cork) sortir de; (→ nail, splinter) enlever de; (→ stain) faire partir de, enlever de;

∎ I can't get the cork out of the bottle je n'arrive pas à déboucher la bouteille;

∎ the police got a confession/the truth out of him la police lui a arraché une confession/la vérité;

∎ we got the money out of him nous avons réussi à obtenir l'argent de lui;

∎ I can't get anything out of him je ne peux rien tirer de lui;

∎ I can't get the idea out of my mind je ne peux pas chasser cette idée de mon esprit

(d) (gain from) gagner, retirer;

∎ to get a lot out of sth tirer (un) grand profit de qch;

∎ I didn't get much out of that class ce cours ne m'a pas apporté grand-chose, je n'ai pas retiré grand-chose de ce cours;

∎ the job was difficult but she got something out of it la tâche était difficile, mais elle y a trouvé son compte ou en a tiré profit

➲ get over

1 inseparable transitive verb

(a) (cross → river, street) traverser, franchir; (→ fence, wall) franchir, passer par-dessus

(b) (recover from → illness) se remettre de, guérir de; (→ accident) se remettre de; (→ loss) se remettre de, se consoler de;

∎ I'll never get over her je ne l'oublierai jamais;

∎ he can't get over her death il n'arrive pas à se remettre de sa mort ou disparition;

∎ we couldn't get over our surprise nous n'arrivions pas à nous remettre de notre surprise;

∎ I can't get over how much he's grown! qu'est-ce qu'il a grandi, je n'en reviens pas!;

∎ I can't get over it! je n'en reviens pas!;

∎ he couldn't get over the fact that she had come back il n'en revenait pas qu'elle soit revenue;

∎ I can't get over your having refused je n'en reviens pas que vous ayez refusé;

∎ he'll get over it! il n'en mourra pas!

(c) (master, overcome → obstacle) surmonter; (→ difficulty) surmonter, venir à bout de;

∎ they soon got over their shyness ils ont vite oublié ou surmonté leur timidité

2 separable transitive verb

(a) (cause to cross) faire traverser

(b) (communicate → idea, message) faire passer

3 intransitive verb

(a) (cross) traverser;

∎ to get over to France/America aller en France/Amérique;

∎ we'll try to get over next weekend (to visit) nous essayerons de venir vous voir le week-end prochain

(b) (idea, message) passer

➲ get over with inseparable transitive verb

(finish with) en finir avec;

∎ let's get it over with finissons-en;

∎ I expect you'll be glad to get it over with j'imagine que vous serez soulagé quand ce sera terminé

➲ get round

1 inseparable transitive verb

(a) = get around

(b) (exhibition, museum) faire le tour de; (corner) passer

2 separable transitive verb

∎ (bring, take) I'll get the books round (to you) as soon as I can je t'apporterai les livres dès que je le pourrai

3 intransitive verb

(a) = get about

(b) the doctor said she'd get round as soon as she could le docteur a dit qu'elle viendrait ou passerait dès qu'elle pourrait;

∎ I didn't manage to get round to each pupil in the class je n'ai pas réussi à m'occuper de chaque élève de la classe

➲ get round to inseparable transitive verb

= get around to

➲ get through

1 intransitive verb

(a) (reach destination) parvenir;

∎ the road was blocked and no one could get through la route était bloquée et personne ne pouvait passer;

∎ they managed to get through to the wounded ils ont réussi à parvenir jusqu'aux blessés;

∎ the letter got through to her la lettre lui est parvenue;

∎ the message didn't get through le message n'est pas arrivé;

∎ despite the crowds, I managed to get through malgré la foule, j'ai réussi à passer

(b) (candidate, student → succeed) réussir; (→ in exam) être reçu, réussir;

∎ the team got through to the final l'équipe s'est classée pour la finale

(c) (bill, motion) passer, être adopté ou voté

(d) (make oneself understood) se faire comprendre;

∎ I can't seem to get through to her elle et moi ne sommes pas sur la même longueur d'onde

(e) (contact) contacter; Telecommunications obtenir la communication;

∎ I can't get through to his office je n'arrive pas à avoir son bureau

(f) American (finish) finir, terminer;

∎ call me when you get through appelez-moi quand vous aurez ou avez fini

2 inseparable transitive verb

(a) (come through → hole, window) passer par; (→ crowd) se frayer un chemin à travers ou dans; (→ military lines) percer, franchir

(b) (survive → storm, winter) survivre à; (→ difficulty) se sortir de, se tirer de;

∎ he got through it alive il s'en est sorti (vivant)

(c) (complete, finish → book) finir, terminer; (→ job, project) achever, venir à bout de;

∎ I got through an enormous amount of work j'ai abattu beaucoup de travail;

∎ it took us one week to get through the entire play il nous a fallu une semaine pour venir à bout de la pièce

(d) (consume, use up) consommer, utiliser;

∎ we get through a litre of olive oil a week nous utilisons un litre d'huile d'olive par semaine;

∎ they got through their monthly salary in one week en une semaine ils avaient dépensé tout leur salaire du mois;

∎ he gets through eight shirts a week il salit huit chemises par semaine;

∎ we'll never get through all this food nous ne viendrons jamais à bout de toute cette nourriture

(e) (endure, pass → time) faire passer;

∎ how will I get through this without you? comment pourrai-je vivre cette épreuve sans toi?;

∎ they got through the day without a single argument ils ne se sont pas disputés une seule fois de toute la journée;

∎ the Government may have difficulty getting through another six months le gouvernement aura peut-être du mal à tenir encore six mois

(f) (exam) réussir, être reçu à

(g) (of bill, motion) passer;

∎ the bill got through both Houses le projet de loi a été adopté par les deux Chambres

3 separable transitive verb

(a) (transport, send successfully) faire parvenir;

∎ they got the food supplies through ils ont réussi à faire parvenir les provisions alimentaires (à destination);

∎ to get sth through customs (faire) passer qch à la douane;

∎ you'll never get that desk through tu n'arriveras jamais à faire passer ce bureau

(b) (transmit → message) faire passer, transmettre, faire parvenir;

∎ can you get this letter through to my family? pouvez-vous transmettre ou faire parvenir cette lettre à ma famille?

(c) (make understood)

∎ I finally got it through to him that I wasn't interested j'ai fini par lui faire comprendre que je n'étais pas intéressé;

∎ familiar when will you get it through your thick head that I don't want to go? quand est-ce que tu vas enfin comprendre que je ne veux pas y aller?^□

(d) (bill, motion) faire adopter, faire passer;

∎ the party got the bill through the Senate le parti a fait voter ou adopter le projet de loi par le Sénat

(e) (cause to succeed)

∎ it was your essay that got you through (the exam) c'est grâce à ta dissertation que tu as réussi l'examen

(f) (enable to endure)

∎ I need four cups of coffee to get me through the day il me faut mes quatre tasses de café par jour

➲ get through with inseparable transitive verb

terminer, finir

➲ get to inseparable transitive verb

(a) (reach) arriver à;

∎ where have you got to? (in book, work) où en es-tu?;

∎ it got to the point where he couldn't walk another step il en est arrivé au point de ne plus pouvoir faire un pas

(b) (deal with) s'occuper de;

∎ I'll get to you in a minute je suis à toi ou je m'occupe de toi dans quelques secondes;

∎ he'll get to it tomorrow il va s'en occuper demain

(c) familiar (have an effect on)

∎ that music really gets to me (moves me) cette musique me touche vraiment^□ ; (annoys me) cette musique me tape sur le système;

∎ don't let it get to you! ne t'énerve pas pour ça!

(d) American familiar

∎ they got to the witness (bribed) ils ont acheté le témoin; (killed) ils ont descendu le témoin

➲ get together

1 intransitive verb

(a) (meet) se réunir, se rassembler;

∎ can we get together after the meeting? on peut se retrouver après la réunion?

(b) (reach an agreement) se mettre d'accord;

∎ the committee got together on the date les membres du comité se sont entendus ou se sont mis d'accord sur la date;

∎ you'd better get together with him on the proposal vous feriez bien de vous entendre avec lui au sujet de la proposition

2 separable transitive verb

(people) réunir, rassembler; (things) rassembler, ramasser; (thoughts) rassembler;

∎ to get some money together réunir une somme d'argent;

∎ let me get my thoughts together laissez-moi rassembler mes idées;

∎ familiar to get one's act together se secouer;

∎ familiar she's really got it together (in life) elle sait ce qu'elle fait^□ ; (in job etc) elle domine son sujet^□ ;

∎ familiar I never thought he would get it together je n'aurais jamais pensé qu'il y arriverait^□

➲ get up

1 intransitive verb

(a) (arise from bed) se lever;

∎ it was 6 o'clock when we got up il était 6 heures quand nous nous sommes levés;

∎ I like to get up late on Sundays j'aime faire la grasse matinée le dimanche;

∎ get up! sors du lit!, debout!, lève-toi!

(b) (rise to one's feet) se lever, se mettre debout;

∎ she had to get up from her chair elle a été obligée de se lever de sa chaise;

∎ to get up from the table se lever ou sortir de table;

∎ get up off the floor! relève-toi!;

∎ please don't bother getting up restez assis, je vous prie

(c) (climb up) monter;

∎ they got up on the roof ils sont montés sur le toit;

∎ she got up behind him on the motorcycle elle est montée derrière lui sur la moto

(d) (of wind) se lever

(e) (to horse)

∎ get up! allez!

2 inseparable transitive verb

(stairs) monter; (ladder, tree) monter à; (hill) gravir

3 separable transitive verb

(a) (cause to rise to feet) faire lever; (awaken) réveiller

(b) (move up) monter;

∎ how are we going to get this desk up to the fifth floor? comment allons-nous monter ce bureau jusqu'au cinquième étage?;

∎ to get sb up the stairs (help climb) aider qn à monter l'escalier

(c) (generate, work up)

∎ to get up speed gagner de la vitesse;

∎ to get one's courage up rassembler son courage;

∎ I can't get up any enthusiasm for the job je n'arrive pas à éprouver d'enthousiasme pour ce travail

(d) familiar (organize → entertainment, party) organiser^□, monter^□ ; (→ petition) organiser^□ ; (→ play) monter^□ ; (→ excuse, story) fabriquer^□, forger^□

(e) (dress up) habiller; (in costume) déguiser;

∎ their children are always so nicely got up leurs enfants sont toujours si bien habillés;

∎ to get oneself up se mettre sur son trente et un

(f) familiar (study → subject) bûcher, travailler^□ ; (→ notes, speech) préparer^□

(g) very familiar (idiom)

∎ to get it up bander

➲ get up to inseparable transitive verb

(a) (do) faire;

∎ he gets up to all kinds of mischief il fait des tas de bêtises;

∎ what have you been getting up to lately? qu'est-ce que tu deviens?

(b) (reach)

∎ I've got up to chapter 5 j'en suis au chapitre 5;

∎ where have you got up to? (in book, work) où en êtes-vous?

Un panorama unique de l'anglais et du français > get
6 subir

v.

1 to go/come up (ascender) (calle, escaleras).

subió las escaleras a toda velocidad she ran up o climbed the stairs as fast as she could

subir en ascensor to go/come up in the lift o (British) elevator (United States)

subir por la escalera to go/come up the stairs

2 to lift up (poner arriba).

ayúdame a subir la caja help me get the box up; (a lo alto) help me carry the box upstairs (al piso de arriba)

3 to put up, to increase (increase) (precio, peso).

La empresa sube los precios The company increases the prices.

Me subió la calentura My fever increased.

4 to raise (alzar) (mano, bandera, voz).

El chico sube la cama The boy raises the bed.

5 to raise the pitch of (Music).

6 to go up, to rise (increase) (precio, temperatura).

subir de categoría to improve; (mejorar) to be promoted (ser ascendido)

El elevador sube The elevator climbs.

7 to get on (montar) (en avión, barco).

sube al coche get into the car

8 to rise (cooking) (crecer).

9 to walk up, to climb.

Ella subió el sendero She walked up the path.

* * *

subir

► verbo intransitivo

1 (ir hacia arriba - gen) to go up, come up; (- avión) to climb

2 (en un vehículo - coche) to get in; (autobús, avión, barco, tren) to get on, get onto

■ ¡venga, sube! go on, get in!

3 (montar - bicicleta) to get on; (- caballo) to get on, mount

4 (a un árbol) to climb up

5 figurado (elevarse, aumentar) to rise

6 figurado (categoría, puesto) to be promoted

7 figurado (cuenta) to come (a, to)

■ la deuda sube a dos mil euros the debt comes to two thoudsand euros

► verbo transitivo

1 (escaleras, calle) to go up, climb; (montaña) to climb

2 (mover arriba) to carry up, take up, bring up; (poner arriba) to put upstairs

■ súbelo arriba take it upstairs

3 (cabeza etc) to lift, raise

4 (pared) to raise

5 COSTURA to take up

■ subir un dobladillo to take up a hem

6 figurado (precio, salario, etc) to raise, put up

7 figurado (subir el volumen - voz) to raise; (- aparato) to turn up

8 figurado (color) to strengthen

► verbo pronominal subirse

1 (piso, escalera) to go up

2 (árbol, muro, etc) to climb up (a, -)

3 (en un vehículo - coche) to get in (a, -); (autobús) to get on (a, -); (avión, barco, tren) to get on (a, -), get onto (a,-)

■ ¡súbete, súbete al coche! get in, get into the car!

4 (en animales, bicicleta) to get on (a, -), mount

5 (ropa, calcetines) to pull up; (cremallera) to do up, zip up; (mangas) to roll up

\

FRASEOLOGÍA

subir a bordo to get on board

subir al trono figurado to ascend to the throne

subir como la espuma familiar to spread like wildfire

subirse por las paredes figurado to hit the roof

subírsele a uno los humos a la cabeza figurado to become conceited

subírsele algo a la cabeza figurado to go to one's head

* * *

verb

1) to increase, rise

2) raise

3) climb

•

- subir a

* * *

1. VT

1) (=levantar) [+ pierna, brazo, objeto] to lift, lift up, raise; [+ calcetines, pantalones, persianas] to pull up

sube los brazos — lift your arms (up), raise your arms

2) (=poner arriba) [llevando] to take up; [trayendo] to bring up

¿me puedes ayudar a subir las maletas? — can you help me to take up the cases?

voy a subir esta caja arriba — I'll take this box upstairs

¿puedes subir ese cuadro de abajo? — could you bring that picture up from down there?

lo subieron al portaequipajes — they put it up on the rack

lo subimos a un taxi — we put him in a taxi

3) (=ascender) [+ calle, cuesta, escalera, montaña] (=ir arriba) to go up; (=venir arriba) to come up

subió las escaleras de dos en dos — she went up the stairs two at a time

tenía problemas para subir las escaleras — he had difficulty getting up o climbing the stairs

4) (=aumentar) [+ precio, salario] to put up, raise, increase; [+ artículo en venta] to put up the price of

los taxistas han subido sus tarifas — taxi drivers have put their fares up o have raised their fares

van a subir la gasolina — they are going to put up o increase the price of petrol

5) (=elevar) [+ volumen, televisión, radio] to turn up; [+ voz] to raise

sube la radio, que no se oye — turn the radio up, I can't hear it

6) [en escalafón] [+ persona] to promote

7) (Arquit) to put up, build

subir una pared — to put up o build a wall

8) (Mús) to raise the pitch of

2. VI

1) (=ir arriba) to go up; (=venir arriba) to come up; [en un monte, en el aire] to climb

suba al tercer piso — go up to the third floor

sube, que te voy a enseñar unos discos — come up, I've got some records to show you

seguimos subiendo hasta la cima — we went on climbing till we reached the summit

estaba mirando como la mosca subía por la ventana — I watched the fly move slowly up the window

tuvimos que subir andando — we had to walk up

2) (Transportes) [en autobús, avión, tren, bicicleta, moto, caballo] to get on; [en coche, taxi] to get in

subir a un autobús/avión/tren — to get on(to) a bus/plane/train

subir a un coche — to get in(to) a car

subir a una bicicleta — to get on(to) a bike

subir a un caballo — to mount a horse, get on(to) a horse

subir a bordo — to go o get on board

3) [en el escalafón] to be promoted (a to)

nuestro objetivo es subir a primera división — our aim is to go up o be promoted to the First Division

4) (=aumentar) [precio, valor] to go up, rise; [temperatura] to rise

la gasolina ha vuelto a subir — (the price of) petrol has gone up again

sigue subiendo la bolsa — share prices are still rising

le ha subido la fiebre — her temperature has gone up o risen
tono 2)
5) (=aumentar de nivel) [río, mercurio] to rise; [marea] to come in

6) [cantidad]

subir a — to come to, total

3.

See:

subirse
SUBIR Otros verbos de movimiento ► Subir la cuesta/ la escalera {etc}, por regla general, se suele traducir por to come up o por to go up, según la dirección del movimiento (hacia o en sentido contrario al hablante), pero come y go se pueden reemplazar por otros verbos de movimiento si la oración española especifica la forma en que se sube mediante el uso de adverbios o construcciones adverbiales: Tim subió las escaleras a gatas Tim crept up the stairs El mes pasado los precios subieron vertiginosamente Prices shot up last month Para otros usos y ejemplos ver la entrada
* * *
1.
verbo intransitivo

1)

a) ascensor/persona ( alejándose) to go up; ( acercándose) to come up

hay que subir a pie — you have to walk up

ahora subo — I'll be right up

los autobuses que suben al pueblo — the buses that go up to the village

el camino sube hasta la cima — the path goes up to o leads to the top of the hill

b)

subir A algo — a autobús/tren/avión to get on o onto sth; a coche to get in o into sth; a caballo/bicicleta to get on o onto sth, to mount sth (frml)

subir a bordo — to go o get on board

c) ( de categoría) to go up; ( en el escalafón) to be promoted

han subido a primera división — they've been promoted to o they've gone up to the first division

d) ( en tenis)

subir a la red — to go up to the net

2)

a) marea to come in; aguas/río to rise

b) fiebre/tensión to go up, rise; temperatura to rise

c) leche materna to come in

3) precio/valor/cotización/salario to rise, go up
2.
subir vt

1) < montaña> to climb; < cuesta> to go up, climb; < escaleras> to go up, climb

subió corriendo la escalera — she ran upstairs

2)

a) <objeto/niño> ( llevar arriba - acercándose) to bring up; (- alejándose) to take up

voy a subir la compra — I'm just going to take the shopping upstairs

tengo que subir unas cajas al desván — I have to put some boxes up in the attic

b) <objeto/niño> ( poner más alto)

sube al niño al caballo — lift the child onto the horse

voy a subir un poco este cuadro — I'm going to put this picture up a bit higher

traía el cuello del abrigo subido — he had his coat collar turned up

c) <persiana/telón> to raise; < pantalones> to pull up

¿me subes la cremallera? — will you zip me up?, will you fasten my zipper (AmE) o (BrE) zip?

subió la ventanilla — she raised the window

d) < dobladillo> to take up; < falda> to take o turn up

3) (Inf) to upload

4)

a) <precios/salarios> to raise, put up

¿cuánto te han subido este año? — how much did your salary go up this year?

b) <volumen/radio> to turn up

sube un poco la calefacción — turn the heating o heat up a little
3.
subirse verbo pronominal

1)

a) (a coche, autobús, etc) verbo intransitivo 1 b

b) ( trepar) to climb

se subió al árbol/al muro — she climbed up the tree/(up) onto the walls

estaba subido a un árbol/caballo — he was up a tree/sitting on a horse

c) (a la cabeza, cara) (+ me/te/le etc)

el éxito se le subió a la cabeza — the success went to his head

se me subieron los colores — I went red o blushed

2) (refl) <calcetines/pantalones> to pull up

* * *

= go up, move up, raise, rise, ascend, mount, walk up, elevate, climb, bring up, zip, move down, hike up, scale, spike, crank up, get + high, move it up + a gear, notch it up + a gear, take it up + a gear, take it up + a notch, crank it up + a notch, crank it up + a gear, move it up + a notch, ratchet up, mark + Nombre + up, amp up, turn up.

Ex. Since recall goes up as precision goes down, it is clearly not possible to achieve in general a system which gives full recall at the same time as full precision.

Ex. Now we move up the chain providing index entries for each of the potentially sought terms.

Ex. The speaker said that James estimated people function at only 20% of their capacity, and concluded that they could raise this percentage considerable if they knew how to manage their time more efficiently.

Ex. If suppliers are forced out of business, there will be less software to lend and prices will rise with the lack of competition.

Ex. As she ascended the staircase to the library director's office, she tried to fathom the reason for the imperious summons.

Ex. He fully expected the director to acquiesce, for his eyebrows mounted ever so slightly.

Ex. Some of the questions to ask ourselves are will people walk up or down stairs, across quadrangles, etc just to visit the library?.

Ex. Some of the things that are said about genuine bookselling do at times seem to elevate this occupation to a level far beyond mere commerce.

Ex. Stanton felt a bit like someone who, after boasting that she could dive into water from a great height has climbed to the height and dares not jump, but knows that she must jump.

Ex. Matrix and mould were pivoted and were brought up to the nozzle of a metal pump for the moment of casting, and then swung back to eject the new-made letter.

Ex. The study investigated the use of a video to teach 3 self-help skills (cleaning sunglasses, putting on a wristwatch, and zipping a jacket) to 3 elementary students with mental disabilities.

Ex. Of the 32 institutions indicating some change in status from July 1982 to January 1983, 19 moved down in status and 13 moved up.

Ex. The government has hiked up the rate of income tax being paid by oil multinationals.

Ex. You'll be scaling walls, jumping between rooftops, swinging on ropes, hanging from pipes, sliding under 4WDs and doing anything you can to avoid those zombies.

Ex. Baby boomers are desperately trying to hold onto their salad days -- plastic surgery, vitamins and drugs like Viagra have spiked in public demand.

Ex. Refiners are cranking up diesel output to meet rising global demand.

Ex. Yes, some people with thin blood or whose pulse and blood pressure get high enough will have a nose bleed when excited.

Ex. Liverpool and Chelsea are grabbing all the headlines, but Arsenal have quietly moved it up a gear scoring 10 goals in their last three league games.

Ex. Start gently, ease yourself in by breaking the workout down into three one minute sessions until you are ready to notch it up a gear and join them together.

Ex. There was not much to separate the sides in the first ten minutes however Arsenal took it up a gear and got the goal but not without a bit of luck.

Ex. We have a good time together and we're good friends.. but I'd like to take it up a notch.

Ex. David quickly comprehended our project needs and then cranked it up a notch with impactful design.

Ex. Went for a bike ride with a mate last week, no problems so will crank it up a gear and tackle some hills in the next few weeks.

Ex. After a regular walking routine is established, why not move it up a notch and start jogging, if you haven't already.

Ex. The health department has ratcheted up efforts to prevent or slow down the spread of swine flu in schools.

Ex. Determine how much it costs to make the item, how much it costs to market that item, and then mark it up by 15-30% or more.

Ex. In order to gain strength fast, you need to immediately begin amping up your strength thermostat in your mind.

Ex. Cytokines are small proteins used to communicate messages between the immune cells in the immune system to either turn up or down the immune response.

----

* estar que + subirse + por las paredes = tear + Posesivo + hair out.

* obligar a subir el precio = force up + prices.

* subir a = board.

* subir al poder = rise to + power.

* subir al trono = ascend (to) + the throne.

* subir a un barco = board + ship.

* subir de nivel = move it up + a gear, take it up + a gear, notch it up + a gear, take it up + a notch, crank it up + a notch, crank it up + a gear, move it up + a notch.

* subir de precio = rise in + price.

* subir el listón = raise + the bar, move it up + a gear, take it up + a gear, notch it up + a gear, take it up + a notch, crank it up + a notch, crank it up + a gear, move it up + a notch.

* subir el nivel = raise + standard, raise + the bar.

* subir el precio = push + cost + up, raise + price, jack up + the price, rack up + the price.

* subir el volumen = pump up + the volume.

* subir en = ride.

* subir en bici = ride + a bike.

* subir en bicicleta = ride + a bike.

* subir exageradamente = rise + steeply.

* subir la moral = boost + Posesivo + morale, lift + morale, increase + morale, improve + morale, boost + Posesivo + confidence, bolster + confidence.

* subirle la nota a Alguien = mark + Nombre + up.

* subir ligeramente = nudge up.

* subir los impuestos = push + taxes.

* subir repentinamente = shoot up.

* subirse al autobús = get on + the bus.

* subirse al tren = jump on + the bandwagon, ride + the hype, catch + the fever.

* subírsele a la cabeza = go to + Posesivo + head.

* subírsele los colores = go + bright red.

* subírsele los humos a la cabeza = get + too big for + Posesivo + boots, get + too big for + Posesivo + breeches.

* subirse por las paredes = be beside + Reflexivo.

* subir y/o bajar = move up and/or down.

* telón + subir = curtain + rise.

* * *
1.
verbo intransitivo

1)

a) ascensor/persona ( alejándose) to go up; ( acercándose) to come up

hay que subir a pie — you have to walk up

ahora subo — I'll be right up

los autobuses que suben al pueblo — the buses that go up to the village

el camino sube hasta la cima — the path goes up to o leads to the top of the hill

b)

subir A algo — a autobús/tren/avión to get on o onto sth; a coche to get in o into sth; a caballo/bicicleta to get on o onto sth, to mount sth (frml)

subir a bordo — to go o get on board

c) ( de categoría) to go up; ( en el escalafón) to be promoted

han subido a primera división — they've been promoted to o they've gone up to the first division

d) ( en tenis)

subir a la red — to go up to the net

2)

a) marea to come in; aguas/río to rise

b) fiebre/tensión to go up, rise; temperatura to rise

c) leche materna to come in

3) precio/valor/cotización/salario to rise, go up
2.
subir vt

1) < montaña> to climb; < cuesta> to go up, climb; < escaleras> to go up, climb

subió corriendo la escalera — she ran upstairs

2)

a) <objeto/niño> ( llevar arriba - acercándose) to bring up; (- alejándose) to take up

voy a subir la compra — I'm just going to take the shopping upstairs

tengo que subir unas cajas al desván — I have to put some boxes up in the attic

b) <objeto/niño> ( poner más alto)

sube al niño al caballo — lift the child onto the horse

voy a subir un poco este cuadro — I'm going to put this picture up a bit higher

traía el cuello del abrigo subido — he had his coat collar turned up

c) <persiana/telón> to raise; < pantalones> to pull up

¿me subes la cremallera? — will you zip me up?, will you fasten my zipper (AmE) o (BrE) zip?

subió la ventanilla — she raised the window

d) < dobladillo> to take up; < falda> to take o turn up

3) (Inf) to upload

4)

a) <precios/salarios> to raise, put up

¿cuánto te han subido este año? — how much did your salary go up this year?

b) <volumen/radio> to turn up

sube un poco la calefacción — turn the heating o heat up a little
3.
subirse verbo pronominal

1)

a) (a coche, autobús, etc) verbo intransitivo 1 b

b) ( trepar) to climb

se subió al árbol/al muro — she climbed up the tree/(up) onto the walls

estaba subido a un árbol/caballo — he was up a tree/sitting on a horse

c) (a la cabeza, cara) (+ me/te/le etc)

el éxito se le subió a la cabeza — the success went to his head

se me subieron los colores — I went red o blushed

2) (refl) <calcetines/pantalones> to pull up

* * *

= go up, move up, raise, rise, ascend, mount, walk up, elevate, climb, bring up, zip, move down, hike up, scale, spike, crank up, get + high, move it up + a gear, notch it up + a gear, take it up + a gear, take it up + a notch, crank it up + a notch, crank it up + a gear, move it up + a notch, ratchet up, mark + Nombre + up, amp up, turn up.

Ex: Since recall goes up as precision goes down, it is clearly not possible to achieve in general a system which gives full recall at the same time as full precision.

Ex: Now we move up the chain providing index entries for each of the potentially sought terms.

Ex: The speaker said that James estimated people function at only 20% of their capacity, and concluded that they could raise this percentage considerable if they knew how to manage their time more efficiently.

Ex: If suppliers are forced out of business, there will be less software to lend and prices will rise with the lack of competition.

Ex: As she ascended the staircase to the library director's office, she tried to fathom the reason for the imperious summons.

Ex: He fully expected the director to acquiesce, for his eyebrows mounted ever so slightly.

Ex: Some of the questions to ask ourselves are will people walk up or down stairs, across quadrangles, etc just to visit the library?.

Ex: Some of the things that are said about genuine bookselling do at times seem to elevate this occupation to a level far beyond mere commerce.

Ex: Stanton felt a bit like someone who, after boasting that she could dive into water from a great height has climbed to the height and dares not jump, but knows that she must jump.

Ex: Matrix and mould were pivoted and were brought up to the nozzle of a metal pump for the moment of casting, and then swung back to eject the new-made letter.

Ex: The study investigated the use of a video to teach 3 self-help skills (cleaning sunglasses, putting on a wristwatch, and zipping a jacket) to 3 elementary students with mental disabilities.

Ex: Of the 32 institutions indicating some change in status from July 1982 to January 1983, 19 moved down in status and 13 moved up.

Ex: The government has hiked up the rate of income tax being paid by oil multinationals.

Ex: You'll be scaling walls, jumping between rooftops, swinging on ropes, hanging from pipes, sliding under 4WDs and doing anything you can to avoid those zombies.

Ex: Baby boomers are desperately trying to hold onto their salad days -- plastic surgery, vitamins and drugs like Viagra have spiked in public demand.

Ex: Refiners are cranking up diesel output to meet rising global demand.

Ex: Yes, some people with thin blood or whose pulse and blood pressure get high enough will have a nose bleed when excited.

Ex: Liverpool and Chelsea are grabbing all the headlines, but Arsenal have quietly moved it up a gear scoring 10 goals in their last three league games.

Ex: Start gently, ease yourself in by breaking the workout down into three one minute sessions until you are ready to notch it up a gear and join them together.

Ex: There was not much to separate the sides in the first ten minutes however Arsenal took it up a gear and got the goal but not without a bit of luck.

Ex: We have a good time together and we're good friends.. but I'd like to take it up a notch.

Ex: David quickly comprehended our project needs and then cranked it up a notch with impactful design.

Ex: Went for a bike ride with a mate last week, no problems so will crank it up a gear and tackle some hills in the next few weeks.

Ex: After a regular walking routine is established, why not move it up a notch and start jogging, if you haven't already.

Ex: The health department has ratcheted up efforts to prevent or slow down the spread of swine flu in schools.

Ex: Determine how much it costs to make the item, how much it costs to market that item, and then mark it up by 15-30% or more.

Ex: In order to gain strength fast, you need to immediately begin amping up your strength thermostat in your mind.

Ex: Cytokines are small proteins used to communicate messages between the immune cells in the immune system to either turn up or down the immune response.

* estar que + subirse + por las paredes = tear + Posesivo + hair out.

* obligar a subir el precio = force up + prices.

* subir a = board.

* subir al poder = rise to + power.

* subir al trono = ascend (to) + the throne.

* subir a un barco = board + ship.

* subir de nivel = move it up + a gear, take it up + a gear, notch it up + a gear, take it up + a notch, crank it up + a notch, crank it up + a gear, move it up + a notch.

* subir de precio = rise in + price.

* subir el listón = raise + the bar, move it up + a gear, take it up + a gear, notch it up + a gear, take it up + a notch, crank it up + a notch, crank it up + a gear, move it up + a notch.

* subir el nivel = raise + standard, raise + the bar.

* subir el precio = push + cost + up, raise + price, jack up + the price, rack up + the price.

* subir el volumen = pump up + the volume.

* subir en = ride.

* subir en bici = ride + a bike.

* subir en bicicleta = ride + a bike.

* subir exageradamente = rise + steeply.

* subir la moral = boost + Posesivo + morale, lift + morale, increase + morale, improve + morale, boost + Posesivo + confidence, bolster + confidence.

* subirle la nota a Alguien = mark + Nombre + up.

* subir ligeramente = nudge up.

* subir los impuestos = push + taxes.

* subir repentinamente = shoot up.

* subirse al autobús = get on + the bus.

* subirse al tren = jump on + the bandwagon, ride + the hype, catch + the fever.

* subírsele a la cabeza = go to + Posesivo + head.

* subírsele los colores = go + bright red.

* subírsele los humos a la cabeza = get + too big for + Posesivo + boots, get + too big for + Posesivo + breeches.

* subirse por las paredes = be beside + Reflexivo.

* subir y/o bajar = move up and/or down.

* telón + subir = curtain + rise.

* * *

subir [I1 ]

vi

A

1 «ascensor/persona» (alejándose) to go up; (acercándose) to come up

hay que subir a pie you have to walk up

ahora subo I'll be right up, I'm coming up now

voy a subir al caserío I'm going up to the farmhouse

los autobuses que suben al pueblo the buses that go up to the village

el camino sube hasta la cima the path goes up to o leads to the top of the hill

2 (a un coche) to get in; (a un autobús, etc) to get on subir A algo ‹a un autobús/un tren/un avión› to get ON o ONTO sth; ‹a un coche› to get IN o INTO sth; ‹a un caballo/una bicicleta› to get ON o ONTO sth, to mount sth ( frml)

subir a bordo to go/get on board

3 (de categoría) to go up

ha subido en el escalafón he has been promoted

han subido a primera división they've been promoted to o they've gone up to the first division

ha subido mucho en mi estima she has gone up a lot o ( frml) risen greatly in my estimation

4 ( Arg fam) to take up office/one's post

5

(en tenis): subir a la red to go up to the net

B

1 «marea» to come in; «aguas/río» to rise

las aguas no subieron de nivel the water level did not rise

2 «fiebre/tensión» to go up, rise

han subido las temperaturas temperatures have risen

3 ( Med) «leche» to come in, be produced

C «precio/valor/cotización» to rise, go up

la leche subió a 60 céntimos milk went up to sixty cents

el desempleo subió en 94.500 personas en el primer trimestre unemployment rose by 94,500 in the first quarter

ha subido el dólar con respecto al euro the dollar has risen against the euro

D ( Inf) to upload

■ subir

vt

A ‹montaña› to climb; ‹cuesta› to go up, climb

subió corriendo la escalera she ran upstairs

tiene problemas para subir la escalera he has trouble getting up o climbing the stairs

subió los escalones de dos en dos he went o walked up the stairs two at a time

B

1 ‹objeto/niño› (acercándose) to bring up; (alejándose) to take up

voy a subir la compra I'm just going to take the shopping upstairs

tengo que subir unas cajas al desván I have to put some boxes up in the attic

¿puedes subir las maletas? could you take the cases up?

sube al niño al caballo lift the child onto the horse

ese cuadro está muy bajo, ¿puedes subirlo un poco? that picture is very low, can you put it up a little higher?

traía el cuello del abrigo subido he had his coat collar turned up

2 ‹persiana/telón› to raise

¿me subes la cremallera? will you zip me up?, will you fasten my zipper ( AmE) o ( BrE) zip?

subió la ventanilla she wound the window up o closed o raised the window

ven que te suba los pantalones come here and let me pull your pants ( AmE) o ( BrE) trousers up for you

3 ‹dobladillo› to take up; ‹falda› to take o turn up

C

1 ‹precios/salarios› to raise, put up

¿cuánto te han subido este año? how much did your salary go up this year?

2 ‹volumen/radio› to turn up

sube el volumen turn the volume up

sube el tono que no te oigo speak up, I can't hear you

sube un poco la calefacción turn the heating o heat up a little

■ subirse

v pron

A

1 (a un coche, autobús, etc) subir vi A 2.

2 (trepar) to climb

se subió al muro she climbed (up) onto the wall

les encanta subirse a los árboles they love to climb trees

estaban subidos a un árbol they were up a tree

el niño se le subió encima the child climbed on top of him

3 (a la cabeza, cara) (+ me/te/le etc):

el vino enseguida se me subió a la cabeza the wine went straight to my head

el éxito se le ha subido a la cabeza success has gone to his head

noté que se me subían los colores (a la cara) I realized that I was going red o blushing

B ( refl) ‹calcetines/pantalones› to pull up

* * *

subir ( conjugate subir) verbo intransitivo
1
a) [ascensor/persona/coche] ( ir arriba) to go up;

( venir arriba) to come up;
◊ hay que subir a pie you have to walk up;

ahora subo I'll be right up;
el camino sube hasta la cima the path goes up to o leads to the top of the hill
b) subir A algo ‹a autobús/tren/avión› to get on o onto sth;

‹ a coche› to get in o into sth;
‹a caballo/bicicleta› to get on o onto sth, to mount sth (frml);
◊ subir a bordo to go o get on board

c) ( de categoría) to go up;

( en el escalafón) to be promoted
2
a) [ marea] to come in;

[aguas/río] to rise
b) [fiebre/tensión] to go up, rise;

[ temperatura] to rise
3 [precio/valor/cotización/salario] to rise, go up
verbo transitivo
1 ‹ montaña› to climb;
‹escaleras/cuesta› to go up, climb
2
a) ‹objeto/niño› ( traer arriba) to bring up;

( llevar arriba) to take up;
◊ tengo que subir unas cajas al desván I have to put some boxes up in the attic

b) ( poner más alto) ‹ objeto› to put up … (higher);

‹ cuello de prenda› to turn up:
◊ sube al niño al caballo lift the child onto the horse

c) ‹persiana/telón/ventanilla› to raise;

‹ pantalones› to pull up;
◊ ¿me subes la cremallera? will you zip me up?, will you fasten my zipper (AmE) o (BrE) zip?

d) ‹ dobladillo› to take up;

‹ falda› to take o turn up
e) (Inf) to upload

3
a) ‹precios/salarios› to raise, put up

b) ‹volumen/radio/calefacción› to turn up

subirse verbo pronominal
1
a) (a coche, autobús, etc) See Also→ subir verbo intransitivo 1b

b) ( trepar) to climb;

◊ se subió al árbol/al muro she climbed up the tree/(up) onto the wall;

estaba subido a un árbol he was up a tree
c) ( a la cabeza) (+ me/te/le etc):

◊ el éxito se le subió a la cabeza the success went to his head

2 ( refl) ‹calcetines/pantalones› to pull up;
‹ cuello› to turn up
subir
I verbo transitivo
1 (una pendiente, las escaleras) to go up
(hacia el hablante) to come up
(una montaña) to climb
2 (llevar arriba) to take up: voy a subir las cajas, I'm going to take the boxes upstairs
(hacia el hablante) to bring up
3 (elevar) to raise: sube la mano izquierda, lift your left hand
(el sueldo, la temperatura, la voz, etc) to raise: sube (el volumen de) la radio, turn the radio up
II verbo intransitivo
1 (ascender) to go up: ¿por qué no subimos a verla?, why don't we go up to see her?
(acercándose al hablante) to come up ➣ Ver nota en ir 2 (a un avión, tren, autobús) to get on o onto: subimos al tren, we boarded the train
(a un coche) to get into o in
3 (la marea, las aguas) to rise
4 (la temperatura) to rise
5 (los precios, el sueldo, etc) to rise, go up
6 (de categoría) to go up
' subir' also found in these entries:
Spanish:
A
- abrochar
- ascender
- bordo
- cajón
- cerrar
- cortante
- embarcación
- escena
- estrado
- irse
- trono
- abordar
- alto
- bien
- escalafón
- montar
- volumen
English:
aboard
- ascend
- board
- boarding card
- boarding pass
- climb
- come in
- come up
- curl
- elevate
- escalate
- flight
- get into
- get on
- go up
- hand up
- heave
- hoist
- increase
- jump on
- mount
- move up
- pile in
- push
- raise
- rise
- roll up
- send up
- sharply
- shoot up
- show up
- slope
- spiral up
- stair
- stand
- steeply
- tree
- turn up
- up
- volume
- walk up
- zip up
- air
- come
- do
- flow
- gain
- get
- go
- jump

* * *

subir

♦ vt

1. [poner arriba] [libro, cuadro] to put up;
[telón] to raise; [persiana] to roll up; [ventanilla] to wind up, to close;
he subido la enciclopedia de la primera a la última estantería I've moved the encyclopedia up from the bottom shelf to the top one;

sube el cuadro un poco move the picture up a bit o a bit higher;

¿me ayudas a subir las bolsas? could you help me take the bags up?;

ayúdame a subir la caja [a lo alto] help me get the box up;
[al piso de arriba] help me carry the box upstairs
2. [montar]
subir algo/a alguien a to lift sth/sb onto

3. [alzar] [bandera] to raise;

subir la mano to put one's hand up, to raise one's hand

4. [ascender] [calle, escaleras] to go/come up;
[escalera de mano] to climb; [pendiente, montaña] to go up;
subió las escaleras a toda velocidad she ran up o climbed the stairs as fast as she could;

subió la calle a todo correr he ran up the street as fast as he could

5. [aumentar] [precio, impuestos] to put up, to increase;
[música, volumen, radio] to turn up;
subió la voz o [m5] el tono para que se le oyera she raised her voice so she could be heard;

sube la voz o [m5]el tono, no te oigo speak up, I can't hear you;

subir el fuego de la cocina to turn up the heat;

subir la moral a alguien to lift sb's spirits, to cheer sb up

6. [hacer ascender de categoría] to promote

7. Mús to raise the pitch of

8. Fam Informát to upload

♦ vi

1. [a piso, azotea] to go/come up;

¿podrías subir aquí un momento? could you come up here a minute?;

subo enseguida I'll be up in a minute;

subir corriendo to run up;

subir en ascensor to go/come up in the Br lift o US elevator;

subir por la escalera to go/come up the stairs;

subir (a) por algo to go up and get sth;

subir a la red [en tenis] to come (in) to the net

2. [montar] [en avión, barco] to get on;
[en coche] to get in; [en moto, bicicleta, tren] to get on; [en caballo] to get on, to mount; [en árbol, escalera de mano, silla] to climb up;
subir a [coche] to get in(to);
[moto, bicicleta, tren, avión] to get on; [caballo] to get on, to mount; [árbol, escalera de mano] to climb up; [silla, mesa] to get o climb onto; [piso] to go/come up to;
subir a bordo to go on board;

es peligroso subir al tren en marcha it is dangerous to board the train while it is moving

3. [aumentar] to rise, to go up;
[hinchazón, cauce] to rise; [fiebre] to raise, to go up;
los precios subieron prices went up o rose;

subió la gasolina the price of petrol went up o rose;

el euro subió frente a la libra the euro went up o rose against the pound;

las acciones de C & C han subido C & C share prices have gone up o risen;

han subido las ventas sales are up;

este modelo ha subido de precio this model has gone up in price, the price of this model has gone up;

el coste total no subirá del millón the total cost will not be more than o over a million;

no subirá de tres horas it will take three hours at most, it won't take more than three hours;

está subiendo la marea the tide is coming in;

el jefe ha subido mucho en mi estima the boss has gone up a lot in my estimation

4. [cuenta, importe]
subir a to come o amount to

5. Culin [crecer] to rise

6. Fam [ir, venir] to come/go up;

subiré a la capital la próxima semana I'll be going up to the capital next week;

¿por qué no subes a vernos este fin de semana? why don't you come up to see us this weekend?

7. [ascender de categoría] to be promoted (a to); Dep to be promoted, to go up (a to);
el Atlético subió de categoría Atlético went up

♦ See also the pronominal verb subirse

* * *

subir

I v/t

1 cuesta, escalera go up, climb; montaña climb

2 objeto raise, lift; intereses, precio raise

II v/i

1 para indicar acercamiento come up; para indicar alejamiento go up

2 de precio rise, go up

3 a un tren, autobús get on; a un coche get in

4

:

subir al poder rise to power;

subir al trono ascend to the throne

* * *

subir vt

1) : to bring up, to take up

2) : to climb, to go up

3) : to raise

subir vi

1) : to go up, to come up

2) : to rise, to increase

3) : to be promoted

4)

subir a : to get on, to mount

subir a un tren: to get on a train

♦ See also the reflexive verb subirse

* * *

subir vb

1. (ir arriba) to go up

subí las escaleras I went up the stairs

¡sube! ¡la vista es fantástica! come up! the view is fantastic!

2. (escalar) to climb

subimos la montaña we climbed the mountain

3. (en un coche) to get in

sube al coche get in the car

4. (en un tren, autobús, avión) to get on

subió al tren he got on the train

5. (aumentar) to rise [pt. rose; pp. risen] / to go up

el precio ha subido the price has gone up

6. (llevar arriba) to take up [pt. took; pp. taken] / to put up [pt. & pp. put]

sube estos trastos al desván put these old things up in the loft

7. (incrementar) to put up [pt. & pp. put] / to raise

han subido el precio del pan they've put the price of bread up

8. (hacer más fuerte) to turn up

sube el volumen de la radio turn the radio up

Spanish-English dictionary > subir
7 arriver

arriver [aʀive]

➭ TABLE 1

━━━━━━━━━━━━━━━━━

► arriver is conjugated with être.

━━━━━━━━━━━━━━━━━

1. intransitive verb

   a. (au terme d'un voyage) to arrive

• arriver à [+ ville] to get to

• arriver en France to arrive in France

• nous sommes arrivés we're here

• le train doit arriver à 6 heures the train is due to arrive at 6 o'clock

• réveille-toi, on arrive ! wake up, we're almost there!

• arriver le premier (à une course) to come in first ; (à une soirée, une réception) to arrive first

• les premiers arrivés the first to arrive

   b. ( = approcher) [saison, nuit, personne, véhicule] to come

• arriver en courant to run up

• j'arrive ! I'm coming!

• le train arrive en gare the train is coming into the station

• l'air arrive par ce trou the air comes in through this hole

   c. ( = atteindre) arriver à to reach

• la nouvelle est arrivée jusqu'à nous the news has reached us

• le lierre arrive jusqu'au 1^er étage the ivy goes up to the 1st floor

• l'eau lui arrivait (jusqu')aux genoux the water came up to his knees

• et le problème des salaires ? -- j'y arrive and what about the wages problem? -- I'm just coming to that

• il ne t'arrive pas à la cheville he can't hold a candle to you

• arriver au pouvoir to come to power

   d. ( = réussir) arriver à (+ infinitif) to manage to

• pour arriver à lui faire comprendre qu'il a tort to get him to understand he's wrong

• il n'arrive pas à le comprendre he can't understand it

• je n'arrive pas à faire ce devoir I can't do this exercise

• tu y arrives ? how are you getting on?

• je n'y arrive pas I can't manage it

• arriver à ses fins to achieve one's ends

• il n'arrivera jamais à rien he'll never achieve anything

   e. ( = atteindre une réussite sociale) to succeed

• il se croit arrivé he thinks he's arrived (inf)

   f. ( = se produire) to happen

• c'est arrivé hier it happened yesterday

• ce sont des choses qui arrivent these things happen

• tu n'oublies jamais ? -- ça m'arrive don't you ever forget? -- yes, sometimes

• cela ne m'arrivera plus ! I won't let it happen again!

• ça devait lui arriver he had it coming to him (inf)

   g. ► en arriver à ( = finir par) to come to

• on n'en est pas encore arrivé là ! (résultat négatif) we've not reached that stage yet! ; (résultat positif) we've not got that far yet!

• on en arrive à se demander si... it makes you wonder whether...

• c'est triste d'en arriver là it's sad to be reduced to that

2. impersonal verb

• il est arrivé un accident there's been an accident

• il lui est arrivé un accident he's had an accident

• quoi qu'il arrive whatever happens

• comme il arrive souvent as often happens

► il arrive que/de

• il m'arrive d'oublier I sometimes forget

• il peut lui arriver de se tromper she does occasionally make a mistake

• il m'est arrivé plusieurs fois de le voir I have seen him or it several times

• il ne lui arrive pas souvent de mentir he doesn't often lie

* * *
aʀive
1.

verbe intransitif

1) ( parvenir) [personne, avion, lettre] to arrive; ( s'acheminer) [personne, pluie] to come

je suis arrivée avant toi — I got here before you

l'eau arrive par ce tuyau — the water comes in through this pipe

j'arrive! — I'm coming!

j'arrive de Londres — I've just come from London

arriver en courant — to come running up

arriver en tête — to come first

arriver dans les premiers — ( en compétition) to be among the first to finish; ( à une soirée) to be among the first to arrive

2) ( atteindre)

arriver à — to reach [niveau, âge, accord]; to find [solution]; to achieve [but, résultat]

arriver aux chevilles — [eau] to come up to one's ankles; [jupe] to come down to one's ankles

arriver (jusqu')à quelqu'un — [nouvelle, odeur] to reach somebody

‘qu'en est-il du chômage?’ - ‘j'y arrive’ — ‘what about unemployment?’ - ‘I'm coming to that’

3) ( réussir) ( socialement) to succeed; gén

arriver à faire — to manage to do

je n'arrive pas à faire — I can't do

je n'arrive à rien — I'm getting nowhere

arriver à ses fins — to achieve one's ends

4) ( aboutir)

en arriver à — to come to

on en arrive à des absurdités — you end up with nonsense

j'en arrive à croire que... — I'm beginning to think that...

5) ( survenir) [accident, catastrophe] to happen

ce sont des choses qui arrivent — these things happen, it's just one of those things

2.

verbe impersonnel

qu'est-il arrivé? — what happened? (à to)

que t'arrive-t-il? — what's wrong with you?

il arrive un moment où — there comes a time when

il arrive que quelqu'un fasse — sometimes somebody does

est-ce qu'il t'arrive d'y penser? — do you ever think about it?

* * *
aʀive
1. vi

1) [train, visiteur, courrier] to arrive

Est-ce qu'elle est arrivée? — Has she arrived yet?

arriver à Paris — to get to Paris, to arrive in Paris

Il arrive à Paris à 8 h. — He gets to Paris at 8., He arrives in Paris at 8.

J'arrive à l'école à huit heures. — I get to school at 8 o'clock., I arrive at school at 8 o'clock.

arriver à destination — to arrive at one's destination

j'arrive! — I'm coming!, coming!

en arriver à faire — to end up doing, to get to the point of doing

2) (= survenir) to happen

Ce sont des choses qui arrivent. — These things happen.

C'est arrivé quand? — When did it happen?

arriver à qn — to happen to sb

Qu'est-ce qui est arrivé à Christian? — What happened to Christian?

3)

arriver à (sujet chose) [date, étape] — to reach

arriver à terme [contrat] — to come to an end

arriver à échéance — to fall due

4) (= réussir)

arriver à [perfection, but] — to reach, to achieve

arriver à faire qch — to manage to do sth

J'espère que je vais y arriver. — I hope I'm going to manage it.

2. vb impers

il arrive que — it happens that

il lui arrive de faire — he sometimes does

Il m'arrive de dormir jusqu'à midi. — I sometimes sleep till midday.

* * *

arriver verb table: aimer

A vi

1 ( dans l'espace) [personne, avion, train, colis, lettre] to arrive; [nuage, pluie] to come; arriver de [personne, train, bus] to come from; arriver par [eau, gaz] to come through; arriver ensemble to arrive together; elle n'est pas encore arrivée she hasn't arrived yet; arriver à 13 h à Paris to arrive in Paris at 1 pm; arriver dans le centre ville/sur la berge to reach the town centre^GB/the bank; arriver par bateau/avion/le train to arrive by boat/plane/train; je suis arrivé chez moi I got home; j'arriverai chez toi dans l'après-midi/tard I'll get to ou arrive at your place in the afternoon/late; appelle-nous dès que tu seras arrivé give us a call as soon as you arrive ou get there; arriver en avance/en retard/à l'heure to arrive early/late/on time; arriver juste au bon moment to arrive ou come at just the right moment; je suis arrivée avant/après toi I got here before/after you; elle est arrivée au Japon en 1982 she came to Japan in 1982; dépêche-toi, le train arrive! hurry up, the train is coming!; regarde qui arrive look who's coming; le mauvais temps arrive par le nord the bad weather is coming from the north; l'eau arrive par ce tuyau the water comes in through this pipe; j'arrive! I'm coming!; j'arrive du centre ville I've just come from the city centre^GB; j'arrive de Londres I've just come from London; arriver en courant to come running up; arriver sur qn [orage, cyclone] to hit sb; [personne] to descend on sb; l'eau nous arrivait aux chevilles the water came up to our ankles, we were ankle-deep in water; l'eau arrivait au niveau de la fenêtre the water came up to the window; ma jupe m'arrive aux chevilles my skirt comes down to my ankles; arriver (jusqu')à qn [nouvelle, rumeur, odeur] to reach sb; heureusement cela n'est pas arrivé jusqu'à lui or jusqu'à ses oreilles○ luckily it didn't reach him ou his ears; arriver sur scène [chanteur, acteur] to come on stage; arriver sur le marché [personnes, produits] to come on the market;

2 ( dans le temps) arriver en tête/en queue to come first/last; en arrivant au ministère when he/she became minister; il est arrivé le premier he arrived first, he was the first to arrive; arriver dans les premiers ( en compétition) to be among the first to finish; ( à une soirée) to be among the first to arrive; de nombreux signes montrent qu'on arrive à la fin d'une période a number of signs show that we are coming to the end of an era; arriver à son terme [contrat] to expire; [projet] to come to an end; ce plan arrive au moment où this plan comes at a time when; maintenant j'arrive au problème de la drogue now, I'll come to the problem of drugs; ‘qu'en est-il du chômage?’-‘j'y arrive’ ‘what about unemployment?’-‘I'm coming to that’; tu arrives à un âge où you are getting to an age when;

3 (avec un raisonnement, après une suite d'événements) arriver à une somme to come to an amount; arriver à des résultats to achieve results; arriver à une solution to find a solution; arriver à une conclusion to come to a conclusion; arriver à un accord to reach an agreement;

4 ( réussir) arriver à faire to manage to do, to succeed in doing; je n'arrive pas à faire I can't do; il n'arrive plus à la suivre he can't keep up with her; j'essaie, mais je n'y arrive pas I'm trying, but I can't do it; je n'arrive à rien I'm getting nowhere; arriver à ses fins to achieve one's ends;

5 ( aboutir) on en arrive à des absurdités you end up with nonsense; comment peut-on en arriver là? how could it have come to this?; (parlant d'un pays, d'une économie) how did things get into that state?; j'en arrive à croire que/à me demander si… I'm beginning to think that/to wonder if…;

6 ( survenir) [accident, catastrophe] to happen; ce sont des choses qui arrivent these things happen, it's just one of those things; cela n'était pas arrivé depuis longtemps it hadn't happened for a long time; ça arrive mais c'est rare it does happen, but not very often; tout peut arriver anything can happen; ça n'arrive qu'aux autres it only happens to other people; on ne sait jamais ce qui peut arriver you never know what may happen; un accident est si vite arrivé accidents happen so easily; voilà ce qui arrive quand on ne fait pas attention that's what happens when you don't pay attention; la même chose m'est arrivée il y a un mois the same thing happened to me a month ago; tu vois, tout arrive! I told you, you should never give up hope!;

7 ( réussir socialement) [personne] to succeed; faire n'importe quoi pour arriver to do anything to succeed.

B v impers il est arrivé quelque chose something has happened (à to); il arrive toujours quelque chose something always happens; qu'est-il arrivé? what happened?; il n'est rien arrivé nothing happened; il n'arrive jamais rien ici nothing ever happens around here; il arrive un moment où there comes a time when; il arrive que qn fasse sometimes sb does; il m'arrive d'être en retard/d'aller à l'opéra sometimes I'm late/I go to the opera; est -ce qu'il arrive que le courrier se perde? does the mail ever go missing GB ou get lost?; est-ce qu'il t'arrive d'y penser? do you ever think about it?; qu'est-il arrivé à ta voiture? what happened to your car?; que t'arrive-t-il? what's wrong with you?; il m'est arrivé une chose bizarre something odd happened to me; quoi qu'il arrive whatever happens; je t'appellerai quoi qu'il arrive I'll call you whatever happens ou come what may; que peut-il arriver au pays? what can happen to the country?

[arive] verbe intransitif (aux être)

A.[DANS L'ESPACE]

1. [parvenir à destination - voyageur, véhicule, courrier] to arrive

arriver chez quelqu'un to arrive at somebody's place

arriver chez soi to get ou to arrive home

arriver au sommet to reach the summit

dès que je suis arrivé au Canada as soon as I arrived in ou got to Canada

on arrive à quelle heure? what time do we get there?

même en roulant vite ça nous fait arriver après minuit even if we drive fast we won't get there before midnight

nous sommes bientôt ou presque arrivés we're almost there

les invités vont bientôt arriver the guests will be arriving soon

qui est arrivé après l'appel? [en classe] who came in after I called the register (UK) ou called roll (US)?

être bien arrivé [personne, colis] to have arrived safely

vous voilà enfin arrivés, je m'inquiétais

a. [ici] here you are ou you've arrived at last, I was getting worried

b. [là-bas] you got there at last, I was getting worried

par où es-tu arrivée?

a. [ici] which way did you come?

b. [là-bas] which way did you go?

ils arrivent de Tokyo they've just arrived ou come from Tokyo

j'arrive tout juste de vacances I'm just back from my holidays

2. [finir - dans un classement] to come (in)

arriver le premier/dernier

a. [coureur] to come in first/last, to take first/last place

b. [invité] to arrive first/last, to be the first/last to arrive

3. [venir] to come, to approach

tu es prêt? — j'arrive tout de suite/dans une minute are you ready? — I'm coming/I'll be with you in a minute

j'arrive, j'arrive! I'm coming!

je n'ai pas vu la voiture arriver I didn't see the car (coming)

ils sont arrivés en voiture they came by car

une odeur de chocolat arrivait de la cuisine a smell of chocolate wafted in ou came from the kitchen

B.[DANS LE TEMPS]

1. [événement, jour, moment] to come

Noël arrive bientôt Christmas will soon be here ou with us

le jour arrivera où... the day will come when...

la soixantaine/retraite est vite arrivée sixty/retirement is soon here

le grand jour est arrivé! the big day's here at last!

l'aube arriva enfin dawn broke at last

2. [se produire] to happen

comment est-ce arrivé? how did it happen?

un accident est si vite arrivé! accidents will happen!

ce sont des choses qui arrivent these things happen

il s'est fait renvoyer — ça devait lui arriver he got fired — it was bound to happen

ça peut arriver à tout le monde de se tromper! everybody makes mistakes!

ça n'arrive pas qu'aux autres it's easy to think it'll never happen to you

ça ne t'arrive jamais d'être de mauvaise humeur? aren't you ever in a bad mood?

tu ne te décourages jamais? — si, ça m'arrive don't you ever get discouraged? — yes, from time to time

tu es encore en retard. Que cela ne t'arrive plus! you're late again. Don't let it happen again!

————————

[arive] verbe impersonnel

1. [venir]

il arrive un train toutes les heures there's a train every hour

2. [aventure, événement]

il est arrivé un accident there's been an accident

comme il arrive souvent en pareilles circonstances as is often the case in such circumstances

il m'est arrivé une histoire incroyable! something incredible happened to me!

s'il m'arrivait quelque chose, prévenez mon père if anything happens ou should anything happen to me, let my father know

pourvu qu'il ne lui soit rien arrivé! let's hope nothing's happened to her!

3. [se produire parfois]

il arrive que: ne peut-il pas arriver que l'ordinateur se trompe? couldn't the computer ever make a mistake?

il m'arrive parfois de le rencontrer dans la rue sometimes I meet him in the street

s'il arrivait que je sois ou fusse (soutenu) absent if I happened to be absent

————————

arriver à verbe plus préposition

1. [niveau, taille, lieu]

le bas du rideau arrive à 20 cm du sol the bottom of the curtain is 20 cm above the ground

le fil du téléphone n'arrive pas jusqu'à ma chambre the phone cord doesn't reach ou isn't long enough to reach my bedroom

des bruits de conversation arrivaient jusqu'à nous the sound of chatter reached us

ses cheveux lui arrivent à la taille her hair comes down to her waist

ma nièce m'arrive à l'épaule my niece comes up to my shoulder

la boue m'arrivait jusqu'aux genoux the mud came up to my knees, I was knee-deep in mud

2. [étape, moment, conclusion] to come to, to reach

où (en) étions-nous arrivés la semaine dernière? [dans une leçon] where did we get up to ou had we got to last week?

j'arrive à un âge où... I've reached an age when...

et ses tableaux? — j'y arrive/arrivais what about his paintings? — I'm/I was coming to that

3. [rang, résultat] to get

[succès] to achieve

tu as refait l'addition? — oui, j'arrive au même total que toi did you redo the calculations? — yes, I get the same result as you

(en usage absolu) [réussir socialement] to succeed, to be successful

si tu veux arriver if you want to get on ou to succeed in life

4. [pouvoir, réussir à]

arriver à faire quelque chose to manage to do something, to succeed in doing something

tu n'arriveras jamais à la convaincre you'll never manage to convince her, you'll never succeed in convincing her

je n'arrive pas à m'y habituer I just can't get used to it

je n'arrive pas à comprendre son refus I can't understand why he said no

je parie que tu n'y arriveras pas! I bet you won't be able to do it!

tu m'aides? je n'y arrive pas! can you help me? I can't do ou manage it!

tu n'arriveras jamais à rien you'll never get anywhere

je n'arriverai jamais à rien avec lui! I'll never be able to do anything with him!

5. (locution)

(en) arriver à quelque chose [en venir à]: comment peut-on en arriver au suicide? how can anybody get to the point of contemplating suicide?

j'en arrive à penser que... I'm beginning to think that...

j'en arrive parfois à me demander si... sometimes I (even) wonder if...

en arriver là: depuis, je ne lui parle plus — c'est malheureux d'en arriver là since then, I haven't spoken to him — it's a shame it has come to that

Dictionnaire Français-Anglais > arriver
8 strike

̈ɪstraɪk I
1. гл.
1) ударять(ся), наносить удар, бить (физически: рукой, оружием, инструментом и т.п.) He struck me on the chin. ≈ Он ударил меня в подбородок. He struck the wall with a heavy blow. ≈ Он сильно ударил по стене. to strike him a blow ≈ нанести ему удар He struck his knee with his hand. ≈ Он ударил рукой по колену. He seized a stick and struck at me. ≈ Он схватил палку и ударил по мне. (см. strike at) He struck his hand on the table. ≈ Он трахнул рукой по столу. He struck his hand against/at the wall. ≈ Он ударил(ся) рукой о стену. I struck sharply upon the glass. ≈ Я резко ударил по стеклу. to struck a gun from someone's hand ≈ выбить пистолет из чьей-л. руки The ship struck a rock. ≈ Судно наскочило на скалу/ударилось о скалу. Two ships struck in the channel. ≈ Два корабля столкнулись в канале. Syn: hit, deliver a blow/stroke to
2) пробивать, проникать сквозь что-л. а) уст. заколоть, зарубить, проткнуть( букв. и перен.) Every proof of the treachery struck like a knife into his heart. ≈ Каждое доказательство измены как нож вонзалось в его сердце. б) проникать сквозь, прорастать Trees struck roots deep into the soil. ≈ Деревни пускают корни глубоко в почву. The light strikes through the darkness. ≈ Свет пробивается сквозь темноту. в) перен. ловить на крючок, удить. the fish are striking well today ≈ рыба сегодня хорошо ловится/клюет
3) атаковать( о людях, зверях, болезнях, стихиях и т. п.;
см. также strike out) The beasts struck with their claws. ≈ Звери использовали при нападении клыки. The house had been struck with/by lightning. ≈ В дом ударила молния. Hurricane killed 275 people as it struck the island. ≈ Ураган унес 275 жизней, обрушившись на остров. The army struck at dawn. ≈ Армия атаковала на рассвете. He divided his forces, struck where there was no use in striking. ≈ Он разделил свои силы, атаковал там, где в этом не было нужды. The Duke had been stricken by paralysis. ≈ Герцога разбил паралич. to strike back ≈ нанести ответный удар, дать сдачи( at smb.) to strike the first blow ≈ быть зачинщиком to strike a blow for ≈ заступиться за within striking distance ≈ в пределах достижимости
4) поражать, производить впечатление He struck me by his knowledge. ≈ Он поразил меня своими знаниями. He always strikes students that way. ≈ Он всегда так действует на студентов. He doesn't strike me as (being) genius. ≈ Он не производит впечатления гения. The story stuck me as ridiculous. ≈ Рассказ поразил меня своей нелепостью. How does it strike you? ≈ Что вы об этом думаете? An idea suddenly struck me. ≈ Меня внезапно осенила мысль. It never struck me before. ≈ Мне это никогда еще не приходило в голову. {to }strike the eye ≈ бросаться в глаза {to }strike dumb ≈ ошарашить( кого-л.) Syn: affect, impress, touch
5) доводить (доходить) до некоторого состояния( связанного с физическим ущербом) to strike smb dead ≈ убить A great cold had struck him deaf. ≈ Сильнейшая простуда сделала его глухим. He looked stricken into stone. ≈ Он словно обратился в камень. разг.Strike me dumb! ≈ Убей меня бог! разг.And strike me Blind, but I've met him before! ≈ Чтоб я ослеп, если я его раньше не встречал! разг. Strike! Who the hell was responsible? ≈ Черт побери! Кто это сделал?
6) (связано с 5 и отчасти с
6) вселять (страх и т.п.) His appearance will strike terror into his enemies. ≈ Его появление вселяло ужас во врагов. His appearance struck her with terror. ≈ Его появление наполнило ее страхом.
7) производить действия, связанные с ударами, касаниями и т.п. а) высекать, зажигать(ся) (об огне - с помощью кремня или спички) to strike a match ≈ чиркнуть спичкой, зажечь спичку These matches are too wet to strike. ≈ Эти спички слишком сырые, чтобы зажечься. to strike a light ≈ зажечь свет( с помощью спички и т.п.) б) чеканить( монету), штамповать, печатать This medal appears to have been chased by hand and not to have been struck from a die. ≈ Эта медаль выглядит как гравированная вручную, а не штампованная. How long will it take to strike a film? ≈ Сколько времени уйдет на то, чтобы отпечатать фильм? в) извлекать звук, звучать, стучать( о сердце, пульсе), бить (о часах) to strike a chord on the piano ≈ брать аккорды на пианино His heart struck heavily when the house was visible. ≈ При виде дома сердце его забилось. It has just struck four. ≈ Только что пробило четыре. перен. Your hour has struck. ≈ Твой час пробил. перен. to strike a sour note ≈ прозвучать печальной нотой перен. to strike an incongruous note ≈ портить впечатление перен. She had now struck sixty. ≈ Ей бы сейчас стукнуло
60. Syn: (cause to) sound г) нажимать( клавиши) With one hand we strike three or four notes simultaneously. ≈ Одной рукой мы способны взять три или четыре ноты одновременно.
8) направляться, сворачивать (как правило с указанием направления: across, aside, down, forth, forward, into, over, off, to и т.п.) Instead of going by town, we had struck away northward. ≈ Вместо того, чтобы идти мимо города, мы свернули на север. Leaving the town, we now strike off towards the river. ≈ Оставив город, мы движемся к реке. The road strikes into the forest. ≈ Дорога сворачивает в лес. Road strikes away to the left. ≈ Дорога уходит влево. strike to the left ≈ поверните налево to strike a line, to strike a path ≈ двигаться в направлении( букв. и перен.)
9) а) спускать, убирать( о чем-то натянутом или поднятом: парусах, палатке и т.п.) to strike the flag, to strike one's colours ≈ опускать флаг( как знак уважения или при сдаче) б) перен. сдаваться( от to strike the flag) Captain reported that the fort had struck. ≈ Капитан доложил, что форт сдался. He would have clearly liked to stick out;
but there was something about the lot of us that meant mischief, and at last he struck (Stevenson). ≈ Он очевидно хотел бы отказаться, но было нечто столь угрожающее в большинстве из нас, что он в конце концов уступил.
10) проводить линию, чертить Strike a line from A to B. ≈ Проведи линию из A в B.
11) вычеркивать, исключать (см. также strike off, strike out) Over strong objections from the prosecutor, the judge ordered the question stricken. ≈ В связи с решительным протестом прокурора судья приказал исключить вопрос. Do you believe that the crash was an accident? Strike that. ≈ И ты веришь, что катастрофа была случайной? Это исключено!
12) сглаживать выравнивать (поверхность зерна, песка и т.п.)
13) приходить к соглашению, договариваться {to }strike a bargain ≈ договориться (о цене) {to }strike a happy medium ≈ находить компромисс
14) открыть, обнаружить, достичь желаемого (внезапно - сравни с
4) strike oil strike it rich ∙ strike aside strike at strike down strike from strike home strike in strike into strike off strike on strike out strike through strike together strike up
2. сущ.
1) удар preemptive strike ≈ упреждающий удар (ядерное нападение, опережающее удар противника)
2) открытие месторождения( нефти, руды и т. п.)
3) неожиданная удача Syn: lucky strike II
1. сущ.
1) забастовка, стачка to avert a strike ≈ предотвращать забастовку to break (up) a strike ≈ подавлять забастовку to call, organize a strike ≈ организовывать забастовку to conduct, stage a strike ≈ проводить забастовку to settle a strike ≈ урегулировать забастовку (разрешить конфликт, удовлетворить требования бастующих) strike action ≈ стачечная борьба to be on strike ≈ бастовать to go on strike ≈ объявлять забастовку general strike hunger strike quickie strike rent strike sit-down strike sympathy strike sympathetic strike token strike unofficial strike wildcat strike Syn: walkout
2) коллективный отказ( от чего-л.), бойкот buyers' strike ≈ бойкотирование покупателями определенных товаров или магазинов
2. гл. бастовать;
объявлять забастовку (for, against) The women have threatened to strike against unequal pay. ≈ Женщины выдвинули угрозу объявления забастовки по поводу нарушений, касающихся выплаты жалования. удар - * attack (авиация) удар по наземной цели - * weapon наступательное оружие - to make a * at smb. замахнуться на кого-л. (кулаком, оружием) ;
нанести удар кому-л.;
укусить /ужалить/ кого-л. (о змее) - to counter a * (военное) отражать удар - to exploit a * (военное) развивать успех (достигнутый в результате удара) (разговорное) воздушный налет удар, бой (часов) (американизм) плохой удар;
пропущенный мяч( в бейсболе) открытие месторождения( особ. золота) неожиданная удача (тж. lucky *) - a lucky * in politics политическая победа( на выборах и т. п.) (американизм) недостаток;
помеха - his racial background was a * against him его расовая принадлежность была препятствием на его пути клев - I've just got a * у меня только что клюнуло подсечка( лесы) большой улов гребок (для сгребания лишнего зерна с меры) (геология) простирание( жилы или пласта) > to have two *s against one быть в невыгодном положении ударять, бить - to * (on /upon/) the table стукнуть по столу - to * smb. ударить кого-л. - to * smb. in the face ударить кого-л. по лицу - he struck his enemy on the head он ударил своего врага по голове - to * a blow нанести удар - to * a voilent blow at smb., to * smb. a violent blow нанести кому-л. сильный удар, сильно ударить кого-л. - to * a blow aside отбить /парировать/ удар - to * back нанести ответный удар, дать сдачи - to * the first blow быть зачинщиком (в ссоре, драке) - who struck the first blow? кто начал( ссору, драку) ?, кто первый ударил? - to * a blow for smb., smth. выступить в защиту кого-л., чего-л. - we have struck a blow for freedom мы выступили в защиту свободы - to * a weapon from smb.'s hand выбить оружие из чьих-л. /у кого-л. из/ рук - to * with smth. ударить /бить/ чем-л. - he struck the nail with a hammer он ударил по гвоздю молотком - to * the hands together хлопнуть в ладоши ударяться, стукаться;
попадать - to * smth., to * on /upon, against/ smth. ударяться обо что-л., наскакивать на что-л.;
попадать во что-л. - to * the floor удариться об пол - to * a mine наскочить на мину - to * (the) bottom сесть на мель - two ships struck in midchannel два судна столкнулись в фарватере - his head struck (against) the pavement он ударился /стукнулся/ головой о тротуар - she struck her elbow against the door она ударилась локтем о дверь - the lightning struck the tree молния ударила в дерево - the light struck the windows свет упал на окна ударять (по клавишам, струнам) - to * a harp играть на арфе - to * a note взять ноту нападать - the enemy struck at dawn враг ударил на рассвете - they struck the retreating enemy они атаковали отступающего противника поражать;
сражать - to * smb. dead поразить кого-л. насмерть - to * smb. blind ослепить кого-л. - to be struck blind ослепнуть;
быть ослепленным - to * smb. dumb лишить кого-л. дара речи;
ошарашить кого-л. - I was struck dumb with amazement я онемел от удивления - the epidemic struck the country страну поразила эпидемия - to * with /by/ smth. поражать чем-л. - to be stricken by paralysis быть разбитым параличом - to * smb. to the heart поразить кого-л. в самое сердце (тж. on, upon) находить, наталкиваться, случайно встречать - to * ore открыть месторождение руды - to * water найти воду - to * oil открыть /найти/ нефтяной источник;
сделать выгодную сделку, добиться успеха;
преуспеть - to * upon an idea (случайно) напасть на мысль - to * (up) on a plan придумать план - the answer struck him suddenly внезапно он понял, в чем дело;
его осенило направляться;
поворачивать - to * across an island пересекать остров - to * into the woods направляться /сворачивать/ в лес;
углубляться в лес - to * northward направиться /повернуть/ на север - the range of hills *s southerly цепь холмов тянется к югу /в южном направлении/ - to * to the right повернуть направо - the road *s away to the left дорога круто сворачивает влево углубляться (в тему и т. п.) - to * into one's subject углубляться в свой предмет /в свою тему/ - to * out of one's subject отходить от своего предмета /от своей темы/ проникать;
пробиваться - to * through clouds пробиваться сквозь облака - sun rays struck through the fog лучи солнца пробивались сквозь туман - the wind struck through the cracks ветер проникал сквозь /задувал в/ щели - the cold struck through my clothes холод проникал сквозь мою одежду - to * (in) to the marrow пронизывать /пробирать/ насквозь /до мозга костей/ - the arrow struck through his armour стрела пробила /пронзила/ его латы достигать - to * the village достичь деревни - to * the right path выйти на нужную /правильную/ дорогу - we struck the main road мы вышли на главную дорогу - the sound struck (upon) his ear звук достиг /донесся до/ его слуха - to * soundings( морское) прийти на глубину, доступную измерению ручным лотом исключать;
отменять;
вычеркивать - * the last paragraph вычеркните последний абзац - to * smth. on the ground that there was no corroboration отменить что-л. на том основании, что это не получило подтверждения - to * a communication from the record изъять сообщение из протокола - they demanded that the book be struck off the list они потребовали исключить книгу из списка - if you disagree with anything I have written, * it through если вы не согласны с чем-л. из написанного мною, просто вычеркните это - their names have been struck through and are almost illegible их фамилии были зачеркнуты, и теперь их почти невозможно прочесть поражать, производить впечатление;
привлекать внимание - to * smb. as (being) clever производить на кого-л. впечатление умного человека;
казаться кому-л. умным - as it *s me как мне кажется - that *s me as rather silly это кажется мне довольно глупым;
это поражает меня своей глупостью - it struck me that he was not telling the truth мне показалось, что он не говорит правды - we were struck favourably with the plan план произвел на нас положительное впечатление - the room struck cold and damp комната показалась /выглядела/ холодной и сырой - his attention was struck by the unusual change его внимание было привлечено необычной переменой - she always *s strangers that way она всегда производит такое впечатление на чужих - how does it * you? что вы об этом думаете?;
как вам это нравится? - how does his playing * you? как вам нравится его игра? - to * the /one's/ eye бросаться в глаза, привлекать внимание - what a sight struck my eyes! какое зрелище открылось моим глазам! приходить в голову - a thought has struck me мне пришла( в голову) мысль;
меня осенила мысль - it struck me immediately that I had made a blunder я сразу понял, что сделал /допустил/ ошибку (американизм) (военное) служить денщиком (разговорное) неожиданно встретить - to * the name of a friend in a newspaper натолкнуться в газете на фамилию приятеля вызывать( какие-л. чувства) - to * a deep chord in smb.'s heart вызвать глубокий отклик в душе - to * a chord of memory вызвать воспоминания - to * the right note взять верный тон;
попасть в тон - to * a false note взять неправильный тон;
звучать фальшиво - to * a warning note насторожить, предупредить вселять (ужас и т. п.) - to * with awe внушать благоговейный страх - to be struck with panic быть охваченным паникой - the scream struck terror in me этот крик вселил в меня ужас - he was struck with shame ему вдруг /невольно/ стало стыдно высекать (огонь) ;
зажигать - to * a match зажечь спичку, чиркнуть спичкой - to * sparks out of flint высекать искры из кремня - to * a spark out of smb. зажечь кого-л., вызвать в ком-л. энтузиазм (электротехника) зажигать дугу зажигаться - that * only on the box спички, которые зажигаются только о коробок - the matches were too wet to * спички намокли и не зажигались бить (о часах) - this clock *s (the hours etc.) эти часы отбивают время;
это часы с боем - the clock is striking часы бьют - it has just struck four только что пробило четыре (часа) - the hour has struck пробил час, настало время - his hour has struck его час пробил - to * the bell (морское) бить склянки биться( о сердце) - his heart struck heavily when he saw his house его сердце сильно забилось, когда он увидел родной дом чеканить (монету, медаль) сделать, выбить ( бирку, ярлык) спускать( флаг) - to * the flag (морское) спускать флаг;
сдавать командование соединением;
сдаваться, покоряться убирать (паруса) - to * hull (морское) убрать все паруса и закрепить румпель в подветренном положении (в шторм) - to * a mast (морское) срубить мачту свернуть( палатки) - to * camp сниматься с бивака;
свертывать лагерь (строительство) снимать (леса) (театроведение) убирать, разбирать( декорации) ;
демонтировать( сцену) (театроведение) гасить, тушить, убавлять( свет) подводить (баланс) - to * an average выводить среднее число добиваться( равновесия) заключать( сделку) - to * a bargain заключить сделку;
прийти к соглашению, договориться - to * hands ударить по рукам, заключить сделку составлять (список и т. п.) - to * a jury составить список присяжных (давать сторонам возможность вычеркнуть одинковое количество кандидатов) - to * a committee образовать комитет подсекать( рыбу) загарпунить (кита) клевать, брать приманку ( о рыбе) кусать, жалить ( о змее) - struck by a snake укушенный змеей пускать (корни) ;
приниматься - the tree struck its roots deep дерево пустило глубокие корни укореняться, прививаться, приживаться сажать, культивировать( растения) прокрашивать (ткань, дерево) впитываться, растекаться( о краске) просаливать, пропитывать солью (мясо, рыбу) разгружать (корабль) разгружаться( морское) спускать (в трюм;
тж. * down) ровнять гребком (меру зерна) мездрить( кожу) сдирать( мездру) (специальное) отбивать черту (намеленной веревкой) - to strike at smb., smth. набрасываться /нападать/ на кого-л., что-л.;
наносить удар кому-л., чему-л.;
направлять удар на кого-л., что-л.;
(военное) наступать на кого-л., что-л. - to * at smb. with a sword нанести кому-л. удар шпагой /саблей/ - to * at the dog with a stick замахнуться на собаку палкой - I struck at the ball but missed я ударил по мячу, но промахнулся - to strike into smth. начинать что-л.;
вмешиваться во что-л. - to * into a song начинать петь, заводить песню - he struck into another song он запел /завел/ другую /новую/ песню - the orchestra struck into another waltz оркестр заиграл еще один вальс - to * into a gallop пускаться в галоп (конный спорт) - to * into a quarrel вмешаться в ссору - to * into conversation вступить в разговор - to strike smth. into smth. заставлять что-л. проникать во что-л.;
втыкать, вонзать, вколачивать что-л. во что-л. - to * the nail into the board загнать гвоздь в доску - to strike smth. into smb. вонзать что-л. в кого-л.;
давать, придавать что-л. кому-л. - to * life into smb. вдохнуть жизнь в кого-л. - to strike for smth. стремиться к чему-л., делать усилие, чтобы добиться чего-л.;
бороться, сражаться за что-л. - the futility of striking for what seems unattainable тщетность стремлений к тому, что недостижимо - to * for freedom бороться за свободу - to * vigorously for success настойчиво добиваться успеха - to strike smb. for smth. (американизм) (сленг) вымогать, выпрашивать что-л. у кого-л.;
просить, искать протекции у кого-л. - to * smb. for a loan просить кого-л. одолжить денег - he struck his friend for a job он попросил приятеля подыскать ему работу > to * an attitude принять( театральную) позу > to * at the root /at the foundation/ of smth. стремиться искоренить основу чего-л.;
вырвать что-л. с корнем;
подрывать самую основу чего-л. > to * on truth попасть в цель, найти истину, правильно угадать > to * home попасть в цель;
попасть в самую точку;
дойти до самого сердца;
брать за душу;
задевать за живое, больно задевать > to * it rich напасть на жилу;
неожиданно разбогатеть;
преуспеть > to be struck on smb. быть влюбленным в кого-л. > to * smb. all of a heap ошеломить кого-л. > to * smb. to the quick задеть кого-л. за живое > * me dead! (просторечие) разрази меня господь /гром/!;
умереть мне на этом месте! > * while the iron is hot, * the iron while it is hot (пословица) куй железо, пока горячо забастовка, стачка - all-out * всеобщая забастовка - to be on * бастовать - to go on * объявить забастовку, забастовать - sympathetic * забастовка солидарности - * movement стачечное движение - the General S. (историческое) Всеобщая стачка (в Англии в 1926 г.) - hunger * голодная забастовка;
отказ принимать пищу - the * has been called off забастовка была отменена /прекращена/ коллективный отказ (от чего-л.) ;
бойкот - buyers' * бойкотирование покупателями определенных товаров или магазинов бастовать;
объявлять забастовку - to * against long hours бастовать, добиваясь сокращения рабочего дня - to * for higher pay забастовать, чтобы добиться повышения зарплаты прекращать работу ~ приходить в голову;
an idea suddenly struck me меня внезапно осенила мысль to ~ up an acquaintance завязать знакомство;
the band struck up оркестр заиграл ~ забастовка, стачка;
to be on strike бастовать;
to go on strike объявлять забастовку, забастовать ~ коллективный отказ (от чего-л.), бойкот;
buyers' strike бойкотирование покупателями определенных товаров или магазинов call a ~ объявлять забастовку go-slow ~ забастовка, при которой снижают темп работы go-slow ~ забастовка, при которой преднамеренно замедляется темп работы ~ sl. просить, искать протекции;
he struck his friend for a job он попросил приятеля подыскать ему работу ~ бить (о часах) ;
it has just struck four только что пробило четыре;
the hour has struck пробил час, настало время;
his hour has struck его (смертный) час пробил ~ бить (о часах) ;
it has just struck four только что пробило четыре;
the hour has struck пробил час, настало время;
his hour has struck его (смертный) час пробил how does it ~ you? что вы об этом думаете?;
how does his suggestion strike you? как вам нравится его предложение? how does it ~ you? что вы об этом думаете?;
how does his suggestion strike you? как вам нравится его предложение? hunger ~ голодная забастовка illegal ~ незаконная забастовка illegal ~ неофициальная забастовка ~ бить (о часах) ;
it has just struck four только что пробило четыре;
the hour has struck пробил час, настало время;
his hour has struck его (смертный) час пробил lawful ~ правомерная забастовка ~ проникать;
пронизывать;
the light strikes through the darkness свет пробивается сквозь темноту lightning ~ спонтанная забастовка local ~ местная забастовка ~ высекать (огонь) ;
зажигать(ся) ;
to strike a match чиркнуть спичкой, зажечь спичку;
the match won't strike спичка не зажигается national one-day ~ общенациональная однодневная забастовка political ~ политическая забастовка protest ~ забастовка протеста secondary ~ забастовка во второстепенной отрасли secondary ~ забастовка на второстепенном предприятии selective ~ забастовка на ключевых участках производства to ~ the first blow быть зачинщиком;
the ship struck a rock судно наскочило на скалу sit-down ~ сидячая забастовка sit-in ~ сидячая (или итальянская) забастовка spontaneous ~ стихийная забастовка staggered ~ забастовка по скользящему графику ~ производить впечатление;
the story strikes me as ridiculous рассказ поражает меня своей нелепостью strike бастовать;
объявлять забастовку (for, against) ~ бастовать ~ бить (о часах) ;
it has just struck four только что пробило четыре;
the hour has struck пробил час, настало время;
his hour has struck его (смертный) час пробил ~ бойкот ~ вселять (ужас и т. п.) ~ высекать (огонь) ;
зажигать(ся) ;
to strike a match чиркнуть спичкой, зажечь спичку;
the match won't strike спичка не зажигается ~ добираться, достигать ~ забастовка, стачка;
to be on strike бастовать;
to go on strike объявлять забастовку, забастовать ~ забастовка ~ коллективный отказ (от чего-л.), бойкот;
buyers' strike бойкотирование покупателями определенных товаров или магазинов ~ коллективный отказ ~ мера емкости( разная в разных районах Англии) ~ вчт. нажать ~ вчт. нажимать ~ найти;
наткнуться на, случайно встретить;
to strike the eye бросаться в глаза;
to strike oil открыть нефтяной источник;
перен. достичь успеха;
преуспевать ~ направляться (тж. strike out) ;
strike to the left поверните налево ~ неожиданная удача (тж. lucky strike) ~ объявлять забастовку ~ открытие месторождения (нефти, руды и т. п.) ~ открытие месторождения ~ подводить (баланс), заключать (сделку) ~ подводить (баланс) ;
заключать (сделку) ;
to strike an average выводить среднее число ~ подсекать (рыбу) ;
strike at наносить удар, нападать;
strike down свалить с ног, сразить;
strike in вмешиваться( в разговор) ~ поражать, сражать;
to strike dumb лишить дара слова;
ошарашить (кого-л.) ~ приходить в голову;
an idea suddenly struck me меня внезапно осенила мысль ~ производить впечатление;
the story strikes me as ridiculous рассказ поражает меня своей нелепостью ~ проникать;
пронизывать;
the light strikes through the darkness свет пробивается сквозь темноту ~ sl. просить, искать протекции;
he struck his friend for a job он попросил приятеля подыскать ему работу ~ геол. простирание жилы или пласта ~ пускать (корни) ~ ровнять гребком (меру зерна) ~ сажать ~ спускать (флаг) ;
убирать (паруса и т. п.) ;
to strike camp, to strike one's tent сняться с лагеря ~ стачка, забастовка ~ стачка ~ удар ~ ударять (по клавишам, струнам) ~ (struck;
struck, уст. stricken) ударять(ся) ;
бить;
to strike a blow нанести удар;
to strike back нанести ответный удар, дать сдачи ~ ударять(ся), бить ~ чеканить, выбивать ~ амер. sl. шантажировать, вымогать ~ (struck;
struck, уст. stricken) ударять(ся) ;
бить;
to strike a blow нанести удар;
to strike back нанести ответный удар, дать сдачи to ~ a blow (for smb., smth.) выступить в защиту (кого-л., чего-л.) ~ upon напасть на (мысль) ;
to strike a note вызвать определенное впечатление ~ attr. забастовочный, стачечный;
strike action стачечная борьба to ~ (smb.) all of a heap ошеломлять( кого-л.) to ~ home больно задеть, задеть за живое;
to strike hands ударить по рукам;
to strike an attitude принять (театральную) позу ~ any key вчт. нажмите любую клавишу ~ подсекать (рыбу) ;
strike at наносить удар, нападать;
strike down свалить с ног, сразить;
strike in вмешиваться (в разговор) ~ attr. забастовочный, стачечный;
strike action стачечная борьба ~ (struck;
struck, уст. stricken) ударять(ся) ;
бить;
to strike a blow нанести удар;
to strike back нанести ответный удар, дать сдачи ~ спускать (флаг) ;
убирать (паруса и т. п.) ;
to strike camp, to strike one's tent сняться с лагеря ~ подсекать (рыбу) ;
strike at наносить удар, нападать;
strike down свалить с ног, сразить;
strike in вмешиваться (в разговор) ~ поражать, сражать;
to strike dumb лишить дара слова;
ошарашить (кого-л.) to ~ home больно задеть, задеть за живое;
to strike hands ударить по рукам;
to strike an attitude принять (театральную) позу to ~ home больно задеть, задеть за живое;
to strike hands ударить по рукам;
to strike an attitude принять (театральную) позу to ~ home попасть в цель ~ подсекать (рыбу) ;
strike at наносить удар, нападать;
strike down свалить с ног, сразить;
strike in вмешиваться (в разговор) ~ into вонзать ~ into вселять (ужас и т. п.) ~ into направляться, углубляться ~ into начинать;
to strike into a gallop пускаться в галоп ~ into начинать;
to strike into a gallop пускаться в галоп to ~ it rich напасть на жилу to ~ it rich преуспевать;
to strike out a new line for oneself выработать для себя новую линию поведения (теорию и т. п.) ~ off вычитать( из счета) ~ off вычеркивать ~ off делать( что-л.) быстро и энергично ~ off полигр. отпечатывать ~ off отрубать( ударом меча, топора) ~ найти;
наткнуться на, случайно встретить;
to strike the eye бросаться в глаза;
to strike oil открыть нефтяной источник;
перен. достичь успеха;
преуспевать ~ спускать (флаг) ;
убирать (паруса и т. п.) ;
to strike camp, to strike one's tent сняться с лагеря ~ out выбрасывать ~ out вычеркивать ~ out вычеркнуть ~ out делать рабочий чертеж ~ out изобрести, придумать;
to strike out a new idea изобрести новый план ~ out изобретать ~ out набрасывать план ~ out придумывать ~ out энергично двигать руками и ногами (при плавании) ;
to strike out for the shore быстро поплыть к берегу ~ out изобрести, придумать;
to strike out a new idea изобрести новый план to ~ it rich преуспевать;
to strike out a new line for oneself выработать для себя новую линию поведения (теорию и т. п.) ~ out энергично двигать руками и ногами (при плавании) ;
to strike out for the shore быстро поплыть к берегу ~ out pleadings признавать состязательные бумаги противной стороны, не имеющие юридического значения ~ найти;
наткнуться на, случайно встретить;
to strike the eye бросаться в глаза;
to strike oil открыть нефтяной источник;
перен. достичь успеха;
преуспевать to ~ the first blow быть зачинщиком;
the ship struck a rock судно наскочило на скалу ~ the iron while it is hot посл. куй железо, пока горячо ~ through зачеркивать;
strike up начинать ~ направляться (тж. strike out) ;
strike to the left поверните налево ~ through зачеркивать;
strike up начинать to ~ up an acquaintance завязать знакомство;
the band struck up оркестр заиграл ~ upon достигать (о звуке) ~ upon напасть на (мысль) ;
to strike a note вызвать определенное впечатление ~ upon падать на( о свете) ~ upon придумывать (план) sympathetic ~ забастовка солидарности sympathy ~ = sympathetic strike sympathetic: ~ сочувственный;
полный сочувствия;
вызванный сочувствием;
sympathetic strike забастовка солидарности sympathy ~ = sympathetic strike sympathy ~ забастовка солидарности token ~ символическая забастовка unauthorized ~ неразрешенная забастовка wildcat ~ забастовка, не санкционированная профсоюзом wildcat ~ незаконная забастовка wildcat ~ неофициальная забастовка wildcat ~ несанкционированная забастовка wildcat ~ стихийная забастовка wildcat: ~ незаконный, не соответствующий договору, несанкционированный;
wildcat strike забастовка, проведенная рабочими без разрешения профсоюза work-to-rule ~ итальянская забастовка work-to-rule ~ работа строго по правилам

Большой англо-русский и русско-английский словарь > strike
9 go

1. [gəʋ] n (pl goes [gəʋz]) разг.
1. ход, ходьба; движение

come and go - хождение туда и сюда /взад и вперёд/

the boat rolled gently with the come and go of small waves - лодка мягко покачивалась на мелких волнах

to be on the go - быть в движении /в работе/

I've been on the go since daybreak - я спозаранку на ногах

he is always on the go - он всегда в движении; он никогда не сидит без дела

he has two books on the go at the moment - в настоящее время он работает (одновременно) над двумя книгами

2. обстоятельство, положение; неожиданный поворот дел

a capital go - очень приятное дело

a near go - опасное /рискованное/ положение; ≅ быть на волосок от гибели /провала, разорения и т. п./

here's a pretty go!, what a go! - ≅ весёленькая история!, хорошенькое дельце!

it's a queer /rum/ go - странное дело

3. попытка

to have a go at - попытаться, рискнуть, попытать счастья

she was staying for another go - она осталась, чтобы сделать ещё одну попытку

let's have another go at this problem - давай ещё раз попробуем разобраться в этом деле

he had several goes at the examination before he passed - он не смог сдать экзамен с первого захода

4. 1) приступ

she had a bad go of flu - у неё был тяжёлый грипп

2) порция ( еды или вина)

3) что-л. выполненное за один раз

5. сделка, соглашение

it's a go! - идёт!, по рукам, решено!, договорились!

6. разг. энергия, воодушевление; рвение; увлечение

full of go - полон энергии

the children are full of go - у детей много энергии

there's no go about him - он вялый

there is plenty of go in this music - это очень темпераментная музыка

a brief go at drawing - кратковременное увлечение рисованием

7. разг. успех; удача; успешное предприятие

to make a go of it - амер. добиться успеха, преуспеть

he is convinced that he can make a go of it - он уверен, что добьётся в этом деле успеха

no go - бесполезный, безнадёжный

the plan is no go - план никуда не годится

it's no go! - не пойдёт!, невозможно!

8. редк. походка

9. ход ( в игре); бросок ( в спортивных играх)

it's their go - сейчас их очередь

10. карт. «мимо» ( возглас игрока в криббидж)

♢ to give smb. the go - дать кому-л. сигнал или разрешение действовать; ≅ дать «добро»

quite /all/ the go - последний крик моды; предмет всеобщего увлечения

first go - первым делом, сразу же

at a go - сразу, зараз

the great [little] go - студ. последний [первый] экзамен на степень бакалавра гуманитарных наук ( в Кембридже и Оксфорде)

from the word go - с самого начала

he was a drag on me from the word go - с самого начала он был для меня обузой
2. [gəʋ] a амер. разг.
быть в состоянии готовности; работать (безотказно) (об аппаратуре и т. п.)

all systems are go - все системы работают нормально

you are go for landing - ≅ разрешается посадка

she was suddenly in a go condition - она внезапно почувствовала, что готова ко всему
3. [gəʋ] v (went; gone)
I

1. идти, ходить

to go slowly [quickly] - идти медленно [быстро]

to go slow - а) идти медленно, не торопиться; б) быть осмотрительным; [ср. тж. ♢ ]

to go along the road - идти по дороге

cars go on the road - по дороге едут /ездят/ машины

to go upstairs [downstairs] - подыматься [спускаться] по лестнице

they went over the river - они перешли /переправились через/ реку

she went to buy some food - она отправилась за провизией

he went to visit /to see/ her - он пошёл навестить /проведать/ её

to go to the doctor - пойти к врачу

to go in single file [in pairs] - идти по одному [парами]

we can talk as we go - мы можем разговаривать на ходу

you go first - а) вы идите первым /вперёд/; б) проходите, пожалуйста; в) ваш первый ход

who goes there? - кто идёт? ( оклик часового)

2. направляться, следовать; ехать, поехать

to go to the window - подойти к окну

to go to the country - поехать за город /в деревню, на дачу/ [см. тж. ♢ ]

to go abroad - поехать за границу [см. тж. ♢ ]

he is going abroad - он едет за границу

to go to France [to London] - поехать во Францию [в Лондон]

to go on a journey - поехать в путешествие; совершать путешествие

they went for a trip to Windsor - они поехали на экскурсию в Виндзор

he goes to the South every year - каждый год он ездит на юг

to go for a ride /a drive/ - поехать /отправиться/ на прогулку (особ. верхом, на велосипеде, в автомобиле)

to go for a walk - пойти (по)гулять

let's go for a swim - пойдём купаться

the bus goes to London - автобус идёт в Лондон

to go to a meeting - пойти на собрание

to go on a visit - поехать /отправиться/ с визитом; поехать погостить

to go to a party - пойти в гости /на вечеринку, на вечер/

to go on a tour - а) отправиться /пуститься/ в путешествие; б) отправляться на гастроли /в турне/

to go (some) places - амер. разг. ездить /ходить/ по разным местам

3. 1) ездить, путешествовать, передвигаться (каким-л. способом)

to go by land [by water] - ехать по суше [по воде]

to go by air - лететь самолётом

to go by train [by bus, by tram, by rail, by steamer] - ехать поездом [автобусом, трамваем, по железной дороге, пароходом]

to go by aeroplane - лететь самолётом

to go in a carriage [in a motor-car, in a ship, in a tram, in a trolley-bus] - ехать в экипаже [в автомобиле, на пароходе, в трамвае, в троллейбусе]

to go on foot - ходить /идти/ пешком

to go on horseback - ехать верхом (на лошади)

2) ходить, курсировать

the steamer goes twice a week - пароход ходит два раза в неделю

4. 1) уходить, уезжать

we came at six and went at nine - мы пришли в шесть, а ушли в девять

it is time for us to go - нам пора уходить /идти, уезжать/

we must go at one o'clock - мы должны уйти в час

I'll be going now - ну, я пошёл

I must be going now, I must be gone - теперь мне нужно уходить

she is gone - она ушла /уехала/, её нет

after I go - после моего ухода

the guests are all gone - все гости ушли

don't go yet - побудь ещё немного

be gone!, get you gone! - уходи!

2) отходить, отправляться

when does the train go? - когда отходит поезд?

the train goes from platform 5 - поезд отходит от платформы №5

one, two, three - go!, ready, steady, go! - внимание... приготовиться... марш!

5. 1) двигаться, быть в движении

I'd prefer to sit the way the train is going - я бы предпочёл сидеть по ходу поезда

to set smth. going - привести что-л. в движение

2) двигаться с определённой скоростью

the train was going (at) fifty miles an hour - поезд шёл со скоростью 50 миль в час

the car's going too fast - машина едет слишком быстро

to go at full drive /tilt/ - идти полным ходом

6. 1) работать, действовать, функционировать (о машине и т. п.)

that clock doesn't go - эти часы не ходят

my watch is going too fast [slow] - мои часы слишком спешат [отстают]

the engine went beautifully all day - весь день машина работала превосходно

the motor won't go - мотор не заводится

how do I make the washing machine go? - как включить стиральную машину?

this kept the factory going - благодаря этому фабрика продолжала работать

you must keep the fire going - тебе нужно поддерживать огонь

mails go slow - почта работает медленно

the engine goes by electricity - двигатель работает на электричестве

my heart was going at a tremendous rate - сердце у меня сильно билось

2) жить, действовать, функционировать ( о человеке)

he manages to keep going - он как-то тянет, ему удаётся держаться

7. 1) тянуться, проходить, пролегать, простираться

the boundary goes along the river - граница проходит вдоль реки

mountains that go from east to west - горы, тянущиеся /простирающиеся/ с востока на запад

how far does the road go? - далеко ли тянется эта дорога?

this road goes to London - эта дорога ведёт в Лондон

2) дотягиваться; доходить

the park goes down to the river - парк простирается до реки

I want a rope that will go from the top window to the ground - мне нужна верёвка, которую можно опустить с верхнего этажа до земли

this belt won't go around her waist - этот пояс на ней не сойдётся

the wound does not go very deep - рана не очень глубокая

8. 1) протекать, проходить

time goes quickly - время идёт быстро /летит/

vacation goes quickly - не успеваешь оглянуться, а отпуск кончился

much time has gone since that day - с того дня прошло много времени

there is another hour to go - осталось ждать ещё час

summer is going - лето проходит

2) протекать; завершаться каким-л. образом

how is the evening going? - как проходит вечер?

how did the interview go? - как прошло интервью?

I hope all goes well with you - надеюсь, что у вас всё хорошо

if all goes well with us - если у нас всё будет благополучно

how did the voting go? - как завершилось голосование?; каковы результаты голосования?

the play went well - пьеса имела успех

nobody knows how matters will go - никто не знает, как пойдут дела

what made the party go? - что обеспечило успех вечера?

9. 1) исчезать; проходить

the clouds have gone - тучи рассеялись

money goes easily - деньги тают

the pain has gone - боль прошла

all hope is gone - исчезли все надежды

2) исчезнуть, пропасть

his hat has gone - у него исчезла /пропала/ шляпа

the key has gone somewhere - ключ куда-то запропастился

where's my pen? It's gone (off my desk) - где моя ручка? Она исчезла (с моего стола)

10. распространяться; передаваться

a rumour went through the office - по учреждению прошёл слух

the story went all over the town - история обошла весь город

11. передаваться (по телеграфу и т. п.)

telegrams go by wire - телеграммы передаются по проводам

this message will go by mail /by post, in the post/ - это сообщение пойдёт по почте

12. иметь хождение, быть в обращении

13. (обыкн. to) идти (на что-л.); брать на себя (что-л.); решаться (на что-л.)

to go to a lot of [great] trouble to do smth. - приложить много [массу] усилий, чтобы сделать что-л.

do not go to any trouble - не затрудняйте себя

he will not even go to the trouble of doing that - он не захочет даже и попытаться сделать это

to go to great expense - пойти на большие расходы

to go so far as to say that! - дойти до того, чтобы сказать это!

14. 1) податься; рухнуть; сломаться, расколоться

the platform went - трибуна рухнула /обрушилась/

first the sail went and then the mast - сперва подался парус, а затем и мачта

there goes another button! - ну вот, ещё одна пуговица отлетела!

the fuse [bulb] went - перегорела пробка [лампочка]

the engine in the old car finally went - мотор в старой машине окончательно пришёл в негодность

this stuff goes at the folds - эта материя быстро протирается на сгибах

2) потерпеть крах, обанкротиться

the bank may go any day - крах банка ожидается со дня на день

3) отменяться, уничтожаться

this clause of the bill will have to go - эта статья законопроекта должна быть отменена /не должна быть принята/

whatever is not done yet must simply go - всё, что не сделано, придётся оставить как есть

4) (обыкн. с must, can, have to) отказываться; избавляться

the car must go, we can't afford it - от машины придётся отказаться, она нам не по карману

15. 1) быть расположенным, следовать в определённом порядке

the names go in alphabetical order - фамилии идут по алфавиту

to forget how holidays go - забыть последовательность праздников

2) храниться, находиться (где-л.); становиться ( на определённое место)

where is this carpet to go? - куда постелить этот ковёр?

the shirts go in the second drawer - рубашки лежат во втором ящике

this book goes on the top shelf - эта книга всегда стоит на верхней полке

3) (into, under) умещаться, укладываться (во что-л.)

the thread is too thick to go into the needle - нитка слишком толстая, чтобы пролезть в иголку

the book will not go into my pocket - книга не влезет в мой карман

the trunk will go under the bed - чемодан уместится под кроватью

how many pints go into a gallon? - сколько пинт содержится в одном галлоне?

4) (обыкн. to) равняться

twelve inches go to one foot - один фут равняется двенадцати дюймам

twenty shillings go to one pound - в фунте стерлингов двадцать шиллингов

six into twelve goes twice - шесть содержится в двенадцати два раза

three into two won't go - два не делится на три

16. заканчиваться определённым результатом

I don't know whether the case goes for me or against me - я не знаю ещё, удастся ли мне выиграть процесс

which way will the decision go? - как всё решится?

17. 1) гласить, говорить

I don't exactly remember how the words go - я точно не помню, как это там сказано

the agreement goes as follows - в соглашении говорится следующее

how does the story go? - что там дальше в рассказе?

the story goes that he was murdered - говорят, что его убили

as the story goes - как рассказывают

as the saying goes - как говорится

2) звучать (о мелодии и т. п.)

the tune goes something like this... - вот как, примерно, звучит этот мотив

how does that song go? - напомните мне мотив этой песни

ducks go❝quack❞ - утки делают «кряк-кряк»

the guns went❝boom❞ - «бабах!» грохнули пушки [см. тж. III А 2, 4)]

18. 1) звонить

I hear the bells going - я слышу, как звонят колокола

the bell has gone - уже был звонок

2) бить, отбивать время

it has just gone six - только что пробило шесть

19. умирать, гибнуть

she is gone - она погибла, она умерла

my grandmother went peacefully in the night - моя бабушка тихо скончалась ночью

after George went, she moved into a smaller house - когда Джордж умер, она переехала в дом поменьше

he is dead and gone - разг. он уже в могиле

20. 1) пройти, быть принятым

what he says goes - его предложения принимаются

this plan will not go - план не будет принят

2) быть приемлемым

your plan goes - твой план годится

here anything goes - разг. здесь всё сойдёт; здесь ты можешь делать, что твоей душе угодно

21. разг. выдерживать, терпеть

he cannot go such doctrines - он терпеть не может подобных доктрин

I can't go modern art - я не признаю современное искусство

22. справляться, одолевать

I can't go another mouthful - я больше ни глотка ( или куска) не могу съесть

23. ходить определённым шагом

to go narrow [wide] - идти узким [широким] шагом ( о лошади)

to go above the ground - уст. ходить, высоко подымая ноги

24. спариваться

II А

1. 1) участвовать ( в доле)

to go halves [shares, snacks, амер. fifty-fifty, уст. snips], to go share and share alike - делить поровну /пополам/; принять участие наравне (с кем-л.)

2) амер. разг. ставить (какую-л. сумму); рисковать (какой-л. суммой)

how much do you go? - а) сколько вы ставите?; б) на сколько вы спорите?

he went a hundred dollars - он поставил сто долларов

I'll go you a shilling - держу с вами пари на один шиллинг

2. 1) пропадать, слабеть (о слухе, сознании и т. п.)

my sight is going - я теряю зрение

his strength is going - его силы иссякают

his mind is going - его рассудок слабеет

my voice has gone because of my cold - от простуды я потеряла голос /у меня сел голос/

she's far gone - она очень плоха

2) разг. износиться ( об одежде)

my shoes are gone - у меня порвались туфли

these shoes are going - эти ботинки уже дышат на ладан

the jacket has gone at the elbows - пиджак прохудился в локтях

3. редк.

1) сохраняться ( о пище)

butter goes better in the refrigerator - масло сохраняется лучше в холодильнике

2) носиться (о ткани, одежде и т. п.)

astrakhan goes very long - каракуль носится очень долго

4. быть ритмичными ( о стихах)

5. получать ( пособие)

to go on the parish - получать приходское пособие по бедности, жить за счёт прихожан

to go on the dole - получать пособие по бедности; перейти на пособие

to go on the relief fund - получать пособие из фонда помощи

II Б

1. to be going to do smth.

1) собираться, намереваться сделать что-л.

I am going to speak to her - я намереваюсь поговорить с ней

he is going to tell us a story - он собирается рассказать нам что-то

we were going to France but we changed our minds - мы хотели поехать во Францию, но передумали

she is going to spend holidays at a rest-home - она решила провести свои каникулы в доме отдыха

she is going to have her own way - она намерена действовать по-своему

he is not going to be cheated - он не допустит, чтобы его обманули

2) ожидаться (о каком-л. событии)

she's going to have a baby - у неё будет ребёнок

I'm going to be sick! - меня сейчас вырвет!

she felt she was going to be ill - она чувствовала, что заболевает

it is going to rain - собирается дождь

there are going to be apples for dessert - на третье будут яблоки

2. to go and do smth. разг. взять да сделать что-л.; пойти и сделать что-л.

go and see - пойди посмотри

go and shut the door - пойди закрой дверь

to go and fetch smb., smth. - сходить за кем-л., чем-л.

he went and got married - он взял да и женился

you've gone and torn my dress - ну вот, вы порвали мне платье

there now! if I haven't gone and lost my ticket! - и надо же было мне потерять билет!

3. to go about smth. /doing smth./

1) заниматься чем-л.

to go about one's business - заниматься своими обычными делами

she went about her work with energy - она энергично занималась своими делами

we must go about it carefully - а) это надо делать осторожно; б) за это надо браться осторожно

2) приниматься за что-л.

how does one go about getting seats? - что нужно делать, чтобы достать билеты /места/?

he didn't know how to go about building a boat - он не знал, как подступиться к строительству лодки

4. to go at smth. энергично взяться за что-л.

to go at a hard task - энергично взяться за трудное дело

let's go at this problem in a different way - давайте попробуем решить эту проблему по-другому

he went at his breakfast as if he'd never eaten for a week - он набросился на завтрак так, будто не ел целую неделю

5. to go at smb. набрасываться, бросаться на кого-л.

he went at me with his fists - он набросился на меня с кулаками

our dog went at the postman - наша собака набросилась на почтальона

6. to go against smth.

1) двигаться против чего-л.

to go against the tide - плыть против течения [см. тж. ♢ ]

2) идти вразрез с чем-л., противоречить чему-л.

it goes against my principles - это противоречит моим принципам

she went against her mother's wishes - она не послушалась своей матери; она поступила наперекор своей матери

3) юр. оспаривать что-л.; спорить против чего-л.

7. to go against smb. быть против кого-л.; не подходить кому-л.

fate goes against us - судьба против нас

it goes against me - это противно мне, это противоречит моим убеждениям

his appearance goes against him - у него очень невыигрышная внешность

the case may go against you - решение суда может быть не в вашу пользу

8. to go behind smth. пересматривать, рассматривать заново, изучать (основания, данные)

to go behind the evidence - проанализировать показания

9. to go beyond smth. выходить за пределы чего-л., превышать что-л.

to go beyond one's orders - превышать полномочия

10. to go by /on/ smth.

1) судить по чему-л.

to go by appearances - судить по внешности

if this is anything to go by - насколько можно по этому судить

that's nothing to go by - по этому судить нельзя

2) руководствоваться чем-л., следовать чему-л.

I go by the barometer - я руководствуюсь барометром

to go by the directions - руководствоваться инструкциями

it is a good rule to go by - вот хорошее правило, которым следует руководствоваться

don't go by that old map - не следует доверять этой старой карте

I shall go entirely by what the doctor says - я буду делать всё, что говорит врач

we were just going on what you yourself had said - мы как раз действовали в соответствии с тем, что вы сами говорили

that's all the police had to go on to catch the killer - вот и все улики, которые были у полиции и по которым она должна была поймать убийцу

11. to go after smth., smb. домогаться чего-л., кого-л.

to go after a job - добиваться места

to go after a prize - вступить в борьбу за призовое место

to go after pleasure - искать удовольствий

he is going after Jane - он ухаживает /бегает/ за Джейн

12. to go for smb.

1) разг. наброситься, обрушиться на кого-л.

suddenly the lion went for his keeper - внезапно лев набросился на служителя

the speaker went for the profiteers - оратор обрушился на спекулянтов

my wife went for me because I was late for dinner - жена выругала меня за то, что я опоздал к обеду

2) слыть кем-л.; быть принятым за кого-л.

he went for an old man among the youth - молодёжь принимала его за старика /считала его стариком/

3) разг. увлекаться кем-л.; влюбиться в кого-л.

I don't go for men of his type - мне такие мужчины, как он, не нравятся

he goes for her in a big way - он здорово втюрился в неё

13. to go for smth.

1) разг. заменить что-л., сойти за что-л.

this synthetic material may easily go for pure wool - эта искусственная ткань может легко сойти за чистую шерсть

2) стремиться к чему-л.; добиваться чего-л.

will you go for the prize? - ты будешь бороться за призовое место?

when you offer him sweets he goes for the biggest one - когда ему предлагают конфеты, он всегда тянется за самой большой

3) увлекаться чем-л.

do you go for modern music? - вы любите современную музыку?

the public goes for his ideas - его идеи привлекают общественность

14. to go for /at/ á certain sum of money продаваться по определённой цене

to go for a dollar - продаваться за доллар

to go for nothing - продаваться за бесценок [см. тж. II Б 15]

the books went for a shilling [for so little] - книги были проданы за шиллинг [так дёшево]

this goes for one shilling - это стоит один шиллинг

there were good coats going at £50 - по 50 фунтов продавали хорошие пальто

going for £10!, going!, going!, gone! - продаётся за 10 фунтов!, 10 фунтов - раз!, 10 фунтов - два!, 10 фунтов - три! продано (за 10 фунтов)

15. to go to /in/ smth. расходоваться, уходить на что-л.

half our money goes on food and clothes for the children - половина наших денег уходит на еду и одежду для детей

his time goes in watching television - он всё своё время тратит на телевизор

to go for nothing - пропасть, уйти впустую [см. тж. II Б 14]

16. to go to smth., smb.

1) обращаться к чему-л., на кого-л.

his hand went to his gun - его рука потянулась за револьвером

his eyes went to her - он взглянул на неё, он обратил свой взгляд на неё

2) прибегать к помощи; обращаться (к кому-л.)

to go to law /to court/ - обращаться в суд

to go to law with smb. - возбуждать дело в суде против кого-л.

you should go to the president - вам следует обратиться к председателю

go to Aristotle for that - вам следовало бы посмотреть у Аристотеля

to go to facts - обратиться к фактам

17. to go to smth. становиться кем-л.

to go to the bar - стать юристом

to go to sea - стать моряком

to go to the stage - стать актёром, пойти в актёры

to go to the streets - стать проституткой, пойти на панель

to go to school - ходить в школу; стать учеником, учиться в школе

to go to college [to the university] - стать [быть] студентом, учиться в колледже [в университете]

18. to go to smb.

1) быть проданным кому-л.

the house went to the one who made the highest offer - дом продали тому, кто предложил самую высокую цену

going to the gentleman in the third row! going, going, gone! - продано джентльмену в третьем ряду! продано - раз!, продано - два!, продано - три!

2) доставаться кому-л.

the first prize goes to you - вам присуждается первая премия

19. to go through smth.

1) тщательно, пункт за пунктом разбирать что-л.

let's go through the arguments again - давайте снова разберём все доводы

2) проделать, сделать что-л.

to go through a ceremony - совершить обряд

to go through one's exercises - сделать упражнения

let's go through the rehearsal without any interruptions - давайте проведём репетицию без всяких помех

3) пройти, быть принятым где-л. (о проекте, предложении)

the plan must go through several stages - план должен пройти несколько инстанций

4) испытывать что-л., подвергаться чему-л.

they went through many hardships - они испытали немало трудностей

to go through a serious operation - перенести серьёзную операцию

the country has gone through too many wars - эта страна перенесла слишком много войн

5) выдержать столько-то изданий ( о книге)

the book went through ten editions - книга выдержала десять изданий

6) обыскивать, обшаривать что-л.

he went through his pockets looking for the key - он обыскал все карманы в поисках ключа

7) растратить, израсходовать (состояние, деньги и т. п.)

he quickly went through his fortune [his savings] - он быстро растратил /промотал/ своё состояние [свои сбережения]

20. to go into smth.

1) тщательно разбирать что-л., вникать во что-л.; расследовать, рассматривать что-л.

to go deeply into a question - глубоко исследовать вопрос

to go into details /particulars/ - вдаваться в подробности

he went into an explanation - он пустился в объяснения

2) избирать (профессию и т. п.)

to go into politics - избрать политическое поприще

to go into business - избрать карьеру делового человека; стать дельцом

to go into the army - стать военным

to go into Parliament [into the Cabinet] - стать членом парламента [кабинета министров]

to go into films - посвятить себя кино

3) вступить в организацию, стать членом общества

4) надевать

she goes into woollen stockings in September - с сентября она начинает носить шерстяные чулки

to go into mourning - облачиться в траур

she went into mourning for a whole year - она целый год соблюдала траур

21. to go before /to/ smb., smth.

1) предстать перед кем-л., чем-л.

you will go before the board of directors - вы предстанете перед советом директоров

2) передавать на рассмотрение кому-л., чему-л.

your suggestion will go before the committee - о вашем предложении доложат комиссии

can this question go direct to the minister? - нельзя ли этот вопрос поставить непосредственно перед министром?

22. to go with smb.

1) сопровождать кого-л., идти вместе с кем-л.

shall I go with you? - хотите я пойду с вами?

2) быть заодно, соглашаться с кем-л.

I can't go with you on that - в этом я не могу согласиться с вами

23. to go with smth.

1) подходить к чему-л., гармонировать с чем-л.; соответствовать чему-л.

the blue scarf goes well with your blouse - этот голубой шарф красиво сочетается с вашей блузкой

salt doesn't go with tea - соль не подают к чаю

2) относиться к чему-л., быть связанным с чем-л.

five acres of land go with the house - продаётся дом с прилегающим к нему участком в пять акров

3) быть связанным с чем-л.; соответствовать чему-л.

many cares go with it - с этим связано много хлопот

the salary that goes with an office - жалованье, соответствующее занимаемой должности

24. to go without smth.

1) обходиться без чего-л.

to go without supper - обходиться без ужина

2) не иметь чего-л.

to go without money - не иметь денег, быть без денег

25. to go by /under/ á name быть известным под каким-л. именем

to go by /under/ the name of... - быть известным под именем...

he went under a pseudonym - он был известен под псевдонимом, он носил псевдоним

she went under a false name - она скрывалась под чужим именем

26. to go under smb.'s name приписываться кому-л. ( об авторстве)

that play generally goes under the name of Shakespeare - обычно эту пьесу приписывают Шекспиру

27. 1) to go to make up smth. составлять что-л., входить в состав чего-л.

items which go to make up the total - пункты, из которых складывается целое

2) to go to the making of smth., smb. быть необходимым для чего-л., кого-л.

what qualities go to the making of a pilot? - какие качества необходимы пилоту?

dressings that go to making a good salad - приправа, необходимая, чтобы приготовить вкусный салат

28. to go into á state приходить в какое-л. состояние

to go into a rage - приходить в ярость

to go into hysterics - впадать в истерику

29. to go into á condition входить в какое-л. положение

to go into anchor - мор. становиться на якорь

to go into the assault - воен. идти в атаку

to go into bivouac - воен. располагаться биваком

to go into the curve - а) войти в поворот ( бег); б) входить в вираж ( велоспорт)

30. ... as smth., smb. goes... как что-л. заведено...;... как другие

he is not bad as cooks go - как повар он не так уж плох

as things go - разг. при сложившихся обстоятельствах, как это водится, в нынешних условиях

it's cheap as these things go - по нынешним временам это дёшево

that's not bad as things go - при существующем положении вещей это не так уж плохо

31. to go to show that... свидетельствовать

it all goes to show that he cannot be trusted - всё это свидетельствует о том, что ему нельзя доверять

your behaviour goes to prove that... - ваше поведение служит доказательством того, что...

that goes to make people happier - это способствует счастью людей

32. smth. is going иметься, продаваться, подаваться и т. п.

there is a cold supper going - подают холодный ужин

come along, there are ices going - идём скорее, подают мороженое

I'll have what's going - дайте мне, что у вас есть

are there any jobs going? - здесь есть работа?

are there any houses going? - здесь продают(ся) дома?

III А

1. в сочетании с последующим герундием выражает действие, соответствующее значению герундия:

to go (out) hunting /shooting/ - отправляться /ходить/ на охоту

to go out fishing [duck-shooting] - отправляться на рыбную ловлю [охотиться на уток]

to go shopping - отправляться за покупками; ходить по магазинам

to go skating - пойти на каток

to go skiing - ходить на лыжах

don't go telling me lies - перестань(те) обманывать меня

he goes frightening people with his stories - он постоянно пугает людей своими рассказами

don't go doing that! - разг. не смей делать этого!

don't go saying that! - разг. не болтай ерунды!

2. как глагол-связка в составном именном сказуемом:

1) находиться в каком-л. положении или состоянии

to go free - быть свободным /незанятым/

to go hungry /empty/ - (вечно) быть /ходить/ голодным

to go armed - быть /ходить/ вооружённым, носить оружие

to go adrift - дрейфовать

to go deep - быть глубоким

the differences between them go deep - их разногласия имеют глубокие корни

to go in rags - ходить в лохмотьях

to go in fear (of smth.) - жить в вечном страхе (перед чем-л.)

to go strong - держаться, сохранять силу, не сдаваться

to be six months gone (with child) - быть на седьмом месяце (беременности)

to go with young - находиться в состоянии беременности ( о животном)

to go native см. native II 2

2) делаться, становиться

to go bad - испортиться; сгнить, прогнить, протухнуть

the milk went sour - молоко скисло

to go blind - ослепнуть

to go dry - высыхать, становиться сухим [см. тж. ♢ ]

she /her hair/ is going grey - она седеет

the school has gone independent - эта школа стала частной

to go wild - взбеситься

to go mad /mental/ - сойти с ума

to go queer in the head - а) помешаться; б) почувствовать головокружение

to go green with envy - позеленеть от зависти

he went white with anger - он побелел от злости

to go wrong - а) сбиться с пути, встать на ложный путь; ошибаться; поступать неправильно; б) не выйти, не получиться; в) испортиться, перестать работать; разладиться; г) испортиться, протухнуть ( о пище)

the waves went very high - на море началось сильное волнение

to go hot and cold - краснеть и бледнеть

he went hot and cold - его бросало то в жар, то в холод

I went cold all over - я промёрз до костей

she is going fifteen - ей (идёт) пятнадцатый год

he has gone forty - ему уже сорок

a man gone ninety years of age - человек, которому за 90

to go Conservative - стать /сделаться/ консерватором

to go apprentice - сделаться подмастерьем /учеником/

3) оставаться в каком-л. положении

to go unpunished - быть /оставаться/ безнаказанным

to go free /scot-free/ - оставаться свободным

her complaints went unnoticed - на её жалобы не обращали внимания

4) издавать внезапный или отчётливый звук

to go bang - хлопнуть

to go pop - выстрелить, грохнуть, бахнуть

to go smash - с треском врезаться

to go snap - треснуть; с треском сломаться

to go flop - а) хлопнуться, плюхнуться; б) потерпеть неудачу, провалиться

to go fut, to go phut - а) лопнуть; б) сорваться, провалиться, лопнуть; потерпеть крах, неудачу; кончиться ничем; в) испортиться, сломаться

to go patter - а) стучать ( о каплях дождя); б) семенить ножками ( о ребёнке)

to go clatter - цокать (копытами)

♢

to go to bed /to sleep/ - ложиться спать

to go to bye-bye - детск. идти бай-бай

to go the round of - а) совершать обход; б) циркулировать (о слухах и т. п.); переходить или передаваться из уст в уста

to go foreign - мор. жарг. уйти в заграничное плавание

to go far - а) хватить надолго; those potatoes won't go far when there are 10 people to feed - картофеля надолго не хватит, раз надо кормить целых десять человек; б) зайти далеко; перейти границы (принятого, допустимого); you've gone too far! - ну, это ты хватил!, в) многого добиться; the boy is clever and will go far - мальчик умный и многого добьётся

to go a long /good, great/ way - а) далеко пойти; б) далеко зайти, хватить через край; в) хватить надолго, быть достаточным (о деньгах, продуктах)

far gone - а) в последней стадии ( болезни); б) совершенно безумный; в) сильно пьяный; опьяневший

far gone in love - безумно влюблённый

far gone in grief - убитый горем

as /so/ far as it goes - поскольку дело касается, что касается, что до

it will go hard /ill/ with him - ему придётся плохо /туго/

to go smb. better - превзойти /перещеголять, затмить/ кого-л.

to go dry - амер. а) запретить продажу спиртных напитков; б) отказаться от употребления спиртных напитков; стать трезвенником; [см. тж. III А 2, 2)]

to go wet - амер. а) разрешить продажу спиртных напитков; б) начать пить

to go steady - иметь постоянного возлюбленного /-ую возлюбленную/

to go bail - а) юр. становиться поручителем, поручиться или внести залог (за кого-л.); б) разг. ручаться

go bail that... - ручаюсь, что...

to go downhill - а) катиться по наклонной плоскости; б) ухудшаться (о здоровье, материальном положении)

to go abroad - получить известность [см. тж. I 2], распространиться ( о слухах)

a rumour has gone abroad - прошёл слух

to go to the country - распустить парламент и назначить новые выборы [см. тж. I 2]

to go to Canossa - пойти в Каноссу, публично унижаться (перед кем-л.), испрашивая прощение

to let /to leave/ go - а) выпускать из рук; б) (от)пускать, выпускать; освобождать; let me go! - отпустите меня!; в) пропускать; г) перестать думать, выбросить из головы

let it go at that! - довольно!, будет!, пусть это так и останется!

I've let my music go - я запустил музыку, я перестал заниматься музыкой

to let judgement go by default - юр. заочно решить в пользу истца ( ввиду неявки ответчика)

go easy /slow/! - осторожнее!, потише! [ср. тж. I 1]

to go easy on smth. - амер. быть тактичным в отношении чего-л.; проявлять осторожность в отношении чего-л.

to go solid - амер. полит. жарг. придерживаться одного мнения, действовать единодушно

to be going some - амер. быстро /успешно/ продвигаться вперёд

to be going strong - а) быть полным сил; процветать; б) поступать безрассудно /опрометчиво/

to go one's (own) way /gate/ - идти своим путём, действовать самостоятельно, поступать по-своему

to go with the current /the tide, the stream, the crowd/ - плыть по течению

to go with the times /the tides/ - идти в ногу со временем

to go against the stream /the tide/ - а) идти /плыть/ против течения; б) работать в неблагоприятных условиях; действовать, преодолевая сопротивление /оппозицию/; [см. тж. II Б 6 1)]

to go on one's marks - спорт. выходить на старт

as you go!, as she goes! - мор. так держать!

to go down the drain - быть истраченным впустую [см. тж. drain I ♢ ]

to go over the top - а) воен. разг. идти в атаку ( из траншей); б) ринуться в атаку, начать решительно действовать, сделать решительный шаг

to let oneself go - дать волю своим чувствам; разойтись, увлечься

to go off the deep end - а) волноваться, приходить в возбуждение; б) амер. действовать сгоряча, принять необдуманное решение

to go out of one's mind /senses/ - а) сойти с ума, рехнуться, лишиться рассудка; б) быть вне себя от волнения

to go off one's head /груб. chump, nut/, to go round the bend - сойти с ума, помешаться, рехнуться, спятить; обезуметь, вести себя как безумный

to go off the handle - выйти из себя

to go off at a tangent - сорваться, странно себя повести или высказаться

to go off the hooks - а) умереть, протянуть ноги; б) сойти с ума, рехнуться, спятить; в) сбиться с пути, свихнуться

to go out of the world - умереть, покинуть бренный мир

to go hence - отправиться на тот свет

to go the way of all the earth /flesh/, to go beyond the veil, to go home, to go to one's last /long/ home, to go to glory, to go to heaven, to go to one's long rest, to go to one's own place, to go over to the majority умереть, скончаться, разделить участь всех смертных, отправиться на тот свет, отправиться к праотцам, уйти на покой, покинуть этот бренный мир

to go to one's account - покончить счёты с жизнью

to go west - а) закатываться ( о солнце); б) умереть, скончаться; в) исчезнуть, пропасть

to go (all) to pieces /rack and ruin, smash/ - а) развалиться; разбиться вдребезги, разлететься на части /на куски/; б) подорвать своё здоровье, выйти из строя; в) обанкротиться; вылететь в трубу; трещать по всем швам; г) погибнуть, пропасть

to go to blazes /to hell, to pot, to the devil, to the dogs/, to go to pigs and whistles - разориться; погибнуть; вылететь в трубу; провалиться, пойти ко всем чертям, пойти прахом

go to blazes /to Bath, to hell, to Jericho, to pot, to the devil, to thunder, to Hanover, to Halifax, to Putney, to Tunbridge, to grass/! - пошёл к чёрту!, убирайся к чёрту!

he can go hang - он может убираться ко всем чертям

go fly a kite!, go jump in the lake!, go lay an egg!, go lay a brick!, go sit on a tack - амер. груб. проваливай!, не мешай!

to go the pace - а) мчаться, нестись во весь опор; б) прожигать жизнь, вести бурный образ жизни

to go all out - а) напрягать все силы, стараться изо всех сил; ≅ из кожи вон лезть; б) бежать изо всех сил

to go out of hand - а) выходить из повиновения; б) действовать тотчас же /немедленно, без подготовки/; в) амер. действовать опрометчиво /необдуманно, неосторожно/; проявлять несдержанность; г) завершать, оканчивать

to go all /to great/ lengths - идти на всё

to go the whole hog - а) делать (что-л.) основательно, доводить ( дело) до конца; б) ни перед чем не останавливаться, идти на всё

to go (home) to smb.'s heart - опечалить /огорчить/ кого-л.

to go home - а) доходить до сердца; найти отклик в душе; б) доходить до сознания

to go on a bat /the batter, the bend, the bust, the spree, the razzle-dazzle/ - закутить, запить, загулять

you may go farther and fare worse см. fare II ♢

go while the going's good - убирайтесь подобру-поздорову /пока не поздно/

to go it - а) действовать энергично; прилагать все усилия; б) говорить очень откровенно; в) обрушивать артиллерийский огонь

go it! - ≅ давай, давай!, валяй! ( выражает поощрение к действию)

to go it alone - действовать в одиночку, брать на себя всю ответственность

if no one can help, I'll go it alone - если никто не может помочь, я буду действовать сам /я сделаю всё сам/

to go it blind - действовать вслепую; поступать опрометчиво

go fetch! - взять! ( приказание собаке)

go along with you! - а) проваливайте!; убирайтесь; б) хватит!, не несите вздора!

there you go! - ну (вот) поехал(а)!, опять (выражает досаду, недовольство)

there he [she] goes! - ≅ полюбуйтесь на него [на неё]!, хорош [хороша]!, как разошёлся [разошлась]!, нечего сказать!, ну и картина! ( восклицание удивления или неодобрения)

don't you go all polite on me! - откуда такая вежливость?

there it goes! - ≅ смотри(те)!, слушай(те)! (восклицание, чтобы привлечь внимание слушателя)

here goes! - а) ну, начали!; б) была не была!

go by! - карт. пас!

that /it/ goes for all of us - тут мы все заодно; мы все так считаем /думаем/

it /that/ goes without saying - само собой разумеется, совершенно очевидно

how goes it? - как дела?; как поживаете?; что слышно новенького?

how goes the world with you? - как идут у вас дела?

to go a-begging /begging/ - а) не иметь спроса /рынка/; б) быть вакантным ( о должности)

to go a-wool-gathering - быть рассеянным, витать в облаках

to go against the grain /the hair/ - быть не по вкусу /не по душе, не по нутру/; раздражать

to go to seed - а) пойти в семена; перестать развиваться; б) прийти в упадок; в) морально опуститься

her tongue goes nineteen to the dozen - она трещит без умолку

it goes like this - дело обстоит так

go like this with your left foot! - сделай левой ногой так!

to go like blazes - мчаться, нестись во весь опор

to go like sixty /split/ - амер. мчаться, нестись во весь опор

НБАРС > go
10 andar

m.

1 gait, walk.

andares gait (de persona)

tener andares de to walk like

2 way of walking, walking, gait, pace.

v.

1 to walk (caminar). (especially peninsular Spanish)

¿fuiste en autobús o andando? did you go by bus or on foot?, did you go by bus or did you walk?

andar por la calle to walk in the street

Ricardo anduvo por las calles Richard walked along the streets.

María anduvo el muelle Mary walked the dock.

2 to work, to go.

el reloj no anda the clock has stopped

las cosas andan mal things are going badly

los negocios andan muy bien business is going very well

El motor anda bien The engine is working well.

3 to be.

¿qué tal andas? how are you (doing)?

andar preocupado to be worried

creo que anda por el almacén I think he is somewhere in the warehouse

andar haciendo algo to be doing something

anda explicando sus aventuras he's talking about his adventures

andar tras algo/alguien to be after something/somebody

de andar por casa basic, rough and ready (explicación, método)

mi ropa de andar por casa my clothes for wearing around the house

Anda triste He is sad.

Ella anda visitando a su prima She is visiting her cousin.

4 to go, to travel.

anduvimos 15 kilómetros we walked (for) 15 kilometers

5 to wear. ( Central American Spanish)

6 to carry. ( Central American Spanish)

7 to have, to be using.

Anda una pistola He has a gun.

8 to be wearing, to wear.

Anda una bonita corbata He is wearing a nice tie.

* * *

ANDAR

CONJUGACIÓN

Past Indicative

anduve, anduviste, anduvo, anduvimos, anduvisteis, anduvieron.

Imperfect Subjunctive

anduviera, anduvieras, anduviera, anduviéramos, anduvierais, anduvieran;

anduviese, anduvieses, anduviese, anduviésemos, anduvieseis, anduviesen.

Future Subjunctive

anduviere, anduvieres, anduviere, anduviéremos, anduviereis, anduvieren.

* * *
1. verb
1) to walk

2) function, work, run

•

- andar tras
2. noun m.
walk

* * *

1. VI

1) (=ir a pie) to walk; (=moverse) to move; (=viajar) to travel around

iremos andando a la estación — we'll walk to the station

vinimos andando — we walked here, we came on foot

el tren empezó a andar — the train started moving

la máquina empezó a andar — the machine started up

anduvieron por Jamaica y Cuba — they travelled around Jamaica and Cuba

• andar a caballo — to ride

• andar tras algo/algn — to be after sth/sb

andar tras una chica — to be o chase after a girl

2) (=funcionar) to go, work

el reloj no anda — the clock won't go, the clock isn't working

el reloj anda bien — the clock keeps good time

¿cómo anda esto? — how does this work?

3) * (=estar) to be

no sé por dónde anda — I don't know where he is

anda por aquí — it's around here somewhere

seguro que ese anda por Brasil — he's bound to be somewhere in Brazil

andar alegre — to be o feel cheerful

hay que andar con cuidado — you have to be careful

últimamente ando muy liado — I've been very busy lately

andar bien de salud — to be well, be in good health

andamos mal de dinero — we're badly off for money, we're short of money

¿cómo andan las cosas? — how are things?

¿cómo anda eso? — how are things going?

¿qué tal andas? — how are you?

¿cómo andas de tabaco? — how are you off for cigarettes?

ando escaso de tiempo — I am pushed for time

• de andar por casa, ropa de andar por casa — clothes for wearing around the house

un montaje muy de andar por casa — a rough-and-ready production

justicia de andar por casa — rough-and-ready justice

- andan como Pedro por su casa

- quien mal anda, mal acaba

4) (=rebuscar)

¡no andes ahí! — keep away from there!

andar en — to rummage around in

han estado andando en el armario — they've been rummaging around in the cupboard

no andes en mis cosas — keep out of my things

5)

• andar a, siempre andan a gritos — they're always shouting

andan a la greña o a la gresca — they're at each other's throats

6)

• andar con algn — to go around with sb

anda con una chica francesa — he goes around with a French girl

- dime con quién andas y te diré quién eres

7)

• andar en — (=estar implicado en) to be involved in

andar en pleitos — to be engaged o involved in lawsuits

anda en la droga — he's involved with drugs

sospecho que anda en ello Rosa — I suspect Rosa is involved

¿en qué andas? — what are you up to?

8)

• andar haciendo algo — to be doing sth

¿qué andas buscando? — what are you looking for?

ando buscando un socio — I'm looking for a partner

no andes criticándolo todo el tiempo — stop criticizing him all the time

9)

• andar por (=rondar) —

anda por los 50 — he's about 50

el pueblo anda por los 1.000 habitantes — the village has about 1,000 inhabitants

anda por los 700 euros — it's around 700 euros

10)

andando el tiempo —

un niño que, andando el tiempo, sería rey — a child who, in time, would become king

andando el tiempo la pena de muerte desaparecerá — the death penalty will eventually disappear

11) [exclamaciones]

¡anda! — (=¡no me digas!) well I never!; (=¡vamos!) come on!

¡anda!, no lo sabía — well I never, I didn't know that!

anda, dímelo — go on, tell me

anda, no me molestes — just stop annoying me, will you?

anda, no te lo tomes tan a pecho — come on, there's no need to take it to heart like that

¡anda, anda! — come on!

¡ándale (pues)! — Méx * (=apúrese) come on!, hurry up!; (=adiós) cheerio!; (=gracias) thanks!; [encontrando algo] that's it!

¡andando! — right, let's get on with it!

andando, que todavía hay mucho que hacer — let's get moving, there's still a lot to do

• ¡anda ya!, anda ya, no nos vengas con esnobismos — come on, don't be such a snob

-dile que te gusta -¡anda ya, para que me suba el precio! — "tell her you like it" - "oh sure, so she can charge me more!"

2. VT

1) (=recorrer a pie) [+ trecho] to walk

anduvimos varios kilómetros — we walked several kilometres

me conocía muy bien el camino por haberlo andado varias veces — I knew the path very well, as I'd been down o walked it several times before

2) LAm (=llevar) [+ ropa] to wear; [+ objeto] to carry

yo no ando reloj — I don't wear a watch

3.

See:

andarse

* * *
I 1.
verbo intransitivo

1)

a) (esp Esp) ( caminar) to walk

la niña ya anda — the little girl's already walking

¿has venido andando? — did you come on foot?, did you walk?

a poco andar — (Chi) before long

b) (Col, CS, Ven) (ir) to go

anda a comprar el periódico — go and buy the newspaper

andá a pasear (RPl fam) — get lost! (colloq)

c) (AmL)

andar a caballo/en bicicleta — to ride (a horse/a bicycle)

2) (marchar, funcionar) to work

el coche anda de maravilla — the car's running o (BrE) going like a dream

3) (+ compl)

a) ( estar) to be

¿cómo andas? — how are you?, how's it going? (colloq)

no anda bien de salud — he isn't well

siempre anda con prisas — he's always in a hurry

¿quién anda ahí? — who's there?

anda en América — he's in America

¿cómo andamos de tiempo? — how are we doing for time?

andar + ger — to be -ing

anda buscando pelea — he's out for o he's looking for a fight

lo andan buscando — they are looking for him o (colloq) are after him

quien mal anda, mal acaba — if you live like that, you're bound to come to a bad end

b)

andar con alguien — ( juntarse) to mix with somebody; ( salir con) to go out with somebody

dime con quién andas y te diré quién eres — a man is known by the company he keeps

4) ( rondar)

andar por algo: andará por los 60 (años) — he must be around o about 60

5)

andar detrás de or tras alguien/algo — (buscar, perseguir) to be after somebody/something

anda detrás de tu dinero — he's after your money

andan tras la fama — they are looking for fame

6)

a)

andar con algo — (esp AmL fam) con revólver/dinero to carry something; con traje/sombrero to wear something

no me gusta que andes con cuchillos — I don't like you playing with o messing around with knives

b) ( revolver)

andar en algo — to rummage o poke around in something

7) ( en exclamaciones)

a) (expresando sorpresa, incredulidad)

anda! qué casualidad! — good heavens! what a coincidence!

anda! mira quién está aquí! — well, well! look who's here!

anda ya! eso es imposible! — go on! that's impossible! (colloq)

b) (expresando irritación, rechazo)

anda! déjame en paz! — oh, leave me alone!

anda! se me ha vuelto a olvidar! — damn! I've forgotten it again! (colloq)

c) ( instando a hacer algo)

préstamelo, anda — go on, lend it to me!

ándale, no seas sacón — (Méx fam) go on, don't be chicken (colloq)

andando, que se hace tarde! — let's get a move on, it's getting late!
2.
andar vt

1) ( caminar) to walk

he andado muchos caminos — (liter) I have trodden many paths (liter)

2) (AmC) ( llevar)

no ando dinero — I don't have any money on me

siempre ando shorts — I always go around in o wear shorts
3.
andarse v pron

1)

andarse con algo: ése no se anda con bromas he's not one to joke; ándate con cuidado — take care, be careful

2) (en imperativo) (AmL) ( irse)

ándate de aquí — get out of here

ándate luego — get going o get a move on (colloq)
II
masculino, andares masculino plural gait, walk

de andar pausado — with an unhurried gait

tiene andares de princesa — she has the bearing of a princess (frml)

* * *

= tread, walking.

Nota: Nombre.

Ex. E. M. Forster fashions a homoerotic subjectivity in his novel 'Where Angels Fear to Tread'.

Ex. Some physiotherapists argue that baby walkers delay independent walking, and encourage abnormal gait and posture, and urge toy libraries to exclude them from their provision.

----

* andando = on foot.

* andar a caballo entre... y = tread + the line between... and.

* andar a la caza de = tout for, gun for.

* andar al antojo de Uno = roam + freely.

* andar apurado de dinero = be strapped for + cash.

* andar a tientas = kiss + in the dark, grope (for/toward).

* andar a tientas y a ciegas = grope (for/toward).

* andar a traspiés = stumble.

* andar a tropezones = stumble.

* andar a zancadas = stride.

* andar camino trillado = tread + well-worn ground.

* andar como un reloj = fit as a fiddle.

* andar con = be in with.

* andar con arrogancia = swagger, strut.

* andar con cuidado = tread + lightly, tread + softly, tread + carefully.

* andar con los hombros caídos = slouch.

* andar con pesadez = trudge.

* andar con pies de plomo = tread + warily.

* andar de arriba para abajo = pace.

* andar de boca en boca = be the talk of the town.

* andar de prisa = patter.

* andar de puntillas = tiptoe.

* andar despacio = saunter.

* andar de un lado para otro = pace.

* andar de un modo pausado = stroll + at a leisurely pace.

* andar encorbado = slouch.

* andar encorbado, encorbarse, andar con los hombros caídos, sentarse encorbad = slouch.

* andar escaso de = be short of.

* andar escaso de dinero = be strapped for + cash.

* andar escondido = abscond.

* andar falto de = be short of.

* andar falto de dinero = be strapped for + cash.

* andar mal = feel under + the weather, be under the weather.

* andar (muy) apurado de dinero = be (hard) pressed for + money.

* andar (muy) apurado de tiempo = be (hard) pressed for + time.

* andar (muy) corto de dinero = be (hard) pressed for + money.

* andar (muy) corto de tiempo = be (hard) pressed for + time.

* andar (muy) escaso de dinero = be (hard) pressed for + money.

* andar (muy) escaso de tiempo = be (hard) pressed for + time.

* andar (muy) falto de dinero = be (hard) pressed for + money.

* andar (muy) falto de tiempo = be (hard) pressed for + time.

* andar perdido = be out of + Posesivo + depth, be in over + Posesivo + head.

* andar pisando fuerte = go from + strength to strength, make + a big impact.

* andar pisando huevos = drag + Posesivo + feet, drag + Posesivo + heels.

* andar por = move about, walk (a)round, hike.

* andar por ahí = go + (a)round, be out and about, get out and about.

* andar por la cuerda floja = walk + the tight wire, walk + the tightrope.

* andar por los cuarenta = be fortyish.

* andar por los treinta = be thirtyish.

* andar por terreno peligroso = skate + on thin ice, tread on + dangerous ground.

* andar por terreno resbaladizo = skate + on thin ice, tread on + dangerous ground.

* andarse con cuidado = tread with + care.

* andarse con dilaciones = procrastinate.

* andarse con mucho cuidado = tread + the thin line between... and.

* andarse con mucho ojo = keep + Posesivo + eyes peeled, keep + Posesivo + eyes skinned, keep + Posesivo + eyes (wide) open.

* andarse con pies de plomo = walk on + eggshells.

* andarse con rodeos = mince + words, go round in + circles, beat about/around + the bush.

* andarse por las ramas = mince + words.

* andar siempre detrás de las mujeres = womanise [womanize, -USA].

* andar sin prisa = mosey.

* andar suavemente = pad.

* andar tramando algo malo = be up to no good, get up to + no good.

* ande yo caliente, ríase la gente = cry all the way to the bank, laugh all the way to the bank.

* a poca distancia andando = within walking distance, within an easy walk.

* a pocos minutos andando = within easy walking distance, within an easy walk.

* bebé que empieza a andar = toddler.

* conducir o andar con cuidado debido a la dificultad existente = navigate.

* dime con quién andas y te diré quién eres = you are known by the company you keep.

* echar a andar = implement, leg it.

* edad en la que un niño aprende a andar = toddlerhood.

* el camino se hace andando = actions speak louder than words.

* el movimiento se demuestra andando = actions speak louder than words.

* llegar andando pausadamente = stroll into + view.

* máquina de andar o correr estática = treadmill.

* modo de andar = gait.

* no andar con reparos = make + no bones about + Algo.

* no andar con tapujos = make + no bones about + Algo.

* no andar en nada bueno = be up to no good, get up to + no good.

* no andar muy equivocado = be in the right realm.

* no andarse con rodeos = call + a spade a spade.

* raqueta de andar por la nieve = snowshoe.

* si se parece a un pato, anda como un pato y grazna como un pato, entonces es = If it looks like a duck, walks like a duck, and quacks like a duck, then it must be a duck.

* * *
I 1.
verbo intransitivo

1)

a) (esp Esp) ( caminar) to walk

la niña ya anda — the little girl's already walking

¿has venido andando? — did you come on foot?, did you walk?

a poco andar — (Chi) before long

b) (Col, CS, Ven) (ir) to go

anda a comprar el periódico — go and buy the newspaper

andá a pasear (RPl fam) — get lost! (colloq)

c) (AmL)

andar a caballo/en bicicleta — to ride (a horse/a bicycle)

2) (marchar, funcionar) to work

el coche anda de maravilla — the car's running o (BrE) going like a dream

3) (+ compl)

a) ( estar) to be

¿cómo andas? — how are you?, how's it going? (colloq)

no anda bien de salud — he isn't well

siempre anda con prisas — he's always in a hurry

¿quién anda ahí? — who's there?

anda en América — he's in America

¿cómo andamos de tiempo? — how are we doing for time?

andar + ger — to be -ing

anda buscando pelea — he's out for o he's looking for a fight

lo andan buscando — they are looking for him o (colloq) are after him

quien mal anda, mal acaba — if you live like that, you're bound to come to a bad end

b)

andar con alguien — ( juntarse) to mix with somebody; ( salir con) to go out with somebody

dime con quién andas y te diré quién eres — a man is known by the company he keeps

4) ( rondar)

andar por algo: andará por los 60 (años) — he must be around o about 60

5)

andar detrás de or tras alguien/algo — (buscar, perseguir) to be after somebody/something

anda detrás de tu dinero — he's after your money

andan tras la fama — they are looking for fame

6)

a)

andar con algo — (esp AmL fam) con revólver/dinero to carry something; con traje/sombrero to wear something

no me gusta que andes con cuchillos — I don't like you playing with o messing around with knives

b) ( revolver)

andar en algo — to rummage o poke around in something

7) ( en exclamaciones)

a) (expresando sorpresa, incredulidad)

anda! qué casualidad! — good heavens! what a coincidence!

anda! mira quién está aquí! — well, well! look who's here!

anda ya! eso es imposible! — go on! that's impossible! (colloq)

b) (expresando irritación, rechazo)

anda! déjame en paz! — oh, leave me alone!

anda! se me ha vuelto a olvidar! — damn! I've forgotten it again! (colloq)

c) ( instando a hacer algo)

préstamelo, anda — go on, lend it to me!

ándale, no seas sacón — (Méx fam) go on, don't be chicken (colloq)

andando, que se hace tarde! — let's get a move on, it's getting late!
2.
andar vt

1) ( caminar) to walk

he andado muchos caminos — (liter) I have trodden many paths (liter)

2) (AmC) ( llevar)

no ando dinero — I don't have any money on me

siempre ando shorts — I always go around in o wear shorts
3.
andarse v pron

1)

andarse con algo: ése no se anda con bromas he's not one to joke; ándate con cuidado — take care, be careful

2) (en imperativo) (AmL) ( irse)

ándate de aquí — get out of here

ándate luego — get going o get a move on (colloq)
II
masculino, andares masculino plural gait, walk

de andar pausado — with an unhurried gait

tiene andares de princesa — she has the bearing of a princess (frml)

* * *

= tread, walking.

Nota: Nombre.

Ex: E. M. Forster fashions a homoerotic subjectivity in his novel 'Where Angels Fear to Tread'.

Ex: Some physiotherapists argue that baby walkers delay independent walking, and encourage abnormal gait and posture, and urge toy libraries to exclude them from their provision.

* andando = on foot.

* andar a caballo entre... y = tread + the line between... and.

* andar a la caza de = tout for, gun for.

* andar al antojo de Uno = roam + freely.

* andar apurado de dinero = be strapped for + cash.

* andar a tientas = kiss + in the dark, grope (for/toward).

* andar a tientas y a ciegas = grope (for/toward).

* andar a traspiés = stumble.

* andar a tropezones = stumble.

* andar a zancadas = stride.

* andar camino trillado = tread + well-worn ground.

* andar como un reloj = fit as a fiddle.

* andar con = be in with.

* andar con arrogancia = swagger, strut.

* andar con cuidado = tread + lightly, tread + softly, tread + carefully.

* andar con los hombros caídos = slouch.

* andar con pesadez = trudge.

* andar con pies de plomo = tread + warily.

* andar de arriba para abajo = pace.

* andar de boca en boca = be the talk of the town.

* andar de prisa = patter.

* andar de puntillas = tiptoe.

* andar despacio = saunter.

* andar de un lado para otro = pace.

* andar de un modo pausado = stroll + at a leisurely pace.

* andar encorbado = slouch.

* andar encorbado, encorbarse, andar con los hombros caídos, sentarse encorbad = slouch.

* andar escaso de = be short of.

* andar escaso de dinero = be strapped for + cash.

* andar escondido = abscond.

* andar falto de = be short of.

* andar falto de dinero = be strapped for + cash.

* andar mal = feel under + the weather, be under the weather.

* andar (muy) apurado de dinero = be (hard) pressed for + money.

* andar (muy) apurado de tiempo = be (hard) pressed for + time.

* andar (muy) corto de dinero = be (hard) pressed for + money.

* andar (muy) corto de tiempo = be (hard) pressed for + time.

* andar (muy) escaso de dinero = be (hard) pressed for + money.

* andar (muy) escaso de tiempo = be (hard) pressed for + time.

* andar (muy) falto de dinero = be (hard) pressed for + money.

* andar (muy) falto de tiempo = be (hard) pressed for + time.

* andar perdido = be out of + Posesivo + depth, be in over + Posesivo + head.

* andar pisando fuerte = go from + strength to strength, make + a big impact.

* andar pisando huevos = drag + Posesivo + feet, drag + Posesivo + heels.

* andar por = move about, walk (a)round, hike.

* andar por ahí = go + (a)round, be out and about, get out and about.

* andar por la cuerda floja = walk + the tight wire, walk + the tightrope.

* andar por los cuarenta = be fortyish.

* andar por los treinta = be thirtyish.

* andar por terreno peligroso = skate + on thin ice, tread on + dangerous ground.

* andar por terreno resbaladizo = skate + on thin ice, tread on + dangerous ground.

* andarse con cuidado = tread with + care.

* andarse con dilaciones = procrastinate.

* andarse con mucho cuidado = tread + the thin line between... and.

* andarse con mucho ojo = keep + Posesivo + eyes peeled, keep + Posesivo + eyes skinned, keep + Posesivo + eyes (wide) open.

* andarse con pies de plomo = walk on + eggshells.

* andarse con rodeos = mince + words, go round in + circles, beat about/around + the bush.

* andarse por las ramas = mince + words.

* andar siempre detrás de las mujeres = womanise [womanize, -USA].

* andar sin prisa = mosey.

* andar suavemente = pad.

* andar tramando algo malo = be up to no good, get up to + no good.

* ande yo caliente, ríase la gente = cry all the way to the bank, laugh all the way to the bank.

* a poca distancia andando = within walking distance, within an easy walk.

* a pocos minutos andando = within easy walking distance, within an easy walk.

* bebé que empieza a andar = toddler.

* conducir o andar con cuidado debido a la dificultad existente = navigate.

* dime con quién andas y te diré quién eres = you are known by the company you keep.

* echar a andar = implement, leg it.

* edad en la que un niño aprende a andar = toddlerhood.

* el camino se hace andando = actions speak louder than words.

* el movimiento se demuestra andando = actions speak louder than words.

* llegar andando pausadamente = stroll into + view.

* máquina de andar o correr estática = treadmill.

* modo de andar = gait.

* no andar con reparos = make + no bones about + Algo.

* no andar con tapujos = make + no bones about + Algo.

* no andar en nada bueno = be up to no good, get up to + no good.

* no andar muy equivocado = be in the right realm.

* no andarse con rodeos = call + a spade a spade.

* raqueta de andar por la nieve = snowshoe.

* si se parece a un pato, anda como un pato y grazna como un pato, entonces es = If it looks like a duck, walks like a duck, and quacks like a duck, then it must be a duck.

* * *

andar¹ [ A24 ]

vi

A

1 ( esp Esp) (caminar) to walk

la niña ya anda the little girl's already walking

anda encorvado he stoops, he walks with a stoop

el perrito venía andando detrás de ella the little dog was coming along o walking along behind her

se acercó andando de puntillas she tiptoed up to him, she went up to him on tiptoes

¿has venido andando? did you come on foot?, did you walk?

a poco andar ( Chi); before long

2 (Col, CS, Ven) (ir) to go

anda a comprar el periódico go and buy the newspaper

anduvo de aquí para allá intentando encontrarla he went all over the place trying to find her

andá a pasear ( fam) or ( vulg) a la mierda ( RPl) get lost! ( colloq), go to hell! (sl), piss off! ( BrE sl)

3

( AmL) (montar): no sé andar a caballo I can't ride a horse

fue a andar a caballo al parque she went horseriding o riding in the park

los domingos salen a andar en bicicleta they go cycling on Sundays, they go for bike rides on Sundays ( colloq)

está aprendiendo a andar en bicicleta she's learning to ride a bicycle

gata f B. (↑ gata)

B (marchar, funcionar) to work

el tocadiscos no anda the record player's not working

el coche anda de maravilla the car's running o ( BrE) going like a dream

C (+ compl)

1 (estar) to be

¿cómo andas? how are you?, how's it going? ( colloq), how are things? ( colloq), what's up? ( AmE colloq)

¿cómo andas de calcetines? how are you for o ( BrE) how are you off for socks?

¿cómo andamos de tiempo? how are we doing for time?

no anda muy bien de salud he isn't very well

ando enfermo I'm ill

anda un poco tristón he's (looking) a bit gloomy

siempre anda con prisas he's always in a hurry

anda siempre muy arregladita she's always very well turned-out

no andes descalza don't walk o go around without your shoes on

¿quién anda ahí? who's there?

¿y Manolo? — creo que anda por América what about Manolo? — I think he's in America somewhere

¿dónde andan mis calcetines? where have my socks got(ten) o gone to? ( colloq), what's happened to my socks?

andar + GER to be -ING

anda buscando pelea he's out for o he's looking for a fight

la policía lo anda buscando the police are looking for him o ( colloq) are after him

quien mal anda, mal acaba if you live like that, you're bound to come to a bad end

2 (juntarse) andar CON algn to mix WITH sb

no me gusta la gente con la que andas I don't like the people you're mixing with o ( colloq) you're hanging around with

dime con quién andas y te diré quién eres you can tell a man o a man is known by the company he keeps

3

(salir con): andar CON algn to go out WITH sb

D (rondar) andar POR algo:

andará por los 60 (años) he must be around o about 60

E andar DETRáS DE or TRAS algn/algo (buscar, perseguir) to be AFTER sb/sth

ese sólo anda detrás de tu dinero he's only after your money

andan tras la fama y la riqueza they are looking for o ( colloq) they are out for fame and fortune

F

1 ( fam) andar CON algo (llevar) ‹con revólver/dinero› to carry sth; ‹contraje/sombrero› to wear sth

sabes que no me gusta que andes con cuchillos you know I don't like you playing with o messing around with knives

2 (revolver) andar EN algo to rummage o poke o ferret around IN sth

no me andes en el bolso don't go rummaging o poking o ferreting around in my bag

G (en exclamaciones)

1

(expresando sorpresa, incredulidad): ¡anda! ¡qué casualidad! well! o good heavens! o good grief! what a coincidence!

¡anda! ¡mira quién está aquí! well, well! o hey! look who's here!

¡anda ya! ¡eso es imposible! go on! o ( BrE) get away with you! that's impossible! ( colloq)

2

(expresando irritación, rechazo): ¡anda! ¡déjame en paz! oh, leave me alone!

¡anda! no me vengas con excusas come on! o come off it! I don't want to hear your excuses ( colloq)

¡anda! ¡se me ha vuelto a olvidar! damn! I've forgotten it again! ( colloq)

3

(instando a hacer algo): préstamelo, anda go on, lend it to me!

anda, déjate de tonterías come on, stop being silly!

ándale, no seas sacón ( Méx fam); go on, don't be chicken ( colloq)

¡anda! or ( Méx) ¡ándale! or ( Col) ¡ándele! que llegamos tarde come on o get a move on o let's get moving, we'll be late! ( colloq)

¡vamos, andando, que se hace tarde! come on, let's get a move on, it's getting late!

■ andar

vt

A (caminar) to walk

tuvimos que andar un buen trecho we had to walk a fair distance

he andado muchos caminos ( liter); I have trodden many paths ( liter)

B

( AmC) (llevar): no ando dinero I don't have any money on me

siempre ando shorts en casa I always go around in o wear shorts at home

■ andarse

v pron

A andarse CON algo:

ése no se anda con bromas he's not one to joke around o not one for jokes

ándate con cuidado take care, be careful

rodeo, rama

B ( en imperativo)

( AmL) (irse): ándate de aquí inmediatamente get out of here this minute

ándate luego, no vayas a llegar tarde get going o get a move on, otherwise you'll be late ( colloq)

andar²

masculine

A (modo de andar) gait, walk

un viejo de andar pausado an old man with an unhurried gait o walk

tiene andares de princesa she walks like a princess, she has the bearing o deportment of a princess ( frml)

B andares mpl

1 (viajes) travels (pl)

en mis andares por Sudamérica on my travels through South America

2 (aventuras) adventures (pl)

* * *

andar 1 ( conjugate andar) verbo intransitivo
1
a) (esp Esp) ( caminar) to walk;

◊ ¿has venido andando? did you come on foot?, did you walk?

b) (AmL):

◊ andar a caballo/en bicicleta to ride (a horse/a bicycle)

c) ( en imperativo) (AmS) (ir) to go;

◊ anda a comprar el periódico go and buy the newspaper

2 (marchar, funcionar) to work;
◊ el coche anda de maravilla the car's running o (BrE) going like a dream

3 (+ compl)
a) ( estar) to be;

◊ ¿cómo andas? how are you?, how's it going? (colloq);

¿quién anda por ahí? who's there?;
anda en Londres he's in London;
anda buscando pelea he's out for o he's looking for a fight;
me anda molestando (AmL fam) he keeps bothering me
b) andar con algn ( juntarse) to mix with sb;

( salir con) to go out with sb;
◊ dime con quién andas y te diré quién eres a man is known by the company he keeps

c) andar detrás de or tras algn/algo (buscar, perseguir) to be after sb/sth

4 ( rondar):
◊ andará por los 60 (años) he must be around o about 60

5 andar con algo (esp AmL fam) ‹con revólver/dinero› to carry sth;
‹con traje/sombrero› to wear sth
6 ( en exclamaciones)
a) (expresando sorpresa, incredulidad):

◊ ¡anda! ¡qué casualidad! good heavens! what a coincidence!;

¡anda! ¡mira quién está aquí! well, well! look who's here!
b) (expresando irritación, rechazo):

◊ ¡anda! ¡déjame en paz! oh, leave me alone!;

¡anda! ¡se me ha vuelto a olvidar! damn! I've forgotten it again! (colloq)
c) ( instando a hacer algo):

◊ préstamelo, anda go on, lend it to me!;

¡ándale (Méx) or (Col) ándele que llegames tarde! come on, we'll be late! (colloq)
verbo transitivo
1 ( caminar) to walk
2 (AmC) ( llevar):
◊ no ando dinero I don't have any money on me;

siempre ando shorts I always wear shorts
andarse verbo pronominal
1 andarse con algo:
◊ ese no se anda con bromas he's not one to joke;

ándate con cuidado take care, be careful
2 ( en imperativo) (AmL) ( irse):
◊ ándate de aquí get out of here;

ándate luego get going, get a move on (colloq)
andar 2 sustantivo masculino,
◊ andares sustantivo masculino plural

gait, walk
andar
I verbo intransitivo
1 to walk
2 (moverse) to move
3 (funcionar) to work: este reloj no anda bien, this clock doesn't keep good time
4 (aproximarse a una cantidad) andará por los cincuenta, she's about fifty
5 (realizar una acción: + gerundio) anda contando por ahí tu vida y milagros, he's telling everybody all about you
6 (estar) ¿cómo andamos de tiempo?, how are we off for time?
tus llaves tienen que andar por casa, your keys must be somewhere in the house
7 (llevar consigo) LAm to have on, to carry/take with oneself: la llave la andaba con él a todas partes, he carried the key with him everywhere he went
II vtr (recorrer) to walk: andaré el tortuoso camino que lleva a tu casa, I'll walk the winding road that leads to your door
andar m, andares mpl walk sing, gait sing

' andar' also found in these entries:
Spanish:
andares
- bicicleta
- boca
- casa
- cien
- dinero
- echar
- escasa
- escaso
- gatas
- greña
- holgada
- holgado
- juego
- peculiar
- puntilla
- reconocer
- soltarse
- tienta
- torpe
- torpeza
- anduve
- bien
- caballo
- caminar
- cojo
- compañía
- corto
- descaminado
- desgarbado
- gata
- gatear
- mal
- nube
- ojo
- paso
English:
ambulatory
- badly
- barefoot
- blunder
- bustle
- crawl
- down
- drag
- even
- gait
- grope
- heavily
- large
- loose
- mooch
- mope about
- mope around
- move about
- move around
- pad about
- pad around
- pick
- plod
- pound
- prance
- pressed
- pussyfoot
- run
- scramble
- short
- slouch
- slouch about
- slouch around
- slow
- stall
- steadily
- stoop
- stride
- tiptoe
- toddler
- tout
- tramp
- trek
- trip along
- upright
- waddle
- walk
- walking pace
- walking shoes
- blink

* * *

andar

♦ vi

1. esp Esp [caminar] to walk;
[moverse] to move;
¿fuiste en autobús o andando? did you go by bus or on foot?, did you go by bus or did you walk?;

andar por la calle to walk in the street;

andar deprisa/despacio to walk quickly/slowly;

andar a gatas to crawl;

andar de puntillas to tiptoe

Comp

todo se andará all in good time

2. [funcionar] to work, to go;

la nueva moto anda estupendamente the new motorbike is running superbly;

el reloj no anda the clock has stopped;

las cosas andan mal things are going badly;

los negocios andan muy bien business is going very well

3. [estar] to be;

¿qué tal andas? how are you (doing)?;

no sabía que habían operado a tu padre – ¿qué tal anda? I didn't know your father had had an operation, how is he (getting on o doing)?;

¿dónde anda tu hermano? no lo he visto desde hace meses what's your brother up to these days? I haven't seen him for months;

creo que anda por el almacén I think he's somewhere in the warehouse;

andar en boca de todos to be on everyone's lips;

desde que tiene novia, andar muy contento ever since he got a girlfriend he's been very happy;

ando muy ocupado I'm very busy at the moment;

¿cómo andas de dinero? how are you (off) for money?;

andamos muy mal de dinero we're very short of money, we're very badly off for money;

¡date prisa, que andamos muy mal de tiempo! hurry up, we haven't got much time!, hurry up, we're late!;

andar detrás de o [m5]tras algo/alguien to be after sth/sb;

Comp

de andar por casa [explicación, método] basic, rough and ready;

mi ropa de andar por casa my clothes for wearing around the house;

hice un apaño de andar por casa y ya funciona I patched it up myself and it works again now;

Prov

ande yo caliente, ríase la gente I'm quite happy, I don't care what other people think;

Prov

quien mal anda mal acaba everyone gets their just deserts

4. [ocuparse]
andar en [asuntos, líos] to be involved in;
[papeleos, negocios] to be busy with;
anda metido en pleitos desde el accidente ever since the accident he's been busy fighting legal battles

5. [hurgar]
andar en to rummage around in;

¿quién ha andado en mis papeles? who has been messing around with my papers?

6. [indica acción]
andar haciendo algo to be doing sth;

con esa chulería, David anda buscándose problemas David's asking for trouble, always being so cocky;

en ese país andan a tiros in that country they go round shooting one another;

andan a voces todo el día they spend the whole day shouting at each other;

anda echando broncas a todos he's going round telling everybody off;

anda explicando sus aventuras he's talking about his adventures;

Comp

andar a vueltas con algo to be having trouble with sth;

Comp
RP
¡andá a saber! who knows!

7. [ir]
andar con alguien to go around o round with sb;

anda por ahí con una jovencita he's running around with a young girl;

anda con gente muy poco recomendable she mixes with o goes around with a very undesirable crowd;

Prov

dime con quién andas y te diré quién eres birds of a feather flock together

8.
andar por [alcanzar, rondar] to be about;

anda por los sesenta he's about sixty;

debe de andar por el medio millón it must be o cost about half a million

9. Fam [enredar]
andar con algo to play with sth

♦ vt

1. [recorrer] to go, to travel;

anduvimos 15 kilómetros we walked (for) 15 kilometres

2. CAm [llevar puesto] to wear

3. CAm [llevar] to carry

♦ nm

1. [modo de caminar] gait, walk;

andares [de persona] gait;

tiene andares de modelo she walks like a model

2. [transcurso]
con el andar del tiempo, comprenderás todo mejor you'll understand everything better with the passing of time

♦ See also the pronominal verb andarse

* * *

andar

I v/i

1 ( caminar) walk;

andando on foot;

¡andando! come on!, move it! fam

2 ( funcionar) work

3

:

andar alegre/triste be happy/sad;

andar bien/mal do well/badly;

andar bien/mal de algo have a lot of/be short of sth;

andar con cuidado be careful;

andar con alguien mix with s.o., hang out with s.o. fam ;

andar en algo ( buscar) rummage in sth;

andar en el cajón rummage around in the drawer;

andar en o

por los 30 años be around 30;

andar tras algo be after sth fam ;

andar haciendo algo be doing sth;

andar a golpes, andar a palos be always fighting;

andar a una work together;

¡anda! sorpresa wow!; incredulidad come on!

II v/t walk

III m

:

andares gait, walk

* * *

andar {6} vi

1) caminar: to walk

2) ir: to go, to travel

3) funcionar: to run, to function

el auto anda bien: the car runs well

4) : to ride

andar a caballo: to ride on horseback

5) : to be

anda sin dinero: he's broke

andar vt

: to walk, to travel

andar nm

: walk, gait

* * *

andar vb

1. (caminar) to walk

andaba por la calle I was walking down the street

se fue a casa andando she walked home

2. (moverse) to go

las motos acuáticas andan por el agua jet skis go on the water

3. (funcionar) to work / to go

no me anda el reloj my watch isn't working

su nuevo coche anda muy bien his new car goes like a dream

4. (estar) to be

¿cómo andas? how are you?

¿cómo andas de tu resfriado? how's your cold?

¿por dónde anda Enrique? where's Enrique?

¿quién anda por ahí? who's there?

anda despistado he's absent minded

andas equivocado you're wrong

andar por to be about

anda por los cuarenta she's about forty

Spanish-English dictionary > andar
11 to

1.
[before vowel tʊ, before consonant tə, stressed tuː] preposition

1) (in the direction of and reaching) zu; (with name of place) nach

go to work/to the theatre — zur Arbeit/ins Theater gehen

to Paris/France — nach Paris/Frankreich

go from town to town — von Stadt zu Stadt ziehen

throw the ball to me — wirf mir den Ball zu

2) (towards a condition or quality) zu

appoint somebody to a post — jemanden auf einen Posten berufen

3) (as far as) bis zu

from London to Edinburgh — von London [bis] nach Edinburgh

increase from 10 % to 20 % — von 10 % auf 20 % steigen

4) (next to, facing)

with one's back to the wall — mit dem Rücken zur Wand

5) (implying comparison, ratio, etc.)

[compared] to — verglichen mit; im Vergleich zu

3 is to 4 as 6 is to 8 — 3 verhält sich zu 4 wie 6 zu 8

it's ten to one he does something — die Chancen stehen zehn zu eins, dass er etwas tut

6) introducing relationship or indirect object

to somebody/something — jemandem/einer Sache (Dat.)

lend/explain etc. something to somebody — jemandem etwas leihen/erklären usw.

speak to somebody — mit jemandem sprechen

relate to something — sich auf etwas (Akk.) beziehen

to me — (in my opinion) meiner Meinung nach

secretary to the Minister — Sekretär des Ministers

a room to oneself — ein eigenes Zimmer

get four apples to the pound — vier Äpfel je Pfund bekommen

that's all there is to it — mehr ist dazu nicht zu sagen

what's that to you? — was geht das dich an?

7) (until) bis

to the end — bis zum Ende

to this day — bis heute

five [minutes] to eight — fünf [Minuten] vor acht

8) with infinitive of a verb zu; expressing purpose, or after academic.ru/75540/too">too um [...] zu

want to know — wissen wollen

do something to annoy somebody — etwas tun, um jemanden zu ärgern

too young to marry — zu jung, um zu heiraten; zu jung zum Heiraten

too hot to drink — zu heiß zum Trinken

to rebel is pointless — es ist sinnlos zu rebellieren

he woke to find himself in a strange room — er erwachte und fand sich in einem fremden Zimmer wieder

to use a technical term — um einen Fachausdruck zu gebrauchen

9) as substitute for infinitive

he would have phoned but forgot to — er hätte angerufen, aber er vergaß es

she didn't want to go there, but she had to — sie wollte nicht hingehen, aber sie musste
2.
[tuː] adverb

1) (just not shut)

be to — [Tür, Fenster:] angelehnt sein

push a door to — eine Tür anlehnen

2)

to and fro — hin und her

* * *
1. [tə,tu] preposition
1) (towards; in the direction of: I cycled to the station; The book fell to the floor; I went to the concert/lecture/play.) zu, auf

2) (as far as: His story is a lie from beginning to end.) bis

3) (until: Did you stay to the end of the concert?) bis

4) (sometimes used to introduce the indirect object of a verb: He sent it to us; You're the only person I can talk to.) zu, mit

5) (used in expressing various relations: Listen to me!; Did you reply to his letter?; Where's the key to this door?; He sang to (the accompaniment of) his guitar.) zu, für

6) (into a particular state or condition: She tore the letter to pieces.) in

7) (used in expressing comparison or proportion: He's junior to me; Your skill is superior to mine; We won the match by 5 goals to 2.) gegenüber, zu

8) (showing the purpose or result of an action etc: He came quickly to my assistance; To my horror, he took a gun out of his pocket.) zu

9) ([tə] used before an infinitive eg after various verbs and adjectives, or in other constructions: I want to go!; He asked me to come; He worked hard to (= in order to) earn a lot of money; These buildings were designed to (= so as to) resist earthquakes; She opened her eyes to find him standing beside her; I arrived too late to see him.) zu, um zu

10) (used instead of a complete infinitive: He asked her to stay but she didn't want to.) zu
2. [tu:] adverb
1) (into a closed or almost closed position: He pulled/pushed the door to.) zu

2) (used in phrasal verbs and compounds: He came to (= regained consciousness).) zu sich, dran

•

- to and fro

* * *

to

[tu:, tu, tə]

I. PREPOSITION

1. (moving towards) in + akk

, nach + dat

, zu + dat

she walked over \to the window sie ging [hinüber] zum Fenster [o ans Fenster]

we're going \to town wir gehen/fahren in die Stadt

they go \to work on the bus sie fahren mit dem Bus zur Arbeit

I'm going \to a party/concert ich gehe auf eine Party/ein Konzert

she has to go \to a meeting now sie muss jetzt zu einem Meeting [gehen]

we moved \to Germany last year wir sind letztes Jahr nach Deutschland gezogen

he flew \to the US er flog in die USA

she's never been \to Mexico before sie ist noch nie [zuvor] in Mexiko gewesen

my first visit \to Africa mein erster Aufenthalt in Afrika

this is a road \to nowhere! diese Straße führt nirgendwohin!

parallel \to the x axis parallel zur x-Achse

from here \to the station von hier [bis] zum Bahnhof

on the way \to the mountains/the sea/the town centre auf dem Weg in die Berge/zum Meer/ins [o zum] Stadtzentrum

\to the north/south nördlich/südlich

twenty miles \to the north of the city zwanzig Meilen nördlich der Stadt

the suburbs are \to the west of the city die Vororte liegen im Westen der Stadt

from place \to place von Ort zu Ort

\to the right/left nach rechts/links

there \to the right dort rechts

he's standing \to the left of Adrian er steht links neben Adrian

2. (attending regularly) zu + dat

, in + dat

she goes \to kindergarten sie geht in den Kindergarten

he goes \to university er geht auf die Universität

do you go \to church? gehst du in die Kirche?

I go \to the gym twice a week ich gehe zweimal wöchentlich zum Fitness

3. (inviting to) zu + dat

an invitation \to a wedding eine Einladung zu einer Hochzeit

I've asked them \to dinner ich habe sie zum Essen eingeladen

she took me out \to lunch yesterday sie hat mich gestern zum Mittagessen ausgeführt [o eingeladen

4. (in direction of) auf + akk

she pointed \to a distant spot on the horizon sie zeigte auf einen fernen Punkt am Horizont

to have one's back \to sth/sb etw/jdm den Rücken zudrehen

back \to front verkehrt herum

5. (in contact with) an + dat

they were dancing cheek \to cheek sie tanzten Wange an Wange

she put her hand \to his breast sie legte die Hand auf seine Brust

she clasped the letter \to her bosom sie drückte den Brief an ihre Brust

6. (attached to) an + akk

tie the lead \to the fence mach die Leine am Zaun fest

they fixed the bookshelves \to the wall sie brachten die Bücherregale an der Wand an

stick the ads \to some paper klebe die Anzeigen auf ein Blatt Papier

7. (with indirect object)

▪ \to sb/sth jdm/etw dat

I lent my bike \to my brother ich habe meinem Bruder mein Fahrrad geliehen

give that gun \to me gib mir das Gewehr

children are often cruel \to each other Kinder sind oft grausam zueinander

who's the letter addressed \to? an wen ist der Brief adressiert?

what have they done \to you? was haben sie dir [an]getan?

her knowledge proved useful \to him ihr Wissen erwies sich als hilfreich für ihn

they made a complaint \to the manager sie reichten beim Geschäftsleiter eine Beschwerde ein

a threat \to world peace eine Bedrohung des Weltfriedens [o für den Weltfrieden]

to be grateful \to sb jdm dankbar sein

to be married \to sb mit jdm verheiratet sein

to tell/show sth \to sb jdm etw erzählen/zeigen

8. (with respect to) zu + dat

and what did you say \to that? und was hast du dazu gesagt?

he finally confessed \to the crime er gestand schließlich das Verbrechen

this is essential \to our strategy dies ist ein wesentlicher Bestandteil unserer Strategie

9. (in response) auf + akk

a reference \to Psalm 22:18 ein Verweis auf Psalm 22:18

her reply \to the question ihre Antwort auf die Frage

and what was her response \to that? und wie lautete ihr Antwort darauf?

10. (belonging to) zu + dat

the keys \to his car seine Autoschlüssel

the top \to this pen die Kappe, die auf diesen Stift gehört

she has a mean side \to her sie kann auch sehr gemein sein

there is a very moral tone \to this book dieses Buch hat einen sehr moralischen Unterton

there's a funny side \to everything alles hat auch seine komische Seite

11. (compared to) mit + dat

I prefer beef \to seafood ich ziehe Rindfleisch Meeresfrüchten vor

she looked about thirty \to his sixty neben ihm mit seinen sechzig Jahren wirkte sie wie dreißig

to be comparable \to sth mit etw dat vergleichbar sein

[to be] nothing \to sth nichts im Vergleich zu etw dat [sein]

her wage is nothing \to what she could earn ihr Einkommen steht in keinem Vergleich zu dem, was sie verdienen könnte

to be superior \to sb jdm übergeordnet sein, höher stehen als jd

12. (in scores) zu + dat

Paul beat me by three games \to two Paul hat im Spiel drei zu zwei gegen mich gewonnen

Manchester won three \to one Manchester hat drei zu eins gewonnen

13. (until) bis + dat

, zu + dat

I read up \to page 100 ich habe bis Seite 100 gelesen

unemployment has risen \to almost 8 million die Arbeitslosigkeit ist auf fast 8 Millionen angestiegen

count \to 20 zähle bis 20

it's about fifty miles \to New York es sind [noch] etwa fünfzig Meilen bis New York

14. (expressing change of state) zu + dat

he converted \to Islam er ist zum Islam übergetreten

his expression changed from amazement \to joy sein Ausdruck wechselte von Erstaunen zu Freude

the change \to the metric system der Wechsel zum metrischen System

her promotion \to department manager ihre Beförderung zur Abteilungsleiterin

the meat was cooked \to perfection das Fleisch war bestens zubereitet

he drank himself \to death er trank sich zu Tode

she nursed me back \to health sie hat mich [wieder] gesund gepflegt

smashed \to pieces in tausend Stücke geschlagen

she was close \to tears sie war den Tränen nahe

he was thrilled \to bits er freute sich wahnsinnig

15. (to point in time) bis + dat

the shop is open \to 8.00 p.m. der Laden hat bis 20 Uhr geöffnet

we're in this \to the end wir führen dies bis zum Ende

and \to this day... und bis auf den heutigen Tag...

it's only two weeks \to your birthday! es sind nur noch zwei Wochen bis zu deinem Geburtstag!

16. (including)

▪ from... \to... von... bis...

from beginning \to end von Anfang bis Ende

from morning \to night von morgens bis abends

front \to back von vorne bis hinten, von allen Seiten

I read the document front \to back ich habe das Dokument von vorne bis hinten gelesen

he's done everything from snowboarding \to windsurfing er hat von Snowboarden bis Windsurfen alles [mal] gemacht

from simple theft \to cold-blooded murder vom einfachen Diebstahl bis zum kaltblütigen Mord

17. BRIT (in clock times) vor, bis SÜDD

it's twenty \to six es ist zwanzig vor sechs

18. (causing) zu + dat

\to my relief/horror/astonishment zu meiner Erleichterung/meinem Entsetzen/meinem Erstaunen

much \to her surprise zu ihrer großen Überraschung

19. (according to) für + akk

\to me, it sounds like she's ending the relationship für mich hört sich das an, als ob sie die Beziehung beenden wollte

that outfit looks good \to me das Outfit gefällt mir gut

if it's acceptable \to you wenn Sie einverstanden sind

this would be \to your advantage das wäre zu deinem Vorteil, das wäre für dich von Vorteil

does this make any sense \to you? findest du das auf irgendeine Weise einleuchtend?

fifty pounds is nothing \to him fünfzig Pfund sind nichts für ihn

what's it \to you? ( fam) was geht dich das an?

20. (serving) für + akk

he works as a personal trainer \to the rich and famous er arbeitet als Personal Trainer für die Reichen und Berühmten

they are hat makers \to Her Majesty the Queen sie sind Hutmacher Ihrer Majestät, der Königin

economic adviser \to the president Wirtschaftsberater des Präsidenten

21. FILM (next to)

she was Ophelia \to Olivier's Hamlet in der Verfilmung von Olivier spielte sie neben Hamlet die Ophelia

22. (in honour of) auf + akk

here's \to you! auf dein/Ihr Wohl!

\to the cook! auf den Koch/die Köchin!

the record is dedicated \to her mother die Schallplatte ist ihrer Mutter gewidmet

I propose a toast \to the bride and groom ich bringe einen Toast auf die Braut und den Bräutigam aus

a memorial \to all the soldiers who died in Vietnam ein Denkmal für alle im Vietnamkrieg gefallenen Soldaten

23. (per)

the car gets 25 miles \to the gallon das Auto verbraucht eine Gallone auf 25 Meilen

three parts oil \to one part vinegar drei Teile Öl auf einen Teil Essig

the odds are 2 \to 1 that you'll lose die Chancen stehen 2 zu 1, dass du verlierst

24. (as a result of) von + dat

she awoke \to the sound of screaming sie wurden durch laute Schreie wach

I like exercising \to music ich trainiere gerne mit Musik

I can't dance \to this sort of music ich kann zu dieser Art Musik nicht tanzen

the band walked on stage \to rapturous applause die Band zog unter tosendem Applaus auf die Bühne

25. (roughly) bis + dat

thirty \to thirty-five people dreißig bis fünfunddreißig Leute

26. MATH (defining exponent) hoch

ten \to the power of three zehn hoch drei

27.

▶ that's all there is \to it das ist schon alles

▶ there's not much [or nothing] \to it das ist nichts Besonderes, da ist nichts Besonderes dabei

II. TO FORM INFINITIVES

1. (expressing future intention) zu

she agreed \to help sie erklärte sich bereit zu helfen

I'll have \to tell him ich werde es ihm sagen müssen

I don't expect \to be finished any later than seven ich denke, dass ich spätestens um sieben fertig sein werde

he lived \to see his first grandchild er durfte erleben, dass sein erstes Enkelkind geboren wurde

I have \to go on a business trip ich muss auf eine Geschäftsreise

the company is \to pay over £500,000 die Firma muss über 500.000 Pfund bezahlen

he's going \to write his memoirs er wird seine Memoiren schreiben

I have some things \to be fixed ich habe einige Dinge zu reparieren

Blair \to meet with Bush Blair trifft Bush

to be about \to do sth gerade etw tun wollen, im Begriff sein, etw zu tun

2. (forming requests) zu

she was told \to have the report finished by Friday sie wurde gebeten, den Bericht bis Freitag fertigzustellen

he told me \to wait er sagte mir, ich solle warten

I asked her \to give me a call ich bat sie, mich anzurufen

we asked her \to explain wir baten sie, es uns zu erklären

you've not \to do that du sollst das nicht tun

that man is not \to come here again der Mann darf dieses Haus nicht mehr betreten

young man, you're \to go to your room right now junger Mann, du gehst jetzt auf dein Zimmer

3. (expressing wish) zu

I need \to eat something first ich muss zuerst etwas essen

I'd love \to live in New York ich würde nur zu gern in New York leben

would you like \to dance? möchten Sie tanzen?

that child ought \to be in bed das Kind sollte [schon] im Bett sein

I want \to go now ich möchte jetzt gehen

I need \to go to the bathroom ich muss mal auf die Toilette

do you want \to come with us? willst du [mit uns] mitkommen?

I'd love \to go to France this summer ich würde diesen Sommer gern nach Frankreich fahren

4. (omitting verb)

are you going tonight? — I'm certainly hoping \to gehst du heute Abend? — das hoffe ich sehr

would you like to go and see the Russian clowns? — yes, I'd love \to möchtest du gern die russischen Clowns sehen? — ja, sehr gern

can you drive? — yes I'm able \to but I prefer not \to kannst du Auto fahren? — ja, das kann ich, aber ich fahre nicht gern

5. after adj (to complete meaning)

it's not likely \to happen es ist unwahrscheinlich, dass das geschieht, das wird wohl kaum geschehen

I was afraid \to tell her ich hatte Angst, es ihr zu sagen

he's able \to speak four languages er spricht vier Sprachen

she's due \to have her baby sie bekommt bald ihr Baby

I'm afraid \to fly ich habe Angst vorm Fliegen

she's happy \to see you back sie ist froh, dass du wieder zurück bist

I'm sorry \to hear that es tut mir leid, das zu hören

easy \to use leicht zu bedienen

languages are fun \to learn Sprachenlernen macht Spaß

it is interesting \to know that es ist interessant, das zu wissen

three months is too long \to wait drei Monate zu warten ist zu lang

I'm too nervous \to talk right now ich bin zu nervös, um jetzt zu sprechen

6. (expressing purpose)

I'm going there \to see my sister ich gehe dort hin, um meine Schwester zu treffen

she's gone \to pick Jean up sie ist Jean abholen gegangen

my second attempt \to make flaky pastry mein zweiter Versuch, einen Blätterteig zu machen

they have no reason \to lie sie haben keinerlei Grund zu lügen

I have the chance \to buy a house cheaply ich habe die Gelegenheit, billig ein Haus zu kaufen

something \to eat etwas zu essen

the first person \to arrive die erste Person, die ankam [o eintraf]

Armstrong was the first man \to walk on the moon Armstrong war der erste Mann, der den Mond betrat

7. (expressing intent)

we tried \to help wir versuchten zu helfen

\to make this cake, you'll need... für diesen Kuchen braucht man...

he managed \to escape es gelang ihm zu entkommen

8. (after wh- words)

I don't know what \to do ich weiß nicht, was ich tun soll

I don't know where \to begin ich weiß nicht, wo ich anfangen soll

she was wondering whether \to ask David about it sie fragte sich, ob sie David deswegen fragen sollte

can you tell me how \to get there? könne Sie mir sagen, wie ich dort hinkomme?

9. (introducing clause)

\to tell the truth [or \to be truthful] um die Wahrheit zu sagen

\to be quite truthful with you, Dave, I never really liked the man ich muss dir ehrlich sagen, Dave, ich konnte diesen Mann noch nie leiden

\to be honest um ehrlich zu sein

10. (in consecutive acts) um zu

he looked up \to greet his guests er blickte auf, um seine Gäste zu begrüßen

she reached out \to take his hand sie griff nach seiner Hand

they turned around \to find their car gone sie drehten sich um und bemerkten, dass ihr Auto verschwunden war

III. ADVERB

inv zu

to push [or pull] the door \to die Tür zuschlagen

to come \to zu sich dat kommen

to set \to sich akk daranmachen fam

they set \to with a will, determined to finish the job sie machten sich mit Nachdruck daran, entschlossen, die Arbeit zu Ende zu bringen

* * *
[tuː]
1. PREPOSITION

1) = in direction of, towards zu

to go to the station — zum Bahnhof gehen

to go to the doctor( 's)/greengrocer's etc — zum Arzt/Gemüsehändler etc gehen

to go to the opera/concert etc — in die Oper/ins Konzert etc gehen

to go to France/London — nach Frankreich/London fahren

to go to Switzerland —

to go to school to go to bed — zur Schule or in die Schule gehen ins or zu Bett gehen

to the left — nach links

to the west — nach Westen

he came up to where I was standing —

to fall to the ground — auf den Boden or zu Boden fallen

to turn a picture/one's face to the wall — ein Bild/sich mit dem Gesicht zur Wand drehen

hold it up to the light — halte es gegen das Licht

2) = as far as, until bis

to count (up) to 20 —

there were (from) 40 to 60 people — es waren 40 bis 60 Leute da

it's 90 kms to Paris — nach Paris sind es 90 km

it's correct to a millimetre — es stimmt bis auf den Millimeter

8 years ago to the day — auf den Tag genau vor 8 Jahren

to this day — bis auf den heutigen Tag

they perished to a man — sie kamen alle bis auf den letzten Mann ums Leben

3) = in in (+dat)

I have never been to Brussels/India — ich war noch nie in Brüssel/Indien

4)

= secure to he nailed it to the wall/floor etc — er nagelte es an die Wand/auf den Boden etc

they tied him to the tree —

they held him to the ground — sie hielten ihn am Boden

5)

with indirect object to give sth to sb — jdm etw geben

a present from me to you —

who did you give it to? — wem haben Sie es gegeben?

I said to myself... — ich habe mir gesagt...

he was muttering/singing to himself — er murmelte/sang vor sich hin

what is it to you? — was geht dich das an?

he is kind to everyone — er ist zu allen freundlich

it's a great help to me — das ist eine große Hilfe für mich

he has been a good friend to us — er war uns (dat)

"To... " (on envelope etc) to pray to God — "An (+acc)..." zu Gott beten

6) in toasts auf (+acc)

to drink to sb — jdm zutrinken

to drink to sb's health — auf jds Wohl (acc) trinken

7)

= next to with position bumper to bumper — Stoßstange an Stoßstange

close to sb/sth — nahe bei jdm/etw

at right angles to the wall —

parallel to the wall — parallel zur Wand

to the west (of)/the left (of) — westlich/links (von)

8) with expressions of time vor

20 ( minutes) to 2 — 20 (Minuten) vor 2

at (a) quarter to 2 — um Viertel vor 2

25 to 3 — 5 (Minuten) nach halb 3

it was five to when we arrived — es war fünf vor, als wir ankamen

9) = in relation to zu

A is to B as C is to D —

by a majority of 10 to 7 — mit einer Mehrheit von 10 zu 7

they won by 4 goals to 2 — sie haben mit 4:2 (spoken: vier zu zwei) Toren gewonnen

10) = per pro; (in recipes, when mixing) auf (+acc)

one person to a room — eine Person pro Zimmer

11) MATH

3 to the 4th, 3 to the power of 4 — 3 hoch 4

12)

= concerning what do you say to the idea? — was hältst du von der Idee?

what would you say to a beer? — was hältst du von einem Bier?

that's all there is to it — das ist alles

to repairing television £30 (Comm) — (für) Reparatur eines Fernsehers £ 30

13)

= according to to the best of my knowledge — nach bestem Wissen

it's not to my taste — das ist nicht nach meinem Geschmack

14)

= accompanied by to sing to the guitar —

to sing sth to the tune of... — etw nach der Melodie von... singen

to dance to a tune/a band — zu einer Melodie/den Klängen or der Musik eines Orchesters tanzen

15)

= of ambassador to America/the King of France — Botschafter in Amerika/am Hofe des Königs von Frankreich

secretary to the director — Sekretärin des Direktors

16)

= producing to everyone's surprise — zu jedermanns Überraschung

17)

infinitive to begin to do sth — anfangen, etw zu tun

he decided to come — er beschloss zu kommen

I want to do it — ich will es tun

I want him to do it — ich will, dass er es tut

18)

conditional use of infinitive to see him now, one would never think... — wenn man ihn jetzt sieht, würde man nicht glauben,...

19)

infinitive expressing purpose, result to eat/work to live —

I did it to help you — ich tat es, um dir zu helfen

to get to the point,... — um zur Sache zu kommen,...

well, not to exaggerate... — ohne zu übertreiben,...

I arrived to find she had gone — als ich ankam, war sie weg

never to be found again — und wurde nie wiedergefunden

20)

omitting verb I don't want to — ich will nicht

I'll try to — ich werde es versuchen

you have to — du musst

I'd love to — sehr gerne

we didn't want to but we were forced to — wir wollten nicht, aber wir waren dazu gezwungen

I intended to (do it), but I forgot (to) — ich wollte es tun, aber ich habe es vergessen

buy it, it would be silly not to — kaufe es, es wäre dumm, es nicht zu tun

he often does things one doesn't expect him to — er macht oft Dinge, die man nicht von ihm erwartet

21)

set structures __diams; noun/pronoun + to + infinitive he is not the sort to do that — er ist nicht der Typ, der das täte, er ist nicht der Typ dazu

I have done nothing to deserve this — ich habe nichts getan, womit ich das verdient hätte

there's no-one to help us — es ist niemand da, der uns helfen könnte

who is he to order you around? — wer ist er denn, dass er dich so herumkommandiert?

he was the first to arrive — er kam als Erster an, er war der Erste, der ankam

who was the last to see her? —

there is much to be done — es gibt viel zu tun

what is there to do here? —

now is the time to do it — jetzt ist die (beste) Zeit, es zu tun

the book is still to be written — das Buch muss noch geschrieben werden

are you ready to go at last? — bist du endlich fertig?

it's hard to understand — es ist schwer zu verstehen

it's impossible to believe — das kann man einfach nicht glauben

you are foolish to try it — du bist dumm, das überhaupt zu versuchen

is it good to eat? —

it's too heavy to lift too young to marry — es ist zu schwer zum Heben zu jung zum Heiraten

he's too old to be still in short trousers — er ist schon so alt und trägt noch kurze Hosen

2. ADJECTIVE
door (= ajar) angelehnt; (= shut) zu
3. ADVERB

to and fro — hin und her; walk auf und ab

* * *

to

A präp [tuː; tʊ; tə]

1. (Grundbedeutung) zu

2. (Richtung und Ziel, räumlich) zu, nach, an (akk), in (akk), auf (akk):

go to London nach London fahren;

from east to west von Osten nach Westen;

throw sth to the ground etwas auf den oder zu Boden werfen

3. in (dat):

have you ever been to London?

4. (Richtung, Ziel, Zweck) zu, auf (akk), an (akk), in (akk), für, gegen:

play to a large audience vor einem großen Publikum spielen; → duty A 1 a, invite A 1, pray B 2, etc

5. (Zugehörigkeit) zu, in (akk), für, auf (akk):

that is all there is to it das ist alles;

a cap with a tassel to it eine Mütze mit einer Troddel (daran);

a key to the case ein Schlüssel für den oder zum Koffer;

a room to myself ein Zimmer für mich (allein); → assistant B 1, end C 7, moral B 1, secretary 1, etc

6. (Übereinstimmung, Gemäßheit) nach, für, gemäß: → astonishment, etc

7. (im Verhältnis oder Vergleich) zu, gegen, gegenüber, auf (akk), mit:

the score is three to one (3-1) das Spiel oder es steht drei zu eins (3:1);

two is to four as four is to eight zwei verhält sich zu vier wie vier zu acht

8. (Ausmaß, Grenze, Grad) bis, (bis) zu, (bis) an (akk), auf (akk), in (dat):

to the clouds bis an die Wolken;

ten feet to the ground zehn Fuß bis zum Boden; → craziness

9. (zeitliche Ausdehnung oder Grenze) bis, bis zu, bis gegen, auf (akk), vor (dat):

from three to four von drei bis vier (Uhr);

it’s ten to five es ist zehn vor fünf

10. (Begleitung) zu, nach:

sing to a guitar zu einer Gitarre singen;

they danced to a tune sie tanzten nach einer Melodie; → dance A 1

11. zur Bildung des Dativs:

a) betont:

he gave the book to me, not to you! er gab das Buch mir, nicht Ihnen!

b) unbetont:

she was a good mother to him sie war ihm eine gute Mutter

B partikel [tʊ; tə]

1. zur Bezeichnung des Infinitivs:

to go gehen;

easy to understand leicht zu verstehen;

she was heard to cry man hörte sie weinen

2. (Zweck, Absicht) um zu, zu:

he only does it to earn money er tut es nur, um Geld zu verdienen

3. zur Verkürzung des Nebensatzes:

I weep to think of it ich weine, wenn ich daran denke;

he was the first to arrive er kam als Erster;

to hear him talk wenn man ihn (so) reden hört; → honest A 1 b

4. zur Bezeichnung eines Grundes:

why blame you me to love you? obs oder poet was tadelst du mich, weil ich dich liebe?

5. zur Andeutung eines aus dem Vorhergehenden zu ergänzenden Infinitivs:

I don’t go because I don’t want to ich gehe nicht, weil ich nicht (gehen) will

C adv [tuː]

1. a) zu, geschlossen:

pull the door to die Türe zuziehen

b) angelehnt:

leave the door to

2. (wieder) zu Bewusstsein oder zu sich: → bring to A 1, come to 1

3. SCHIFF nahe am Wind:

keep her to!

4. to and fro

a) hin und her,

b) auf und ab

* * *
1.
[before vowel tʊ, before consonant tə, stressed tuː] preposition

1) (in the direction of and reaching) zu; (with name of place) nach

go to work/to the theatre — zur Arbeit/ins Theater gehen

to Paris/France — nach Paris/Frankreich

go from town to town — von Stadt zu Stadt ziehen

throw the ball to me — wirf mir den Ball zu

2) (towards a condition or quality) zu

appoint somebody to a post — jemanden auf einen Posten berufen

3) (as far as) bis zu

from London to Edinburgh — von London [bis] nach Edinburgh

increase from 10 % to 20 % — von 10 % auf 20 % steigen

4) (next to, facing)

with one's back to the wall — mit dem Rücken zur Wand

5) (implying comparison, ratio, etc.)

[compared] to — verglichen mit; im Vergleich zu

3 is to 4 as 6 is to 8 — 3 verhält sich zu 4 wie 6 zu 8

it's ten to one he does something — die Chancen stehen zehn zu eins, dass er etwas tut

6) introducing relationship or indirect object

to somebody/something — jemandem/einer Sache (Dat.)

lend/explain etc. something to somebody — jemandem etwas leihen/erklären usw.

speak to somebody — mit jemandem sprechen

relate to something — sich auf etwas (Akk.) beziehen

to me — (in my opinion) meiner Meinung nach

secretary to the Minister — Sekretär des Ministers

a room to oneself — ein eigenes Zimmer

get four apples to the pound — vier Äpfel je Pfund bekommen

that's all there is to it — mehr ist dazu nicht zu sagen

what's that to you? — was geht das dich an?

7) (until) bis

to the end — bis zum Ende

to this day — bis heute

five [minutes] to eight — fünf [Minuten] vor acht

8) with infinitive of a verb zu; expressing purpose, or after too um [...] zu

want to know — wissen wollen

do something to annoy somebody — etwas tun, um jemanden zu ärgern

too young to marry — zu jung, um zu heiraten; zu jung zum Heiraten

too hot to drink — zu heiß zum Trinken

to rebel is pointless — es ist sinnlos zu rebellieren

he woke to find himself in a strange room — er erwachte und fand sich in einem fremden Zimmer wieder

to use a technical term — um einen Fachausdruck zu gebrauchen

9) as substitute for infinitive

he would have phoned but forgot to — er hätte angerufen, aber er vergaß es

she didn't want to go there, but she had to — sie wollte nicht hingehen, aber sie musste
2.
[tuː] adverb

1) (just not shut)

be to — [Tür, Fenster:] angelehnt sein

push a door to — eine Tür anlehnen

2)

to and fro — hin und her

English-german dictionary > to
12 take

1. [teık] n
1. 1) захват, взятие; получение

2) шахм. взятие ( фигуры)

2. 1) сл. выручка, барыши; сбор ( театральный)

2) получка

3. 1) улов ( рыбы)

great take of fish - большой улов рыбы

2) добыча ( на охоте)

4. 1) аренда ( земли)

2) арендованный участок

5. разг. популярная песенка, пьеса

6. мед. проф. хорошо принявшаяся прививка

7. полигр. «урок» наборщика

8. кино снятый кадр, кинокадр, дубль

9. мед. пересадка ( кожи)

successful takes - успешные операции по пересадке

10. запись (на пленку и т. п.)

♢ give and take - а) взаимные уступки, компромисс; б) обмен любезностями; обмен шутками, колкостями, пикировка

on the take - корыстный, продажный

officials on the take - чиновники-взяточники
2. [teık] v (took; taken)
I

1. брать; хватать

to take a pencil [a sheet of paper, a spade] - взять карандаш [лист бумаги, лопату]

to take smth. in one's hand - взять что-л. в руку

to take one's head in one's hands - обхватить голову руками

to take smb.'s hand, to take smb. by the hand - взять кого-л. за руку

to take smb. in one's arms - а) брать кого-л. на руки; б) обнимать кого-л.

to take smb.'s arm - взять кого-л. под руку

to take smth. in one's arms - взять что-л. в руки; схватить что-л. руками

to take smb. to one's arms /to one's breast/ - обнимать кого-л., прижимать кого-л. к груди

to take smb. by the shoulders - взять /схватить/ кого-л. за плечи

to take smb. by the throat - взять /схватить/ кого-л. за горло /за глотку/

to take smth. between one's finger and thumb - взять что-л. двумя пальцами

to take smth. (up) with a pair of tongs - взять что-л. щипцами

to take smth. on one's back - взвалить что-л. на спину

to take money from a friend - взять деньги у друга

he took the book from the table - он взял книгу со стола

take a sheet of paper from /out of/ the drawer - возьми лист бумаги из ящика стола

take your bag off the table - снимите /уберите, возьмите/ сумку со стола

take this table out of the room - уберите /вынесите/ этот стол из комнаты

2. 1) захватывать; овладевать, завоёвывать

to take a fortress [a town] (by storm) - брать крепость [город] (штурмом)

to take prisoners - захватывать /брать/ пленных

he was taken prisoner - его взяли /он попал/ в плен

he was taken in the street - его взяли /арестовали/ на улице

2) ловить

to take fish - ловить рыбу

a rabbit taken in a trap - заяц, попавшийся в капкан

he managed to take the ball (off the bat) - ему удалось поймать мяч (с биты)

to take smb. in the act - застать кого-л. на месте преступления

to take smb. by surprise /off his guard, unawares/ - захватить /застигнуть/ кого-л. врасплох

to take smb. at his word - поймать кого-л. на слове

3) разг. овладевать ( женщиной), брать ( женщину)

4) уносить, сводить в могилу

pneumonia took him - воспаление лёгких свело его в могилу, он умер от воспаления лёгких

3. 1) присваивать, брать (без разрешения)

who has taken my pen? - кто взял мою ручку?

he takes whatever he can lay his hands on - он пользуется (всем), чем только может, он берёт всё, что под руку подвернётся

she took all the credit to herself - она приписала все заслуги себе

he is always taking other people's ideas - он всегда использует /присваивает себе/ чужие мысли, он всегда пользуется чужими мыслями

2) (from) отбирать, забирать

they took his dog from him - они у него забрали /отобрали/ собаку

his clothes were taken from him - у него отобрали одежду

I'll take it from him - я отберу это у него

4. 1) пользоваться; получать; приобретать

to take lessons - брать уроки

to take a book from the library - взять книгу в библиотеке

to take a taxi - брать такси [см. тж. II А 2]

to take one's part - взять свою часть /долю/ [ср. тж. III А 2)]

to take a quotation from Shakespeare [from a book] - воспользоваться цитатой из Шекспира [из книги], взять цитату из Шекспира [из книги]

to take a holiday - а) взять отпуск; when are you taking your holiday? - когда ты идёшь в отпуск?; б) отдыхать; you must take a holiday - вам надо отдохнуть; I am taking a holiday today - я сегодня отдыхаю /не работаю/; сегодня у меня свободный день

he lived in my house and took my care and nursing - он жил у меня и принимал мои заботы и уход (как должное)

2) выбирать

to take a role (in a play) - выбрать себе роль (в пьесе)

take what you like - возьми что хочешь

he took the largest piece of cake - он взял себе самый большой кусок пирога

to take any means to do smth. - использовать любые средства, чтобы сделать что-л.

to take the shortest way - выбрать кратчайший путь

to take the wrong road - сбиться с пути

which route shall you take? - какой дорогой вы пойдёте /поедете/?

she is old enough to take her own way - она достаточно взрослая, чтобы самой выбрать свой собственный путь

take your partners - пригласите партнёров ( в танце)

3) покупать

to take tickets - брать билеты

to take seats in advance - приобрести билеты заблаговременно

I shall take this hat - я возьму эту шляпу

I take bread here - я покупаю /беру/ хлеб здесь

you will take - 2 lbs. - купишь /возьмёшь/ два фунта (чего-л.)

I shall take it for $3 - я возьму /куплю/ это за три доллара

4) выигрывать; брать, бить

to take a bishop - взять /побить/ слона ( в шахматах)

to take a trick - взять взятку ( в картах)

he took little by that move - этот ход /шаг/ мало помог /мало что дал/ ему

5) юр. вступать во владение, наследовать

the eldest son shall take - наследует старший сын

according to the will he will take when of age - согласно завещанию он вступит во владение (имуществом) по достижении совершеннолетия

5. 1) доставать, добывать

to take coal - добывать уголь

to take the crop - убирать /собирать/ урожай

2) взимать, собирать; добиваться уплаты

to take money for admission - взимать плату за приём

to take contributions to the Red Cross - собирать пожертвования в пользу Красного Креста

3) получать, зарабатывать

to take 100 dollars a week - зарабатывать сто долларов в неделю

6. 1) принимать (что-л.); соглашаться (на что-л.)

to take an offer [presents] - принимать предложение [подарки]

to take bribes - брать взятки

to take £50 for the picture - взять /согласиться на/ пятьдесят фунтов за картину

how much less will you take? - на сколько вы сбавите цену?, сколько вы уступите?

I won't take a cent less - я не уступлю больше ни цента

if the magazine takes my article - если этот журнал примет мою статью

take what he offers you - возьми /прими/ то, что он тебе предлагает

I'll take it - ладно, я согласен

I will take no denial - отказа я не приму; не вздумайте отказываться

I won't take that answer - такой ответ меня не устраивает

to take smb.'s orders - слушаться кого-л., подчиняться кому-л.

I am not taking orders from you - я вам не подчиняюсь, я не буду выполнять ваши приказы; ≅ вы мне не указчик

I will not take such treatment - я не потерплю такого обращения

to take a wager /a bet/ - идти на пари

to take a dare /a challenge/ - принимать вызов

2) получать

take that (and that)! - получай!, вот тебе!

7. воспринимать, реагировать

to take smth. coolly [lightly] - относиться к чему-л. спокойно /хладнокровно/ [несерьёзно /беспечно/]

to take smth. to heart - принимать что-л. (близко) к сердцу

to take it all in good fun - отнестись ко всему этому с юмором

I wonder how he will take it - интересно, как он к этому отнесётся

I can't take him [his words] seriously - я не могу принимать его [его слова] всерьёз, я не могу серьёзно относиться к нему [к его словам]

he took the joke in earnest - он не понял шутки, он принял шутку всерьёз

he is really kind-hearted if you take him the right way - он, в сущности, добрый человек, если (конечно) правильно его воспринимать

this is no way to take his behaviour - на его поведение нужно реагировать не так

take it easy! - а) не волнуйся!; б) смотри на вещи проще!; в) не усердствуй чрезмерно!

to take things as they are /as one finds them, as they come/ - принимать вещи такими, какие они есть

to take smth. amiss /ill, in bad part/ - обижаться на что-л.

you must not take it ill of him - вы не должны сердиться на него; он не хотел вас обидеть

to take kindly to smb. - дружески /тепло/ отнестись к кому-л. принять участие в ком-л.

he took kindly to the young author - он принял участие в начинающем писателе, он «пригрел» начинающего писателя

to take smth. kindly - благожелательно /доброжелательно/ отнестись к чему-л.

I should take it kindly if you would answer my letter - я буду вам очень благодарен, если вы ответите на моё письмо

8. 1) понимать; толковать

to take a hint - понять намёк

I take your meaning - я вас понимаю, я понимаю, что вы хотите сказать

I [don't] take you - уст. я вас [не] понимаю, я [не] понимаю, что вы хотите сказать

how did you take his remark? - как вы поняли его замечание?

he can't take a joke - он не понимает шуток

to take smb. in the wrong way - неправильно понять кого-л.

your words may be taken in a bad sense - ваши слова можно истолковать дурно /превратно/

2) полагать, считать; заключать

to take the news to be true /as true/ - считать эти сведения верными /соответствующими действительности/

what time do you take it to be? - как вы думаете /как по-вашему/, сколько сейчас времени?

how old do you take him to be? - сколько лет вы ему дадите?

I take it that we are to wait here [to come early] - надо полагать /я так понимаю/, что мы должны ждать здесь [прийти рано]

let us take it that it is so - предположим, что это так

3) верить; считать истинным

(you may) take it from me that he means what he says - поверьте мне, он не шутит /к тому, что он говорит, надо отнестись серьёзно/

take it from me!, take my word for it - можете мне поверить; уж я-то знаю!, можете не сомневаться!

we must take it at that - ничего не поделаешь, приходится верить

9. охватывать, овладевать

an intense despair took him - его охватило полное отчаяние

when love takes a man - когда любовь овладевает человеком

his conscience takes him when he is sober - когда он трезв, его мучают угрызения совести

what has taken the boy? - что нашло на мальчика?

he was taken by violent shaking - он весь задрожал

he was taken with a fit of coughing [of laughter] - на него напал приступ кашля [смеха]

to be taken ill /bad/ - заболеть

10. 1) захватывать, увлекать; нравиться

to take smb.'s fancy - а) поразить чьё-л. воображение; the story took my fancy - рассказ поразил моё воображение; б) понравиться; her new novel took the fancy of the public - её новый роман понравился читателям

this author takes his readers with him - этот автор увлекает читателей

I was not taken with him - он мне не понравился, он не произвёл на меня (большого) впечатления

he was very much taken with the idea - он очень увлёкся этой мыслью, он был весь во власти этой идеи

2) иметь успех, становиться популярным (тж. take on)

the play didn't take (with the public) - пьеса не имела успеха (у публики)

11. записывать, регистрировать, протоколировать

to take notes - делать заметки

to take notes of a lecture - записывать лекцию

to take minutes - вести протокол

the police took the number of his car - полиция записала номер его машины

to take dictation - а) писать под диктовку; б) писать диктант

12. 1) снимать, фотографировать

to take a photograph of a tower - сфотографировать башню, сделать снимок башни

he liked to take animals - он любил фотографировать /снимать/ животных

to have one's likeness taken - сфотографироваться

2) выходить, получаться на фотографии

he does not take well, he takes badly - он плохо выходит /получается/ на фотографии; он нефотогеничен

13. использовать в качестве примера

take the French Revolution - возьмите /возьмём/ (например) Французскую революцию

take me for example - возьмите меня, например

to take one simple example - один простой пример

14. вмешать

this car takes only five - в этой машине может поместиться только пять человек

the typewriter takes large sizes of paper - в эту (пишущую) машинку входит бумага большого формата

15. 1) требовать; отнимать

it takes time, means and skill - на это нужно время, средства и умение

the stuff takes sixty hours in burning - это вещество сгорает за шестьдесят часов

how long will it take you to translate this article? - сколько времени уйдёт у вас на перевод этой статьи?

it took him three years to write the book - ему потребовалось три года, чтобы написать книгу [ср. тж. 2)]

this trip will take a lot of money - на эту поездку уйдёт /потребуется/ много денег

the piano would take much room - пианино заняло бы много места

it takes some pluck to do our work - для нашей работы требуется немало мужества

it takes a man to do this - это под силу только (настоящему) мужчине

it took four men to hold him - потребовалось четыре человека, чтобы его удержать

it takes a poet to translate poetry - только поэт может переводить стихи

it takes two to make a quarrel - для ссоры нужны двое

it would take volumes to relate - нужны тома, чтобы это рассказать

it takes a lot of doing - разг. это сделать довольно трудно, это не так-то просто сделать

the work took some doing - работа потребовала усилий, работа попалась нелёгкая

it took some finding [explaining] - разг. это было трудно найти /разыскать/ [объяснить]

he has everything it takes to be a pilot - у него есть все (необходимые) качества (для того), чтобы стать лётчиком

she's got what it takes - разг. она очень привлекательна, она нравится мужчинам

2) требовать, нуждаться

he took two hours to get there - ему потребовалось два часа, чтобы добраться туда; дорога туда отняла у него два часа

wait for me, I won't take long - подожди меня, я скоро освобожусь

he took three years to write /in writing/ the book - ему потребовалось три года, чтобы написать книгу [ср. тж. 1)]

3) требовать ( грамматической формы)

a plural noun takes a plural verb - существительное во множественном числе требует глагола /употребляется с глаголом/ во множественном числе

16. (in, on) цепляться (за что-л.); застревать, запутываться (в чём-л.)

the anchor took in the seaweed - якорь запутался в водорослях

17. жениться; выходить замуж

he is going to take a wife - он собирается жениться

she wouldn't take him - она не хотела выходить за него замуж, она ему упорно отказывала

he took to wife Jane Smith - уст. он взял в жёны Джейн Смит

18. с.-х. принимать

the cow [the mare] took the bull [the stallion] - корова [кобыла] приняла быка [жеребца]

19. 1) приниматься

before the graft has taken - до тех пор, пока прививка не принялась

the flower took at once - цветок сразу принялся

2) действовать; приниматься

the vaccination did not take - оспа не привилась /не принялась/

the medicine seems to be taking - лекарство, кажется, подействовало

3) держаться, закрепляться, оставаться

this ink does not take on glossy paper - этими чернилами нельзя писать на глянцевой бумаге

the snow was not taking on the wet streets - снег таял на мокрых улицах

20. начинаться, расходиться, набирать силу

the fire has taken - огонь набрал силу

21. 1) амер. схватываться, замерзать

the pond has taken - пруд замёрз

2) тех. твердеть, схватываться

22. разг. становиться, делаться

to take sick - заболеть, захворать; приболеть

II А

1. 1) принимать (пищу, лекарство)

to take a meal - поесть

to take an early breakfast [dinner] - рано позавтракать [пообедать]

just take a sip of that wine - прошу вас хотя бы пригубить этого вина

will you take tea or coffee? - вы будете пить чай или кофе?

do you take sugar in your tea? - вы пьёте чай с сахаром?

I cannot take whiskey - я не могу пить /не выношу/ виски

he can't take his drink - разг. он не умеет пить

he can take his drink - разг. у него крепкая голова, он может много выпить

that's all he ever takes - это всё, что он ест

to take medicine [pills, sleeping powders] - принимать лекарство [пилюли, снотворное]

I must take smth. for my headache - мне нужно принять что-л. от головной боли

to be (well) shaken before taking - перед употреблением взбалтывать ( надпись на этикетке лекарства)

to be taken - принимать внутрь, для внутреннего употребления ( надпись на этикетке лекарства)

not to be taken - наружное ( надпись на этикетке лекарства)

2) нюхать ( табак)

to take snuff - нюхать табак

3) клевать, брать ( приманку)

the fish doesn't take (the bait /the hook/) - рыба не клюёт

2. ездить (на автобусе, такси и т. п.)

to take a tram [a taxi] - поехать на трамвае [на такси] [см. тж. I 4, 1)]

you can take the boat - вы можете поехать на пароходе

we usually take the lift - мы обычно пользуемся лифтом

3. 1) снимать, арендовать ( помещение)

to take a house (for a year) - снять дом (на год)

they've taken the large hall for the conference - они сняли большой зал для конференции

2) нанимать, приглашать (рабочих и т. п.)

to take a maid - нанять служанку

to take smb. as a servant - взять кого-л. в качестве слуги

he took me into partnership - он сделал меня своим компаньоном, он принял /пригласил/ меня в долю

he has been taken into the Air Ministry - его взяли /приняли на работу/ в министерство авиации

3) брать (постояльцев и т. п.)

to take pupils [lodgers] - брать учеников [постояльцев]

to take paying guests - брать жильцов с пансионом

4. выписывать или регулярно покупать (газеты и т. п.); подписываться (на газету и т. п.)

which magazines and newspapers do you take? - какие журналы и газеты вы выписываете?

5. 1) принимать (руководство, обязанности и т. п.); нести (ответственность и т. п.)

to take command - принять командование

to take the lead - взять на себя руководство

to take control - брать в свои руки руководство /управление/

to take all responsibility - принять на себя всю полноту ответственности

to take responsibility for an action - взять на себя ответственность за какую-л. акцию

to take charge of smb., smth. - взять на себя заботу о ком-л., чём-л.; осуществлять контроль /надзор/ за кем-л., чем-л.

when I go away she is to take charge of the children - когда я уеду, она будет заботиться о детях

to take the consequences - отвечать за последствия

I don't want to take the blame for what he did - я не хочу отвечать за то, что сделал он; ≅ он виноват, пусть он и отвечает /расхлёбывает/

to take the blame upon oneself - брать вину на себя

I shall take it upon myself to convince him - я беру /возьму/ на себя (задачу) убедить его

2) вступать (в должность и т. п.)

to take office - вступать в должность

to take service - поступать на службу

to take the crown - вступать на престол

3) получать (степень и т. п.)

to take a degree - получить учёную степень, стать магистром или доктором наук

to take holy orders - принять духовный сан, стать священником

6. занимать ( место)

to take a front [a back] seat - садиться спереди [сзади] [ср. тж. ♢ ]

take a seat! - садитесь!

take the chair - садитесь /сядьте/ на (этот) стул [ср. тж. ♢ ]

take your seats! - занимайте места! (в поезде и т. п.)

he took one of the vacant places - он занял одно из свободных мест

7. держаться, двигаться (в каком-л. направлении)

to take (a little) to the right - брать /держаться/ (немного) правее

take this street until you come to the big yellow house, then take the first street to the right, go another 100 yards and take the turning on the left - идите по этой улице до большого жёлтого дома, затем сверните в первую улицу направо, пройдите ещё сто ярдов и сверните (за угол) налево

he took the opposite direction - он пошёл в противоположном направлении

8. занимать ( позицию); придерживаться (мнения, точки зрения и т. п.)

to take the attitude of an outsider - занять позицию (стороннего) наблюдателя

if you take this attitude we shall not come to an agreement - если вы так будете к этому относиться, мы не договоримся /не придём к соглашению/

to take a strong stand - решительно настаивать на своём, упорно отстаивать свою точку зрения; занять жёсткую позицию

to take a jaundiced view - отнестись к чему-л. предвзято /предубеждённо, пристрастно/

to take a practical view of the situation - смотреть на дело /положение/ практически /с практической точки зрения/; трезво смотреть на ситуацию

9. 1) приобретать, принимать (вид, форму и т. п.)

a pudding takes its shape from the mould - пудинг принимает форму посуды (в которой он пёкся)

the word takes a new meaning in this text - в этом тексте слово приобретает новое значение

at times his voice takes a different tone - иногда его голос звучит иначе

this drink takes its flavour from the lemon peel - лимонная корочка придаёт этому напитку особый вкус /привкус/

2) получать, наследовать (имя, название и т. п.)

the city of Washington takes its name from George Washington - город Вашингтон назван в честь Джорджа Вашингтона

this apparatus takes ifs name from the inventor - этот аппарат назван по имени изобретателя

10. 1) преодолевать (препятствие и т. п.)

to take a hurdle [a grade] - брать барьер [подъём]

the horse took the ditch [the fence] - лошадь перепрыгнула через канаву [забор]

the car took the corner at full speed - машина свернула за угол на полной скорости

I took the stairs too fast - я слишком быстро поднялся по лестнице

2) выигрывать, побеждать, одерживать верх (в спортивном состязании и т. п.)

the visiting team took the game 8 to 1 - команда гостей выиграла встречу со счётом 8:1

3) выигрывать, завоёвывать, брать (приз и т. п.); занимать ( определённое место)

to take (the) first prize - завоевать /получить/ первую премию

who took the first place? - кто занял первое место?

4) поразить ( ворота в крикете)

11. (into)

1) посвящать (в тайну и т. п.)

to take smb. into the secret - посвятить кого-л. в тайну

to take smb. into one's confidence - оказать доверие /довериться/ кому-л.; поделиться с кем-л.; сделать кого-л. поверенным своих тайн

we took him into the details - мы ознакомили его с подробностями; мы ввели его в курс дела

2) принимать (в расчёт и т. п.)

to take smth. into account /into consideration/ - принять что-л. во внимание, учесть что-л.

12. 1) изучать (предмет, ремесло)

I shall take French - я буду изучать французский язык, я буду заниматься французским

you should take a course in physiology - вам следует заняться физиологией /прослушать курс физиологии/

2) вести (занятия и т. п.)

he takes the English class - он ведёт занятия по английскому языку

he always takes botany in the park - он всегда проводит занятия по ботанике в парке

to take the evening service - церк. служить вечерню

13. определять (размер, расстояние и т. п.); снимать ( показания приборов)

to take the /a/ temperature - измерять температуру

to take the pulse - проверять пульс

to take measurements - снимать мерку

to take the readings of a meter - снять показания счётчика

to take azimuth - засекать направление, брать азимут

to take bearings - а) ориентироваться; уяснять обстановку; б) пеленговать

14. носить, иметь размер (ноги и т. п.)

what size do you take in shoes? - какой размер обуви вы носите?

she takes sevens /a seven/ in gloves - она носит седьмой номер перчаток

15. подвергаться (наказанию и т. п.); нести (потери, урон)

to take a beating - получить взбучку

to take casualties - нести потери

to take a light [severe] punishment - воен. а) получить лёгкое [серьёзное] повреждение; б) нести незначительные [большие] потери

to take a direct hit - воен. получить прямое попадание

16. 1) выдерживать, переносить (неприятности, удары и т. п.)

I don't know how he can take it - я не знаю, как он (это) выдерживает

she takes the rough with the smooth - она стойко переносит превратности судьбы

he always takes what comes to him - он всегда мирится с тем, что есть

he won't take the insult lying down - он не простит этого оскорбления

2) (take it) сл. выносить, терпеть

he can dish it out but he can't take it - он может любого отделать /любому всыпать по первое число/, но сам такого обращения ни от кого не потерпит

3) (take it) спорт. разг. держать ( удар)

he can't take it - он плохо держит удар

4) выдерживать (физические нагрузки; о балке и т. п.)

to take stress - выдерживать давление

17. заболеть; заразиться ( болезнью)

I take cold easily - я легко простуживаюсь

he took cold that rainy night - в ту дождливую ночь он схватил насморк

he takes all the epidemics - к нему пристают все болезни

18. поддаваться (отделке, обработке и т. п.)

wool takes the dye well - шерсть хорошо красится

the fiber takes any dye - (эта) ткань легко окрашивается в любой цвет

this wood takes the nails easily - в это дерево легко входят гвозди

marble takes high polish - мрамор отлично полируется

19. впитывать, поглощать ( жидкость)

the sand took all the water - вся вода ушла в песок

parchment will not take ink - на пергаменте нельзя писать чернилами

this stuff doesn't take anything - к этому материалу ничего не пристаёт

20. спорт. принимать (подачу, мяч и т. п.)

to take the service - принять подачу

to take a volley low - принять низкий мяч ( в теннисе)

II Б

1. 1) to take to á place направляться куда-л.

to take to the field - направиться в поле; выйти в поле [ср. тж. ♢ ]

he took to the road again - он вновь вышел /вернулся/ на дорогу [см. тж. 4, 4)]

to take to the open sea - выйти в открытое море

the cat took to the woods and became wild - кошка убежала в лес и одичала

the guerillas took to the mountains - партизаны ушли в горы /скрылись в горах/

2) to take across smth. пересекать что-л., идти через что-л.

to take across the field - идти по полю

3) it /smth./ takes somewhere диал. идти, течь и т. п. в каком-л. направлении (о дороге, реке и т. п.)

2. to take smb., smth. to á place, to smb.

1) доставлять, относить, отводить, отвозить кого-л., что-л. куда-л., к кому-л.

to take smb. home - отвезти /отвести, проводить/ кого-л. домой

may I take you home? - можно мне проводить вас (домой)?

to take letters to the post - отнести письма на почту

to take smb. to the hospital - доставить /отвезти/ кого-л. в больницу

he was taken to the police station - его доставили /отвели/ в полицейский участок

don't worry, I'll take the book to your father - не беспокойтесь, я отнесу книгу вашему отцу

it was I who took the news to him - это /именно/ я сообщил ему эту новость

the butler took the lawyer to the old lady - дворецкий провёл /проводил/ адвоката к старой даме

2) приводить кого-л. куда-л.

what took you to the city today? - что привело вас сегодня в город?

business took him to London - он поехал в Лондон по делу, дела заставили его поехать в Лондон

3) брать кого-л., что-л. (с собой) куда-л.

to take the children to the theatre - сводить детей в театр

why don't you take the manuscript to the country? - почему бы тебе не взять рукопись с собой в деревню?

4) выводить, приводить кого-л. куда-л. (о дороге и т. п.)

where will this road take me? - куда эта дорога выведет меня?

this path will take you to the river - эта тропинка приведёт вас к реке

3. to take smb. for smth. выводить кого-л. (на прогулку и т. п.)

to take a dog for a walk - вывести собаку на прогулку

to take smb. for a ride - взять кого-л. (с собой) на прогулку ( на лошади или на автомобиле) [см. тж. ♢ ]

4. to take to smth.

1) пристраститься к чему-л.

to take to bad habits - приобрести дурные привычки

to take to drink /to drinking, to the bottle/ - пристраститься к вину, запить

2) проявлять интерес, симпатию к чему-л.

he didn't take to the idea - его эта идея не заинтересовала, ему эта идея не понравилась /не пришлась по вкусу/

does he take to Latin? - он с удовольствием занимается латынью?

I took to instant coffee - я полюбил быстрорастворимый кофе, быстрорастворимый кофе пришёлся мне по вкусу

to take to tennis - увлечься теннисом

3) привыкать, приспосабливаться к чему-л.

to take to changes easily - быстро привыкнуть к переменам

fruit trees take badly to the soil - фруктовые деревья плохо акклиматизируются на этой почве

4) обращаться, прибегать к чему-л.

the ship was sinking and they had to take to the boats - корабль тонул, и им пришлось воспользоваться лодками

he took to the road again - он снова пустился в странствия, он вернулся к бродячему образу жизни [см. тж. 1, 1)]

to take to flight - обращаться в бегство

to take to a milk diet - перейти на молочную диету

to take to one's bed - слечь, заболеть

5) начинать заниматься чем-л.

to take to literature - заняться литературой, стать писателем

to take to the stage - поступить в театр, стать актёром

5. 1) to take to smb. полюбить кого-л., почувствовать к кому-л. симпатию

I took to him at once - он мне сразу понравился

they have taken to each other - они понравились друг другу, они потянулись друг к другу

I didn't take to him - я почувствовал к нему антипатию

2) to take against smb. выступать против кого-л.

to take against the king - выступить против короля

6. to take after smb.

1) походить на кого-л.

he takes after his father - он похож на своего отца

2) подражать

his followers take after him in this particular - его сторонники следуют его примеру в этом отношении

7. 1) to take smb., smth. for smb., smth. принимать кого-л., что-л. за кого-л., что-л.

I took him for an Englishman - я принял его за англичанина

I am not the person you take me for - я не тот, за кого вы меня принимаете

do you take me for a fool? - вы принимаете меня за дурака?, вы считаете меня дураком?

2) to take smb., smth. to be smb., smth. считать кого-л., что-л. кем-л., чем-л., принимать кого-л., что-л. за кого-л., что-л.

I took him to be an honest man - я принял его за честного человека; он мне показался честным человеком

do you take me to be a fool? - вы считаете меня дураком?, вы принимаете меня за дурака?

how old do you take him to be? - как по-вашему, сколько ему лет?

8. to take smth., smb. off smth., smb.

1) снимать что-л. с чего-л.

to take the saucepan off the fire [the lid off the pan] - снять кастрюлю с огня [крышку с кастрюли]

2) снимать, вычитать что-л. из чего-л.

to take three points off the total score - снять три очка с общего счёта

to take 3 shillings off the price of smth. - снизить цену на что-л. на три шиллинга

3) заимствовать что-л. у кого-л., подражать, копировать; пародировать, передразнивать

her hairdo was taken off a famous actress - причёску она взяла /заимствовала/ у одной известной актрисы

she takes her manners off him - своими манерами /своим поведением/ она подражает ему

4) отвлекать что-л., кого-л. от чего-л., кого-л.

to take smb.'s attention off smth. - отвлечь чьё-л. внимание от чего-л.

to take smb.'s mind off smth. - отвлечь чьи-л. мысли от чего-л.

I hope the child will take his mind off his troubles - я надеюсь, (что) ребёнок заставит его забыть неприятности

to take one's mind off smth. - забыть что-л.

I can't take my mind off this misfortune - я не могу забыть об этом несчастье

he couldn't take his eyes off the picture - он не мог оторваться /отвести глаз/ от картины

he never took his eyes off us - он не сводил с нас глаз

to take smb. off his work - отвлекать кого-л. от работы, мешать кому-л. работать

5) избавлять что-л., кого-л. от чего-л., кого-л.

he took the responsibility [the blame] off me - он снял с меня ответственность [вину]

he took him [the responsibility, all the worries] off my hands - он избавил меня от него [от ответственности, от всех хлопот]

6) отстранять кого-л. от чего-л.

to take smb. off the job - отстранить кого-л. от работы

7) вычёркивать, изымать кого-л. из чего-л.

to take smb. off the list - вычеркнуть /изъять/ кого-л. из списка

to take a ship off the active list - вычеркнуть корабль из числа действующих

8) сбивать кого-л. с чего-л.

the waves took me off my feet - волны сбили меня с ног [ср. тж. ♢ ]

9. 1) to take smth. from smth. вычитать что-л. из чего-л.

to take one number from another - вычесть одно число из другого

if we take two from five we'll have tree left - если вычесть два из пяти, останется /в остатке будет/ три

take my dept from the sum - вычти мой долг из этой суммы

the storekeeper took a dollar from the price - лавочник сбавил цену на доллар

2) to take from smth. снижать, ослаблять

to take from the value of smth. - снижать ценность, стоимость чего-л.

it doesn't take from the effect of the play - это не ослабляет впечатления, которое производит пьеса

to take from the merit of smb. - умалять чьи-л. достоинства

it takes much from the pleasure - это портит удовольствие

her paleness takes from her beauty - бледность портит её

10. to take smth. out of smth.

1) выносить что-л. откуда-л.

books must not be taken out of the library - книги нельзя выносить из библиотеки

2) вынимать что-л. откуда-л.

take your hands out of your pockets - вынь руки из карманов

3) отвлекать, развлекать кого-л.

a drive in the country will take her out of herself - поездка за город развлечёт её /отвлечёт её от мрачных мыслей/

4) устранять кого-л.

to take smb. out of one's way - устранить кого-л. (со своего пути)

11. to take smb. through smth.

1) заставить кого-л. сделать что-л.

I took him through a book of Livy - я заставил его прочесть (одну) книгу Ливия

to take smb. through the first two books of English - прочитать с кем-л. первые две английские книги, помочь кому-л. справиться с двумя первыми английскими книгами

2) заставить кого-л. пройти через что-л.; подвергнуть кого-л. чему-л.

she took me through hell - она заставила меня испытать муки ада

12. to take smth., smb. down smth. вести что-л., кого-л. вниз по чему-л.

to take a little boat down the Mississippi - пройти /совершить путешествие/ на маленькой лодке вниз по Миссисипи

13. to take smth. up to smth. доводить что-л. до какого-л. времени

to take the story up to 1840 - доводить рассказ до 1840 года

14. to take smb. over some place водить кого-л., показывать кому-л. что-л. (обыкн. помещение и т. п.)

to take smb. over a house [a museum] - показывать кому-л. дом [музей], водить кого-л. по дому [по музею]

15. to take smb. on /in, across, over/ smth. попадать кому-л. по какому-л. месту, ударять кого-л. по чему-л.

the ball took him on the chin - мяч попал ему (прямо) в подбородок

the blow took me across the arm [over the head] - удар пришёлся мне по руке [по голове]

16. to take upon oneself to do smth. браться за что-л., брать на себя выполнение чего-л.

to take upon oneself to distribute food - взять на себя распределение продовольствия

III А

1) обыкн. в сочетании с последующим отглагольным существительным выражает единичный акт или кратковременное действие, соответствующее значению существительного:

to take a walk - погулять; прогуляться, пройтись

to take a turn - а) повернуть; б) прогуляться, пройтись; покататься, проехаться

to take a step - шагнуть [ср. тж. 2)]

to take a run - разбежаться [ср. тж. ♢ ]

to take a jump /a leap/ - прыгнуть

to take a dive - нырнуть

to take a nap - вздремнуть; соснуть

to take a leak - сл. помочиться

to take a look /a glance/ - взглянуть

just take a look at that - (ты) только взгляни на это

to take a shot - выстрелить [ср. тж. ♢ ]

to take a bath - принять ванну

to take a risk /a chance/ - рискнуть

to take one's chance - воспользоваться случаем

to take (a) breath - а) вдохнуть; б) перевести дыхание; he stopped to take (a) breath - он остановился, чтобы перевести дыхание /передохнуть/

to take (one's) leave - прощаться, уходить

to take an examination - сдавать /держать/ экзамен

to take an oath - а) дать клятву, поклясться; б) воен. принимать присягу

2) обыкн. в сочетании с существительным выражает действие, носящее общий характер:

to take action - а) действовать, принимать меры; I felt I had to take action - я чувствовал, что мне необходимо что-то сделать /начать действовать, принять меры/; б) юр. возбуждать судебное дело

to take steps - принимать меры [ср. тж. 1)]

what steps did you take to help them? - какие вы приняли меры /что вы предприняли/, чтобы помочь им?

to take effect - а) возыметь, оказать действие; when the pills took effect - когда пилюли подействовали, б) вступить в силу; the law will take effect next year - закон вступит в силу с будущего года

to take place - случаться, происходить

to take part - участвовать, принимать участие [ср. тж. I 4, 1)]

to take post - располагаться

take post! - по местам!

to take root - пустить корни, укорениться

to take hold - а) схватить; he took hold of my arm - он схватил меня за руку; он ухватился за мою руку; б) овладевать; my plane had taken hold upon his fancy - мой план захватил его воображение; the fashion took hold - мода укоренилась

to take possession - а) стать владельцем, вступить во владение; б) овладеть, захватить

to take aim /sight/ - прицеливаться

to take counsel - совещаться; советоваться

to take advice - а) советоваться, консультироваться; б) следовать совету; take my advice - послушайтесь доброго совета; to take legal advice - брать консультацию у юриста

to take account - принимать во внимание, учитывать

you must take account of his illness - вы должны учитывать, что он был болен

to take advantage - воспользоваться (преимуществом)

they took advantage of the old woman - они обманули /провели/ эту старую женщину

to take the privilege - воспользоваться правом /привилегией/

to take the opportunity - воспользоваться удобным случаем

we take this opportunity of thanking /to thank/ you - мы пользуемся случаем, чтобы поблагодарить вас

to take interest - интересоваться, проявлять интерес; увлекаться (чем-л.)

to take pleasure /delight/ - находить удовольствие

to take pride - гордиться

to take pity - проявлять жалость /милосердие/

to take trouble - стараться, прилагать усилия; брать на себя труд

to take pains - стараться

she took great pains with her composition - она очень усердно работала над своим сочинением

to take offence - обижаться

to take comfort - успокоиться, утешиться

I took comfort in her words - её слова утешили меня

to take courage /heart/ - мужаться; воспрянуть духом; приободриться; не унывать

take courage! - мужайся!, не робей!

to take cover - прятаться; скрываться

to take refuge /shelter/ - укрыться, найти убежище

in his old age he took refuge from his loneliness in his childhood memories - в старости он спасался /находил убежище/ от одиночества в воспоминаниях детства

to take fire - загораться, воспламеняться

to take alarm - встревожиться

to take fright - испугаться

to take warning - остерегаться; внять предупреждению

to take notice - замечать; обращать (своё) внимание

to take heed - а) обращать внимание; замечать; б) быть осторожным, соблюдать осторожность

to take care - быть осторожным; take care how you behave - смотри, веди себя осторожно

to take care of smb., smth. - смотреть, присматривать за кем-л., чем-л., заботиться о ком-л., чём-л.

who will take care of the baby? - кто позаботится о ребёнке?, кто присмотрит за ребёнком?

to take a liking /a fancy/ to smb. - полюбить кого-л.

to take a dislike to smb. - невзлюбить кого-л.

to take the salute - воен. а) отвечать на отдание чести; б) принимать парад

to take a vote - решать вопрос голосованием

♢

take and - амер. диал. взять и

I'll take and bounce a rock on your head - вот возьму и тресну тебя камнем по башке

to take a drop - выпить, подвыпить

to take (a drop /a glass/) too much - хватить /хлебнуть/ лишнего

to take the chair - занять председательское место, председательствовать; открыть заседание [ср. тж. II А 6]

to take the veil - облачиться в одежду монахини; уйти в монастырь

to take the floor - а) выступать, брать слово; б) пойти танцевать

to take for granted - считать само собой разумеющимся /не требующим доказательств/; принимать на веру

to take too much for granted - быть слишком самонадеянным; позволять себе слишком много

to take smth. to pieces - разобрать что-л.

to take a stick to smb. - побить /отделать/ кого-л. палкой

take a stick to him - тресни его палкой

take it or leave it - на ваше усмотрение; как хотите, как угодно

to take a turn for the better, to take a favourable turn - измениться к лучшему, пойти на лад

to take a turn for the worse - измениться к худшему, ухудшиться

his illness took a turn for the worst - в его болезни наступило ухудшение

to take stock (of smth., smb.) - [см. stock I ♢ ]

to take it out of smb. - а) утомлять, лишать сил кого-л.; the long climb took it out of me - длинный подъём утомил меня; the heat takes it out of me - от жары я очень устаю жара лишает меня сил; the illness has taken it out of him - он обессилел от болезни; б) отомстить кому-л.; I will take it out of you /of your hide/ - я отомщу тебе за это; это тебе даром не пройдёт, ты мне за это заплатишь, так просто ты не отделаешься; я с тобой рассчитаюсь /расквитаюсь/; he will take it out of me /of my hide/ - он отыграется на мне, он мне отомстит за это

to take smb.'s measure - а) снимать мерку с кого-л.; б) присматриваться к кому-л.; определять чей-л. характер; в) распознать /раскусить/ кого-л.

to take sides - присоединиться /примкнуть/ к той или другой стороне

to take smb.'s side /part/, to take sides /part/ with smb. - стать на /принять/ чью-л. сторону

to take to one's heels - улизнуть, удрать, дать стрекача, пуститься наутёк

to take one's hook - смотать удочки, дать тягу

to take it on the lam - амер. сл. смываться, скрываться; улепётывать

to take the cake /the biscuit, the bun/ - занять /выйти на/ первое место; получить приз

it takes the cake! - это превосходит всё!, дальше идти некуда!

to take off one's hat to smb. - восхищаться кем-л., преклоняться перед кем-л., снимать шляпу перед кем-л.

to take a back seat - а) отойти на задний план, стушеваться; б) занимать скромное положение; [ср. тж. II А 6]

to take a run at smth. - попытаться заняться чем-л. [ср. тж. III А 1)]

to take a shot /a swing/ at smth. /at doing smth./ - попытаться /рискнуть/ сделать что-л. [ср. тж. III А 1)]

to take liberties with smb. - позволять себе вольности по отношению к кому-л.; быть непозволительно фамильярным с кем-л.

not to be taking any - не быть склонным (делать что-л.)

I am not taking any - ≅ слуга покорный!

to take one's hair down - разойтись вовсю, разбушеваться

to take smb. for a ride - прикончить /укокошить/ кого-л. [см. тж. II Б 3]

to take the starch /the frills/ out of smb. - амер. сбить спесь с кого-л., осадить кого-л.

to take smth. with a grain of salt - относиться к чему-л. скептически /недоверчиво, критически/

to take the bit between the /one's/ teeth - закусить удила, пойти напролом

to take to earth - а) охот. уходить в нору; б) спрятаться, притаиться

to take a load from /off/ smb.'s mind - снять тяжесть с души у кого-л.

you've taken a load off my mind - ты снял тяжесть с моей души; у меня от сердца отлегло

to take a load from /off/ one's feet - сесть

to take a leaf out of smb.'s book - следовать чьему-л. примеру, подражать кому-л.

to take a rise out of smb. см. rise I 15

to take in hand - а) взять в руки, прибрать к рукам; б) взять в свои руки; взяться, браться (за что-л.)

to take smb. to task см. task I ♢

to take smb. off his feet - вызвать чей-л. восторг; поразить /увлечь, потрясти/ кого-л. [ср. тж. II Б 8, 8)]

to take smb. out of his way - доставлять кому-л. лишние хлопоты

to take it into one's head - вбить /забрать/ себе в голову

to take one's courage in both hands - набраться храбрости, собраться с духом

to take exception to smth. - возражать /протестовать/ против чего-л.

to take the name of God /the Lord's name/ in vain - богохульствовать, кощунствовать; упоминать имя господа всуе

to take a /one's/ call, to take the curtain - театр. выходить на аплодисменты

to take the field - а) воен. начинать боевые действия; выступать в поход; б) выйти на поле ( о футбольной команде); [ср. тж. II Б 1, 1)]

to take in flank [in rear] - воен. атаковать с фланга [с тыла]

to take out of action - воен. выводить из боя

take your time! - не спеши(те)!, не торопи(те)сь!

he took his time over the job - он делал работу медленно /не спеша/

to take time by the forelock см. time I ♢

the devil take him! - чёрт бы его побрал!

НБАРС > take
13 turn

tə:n
1. verb
1) (to (make something) move or go round; to revolve: The wheels turned; He turned the handle.) girar

2) (to face or go in another direction: He turned and walked away; She turned towards him.) dar media vuelta, girarse

3) (to change direction: The road turned to the left.) girar

4) (to direct; to aim or point: He turned his attention to his work.) dirigir; desviar

5) (to go round: They turned the corner.) doblar

6) (to (cause something to) become or change to: You can't turn lead into gold; At what temperature does water turn into ice?) volverse, convertirse, transformarse

7) (to (cause to) change colour to: Her hair turned white; The shock turned his hair white.) volverse

2. noun
1) (an act of turning: He gave the handle a turn.) giro

2) (a winding or coil: There are eighty turns of wire on this aerial.) vuelta

3) ((also turning) a point where one can change direction, eg where one road joins another: Take the third turn(ing) on/to the left.) curva, recodo

4) (one's chance or duty (to do, have etc something shared by several people): It's your turn to choose a record; You'll have to wait your turn in the bathroom.) turno

5) (one of a series of short circus or variety acts, or the person or persons who perform it: The show opened with a comedy turn.) número

•

- turning-point
- turnover
- turnstile
- turntable
- turn-up
- by turns
- do someone a good turn
- do a good turn
- in turn
- by turns
- out of turn
- speak out of turn
- take a turn for the better
- worse
- take turns
- turn a blind eye
- turn against
- turn away
- turn back
- turn down
- turn in
- turn loose
- turn off
- turn on
- turn out
- turn over
- turn up

turn¹ n

1. turno

it's your turn to bat te toca a ti batear

2. calle

take the next turn on the left coge la próxima calle a la izquierda

to take it in turns turnarse

we took it in turns to wash up nos turnábamos para fregar los platos

turn² vb

1. girar / dar vueltas

turn the knob to open the door gira el pomo para abrir la puerta

2. girar / torcer

turn right at the traffic lights en el semáforo, gira a la derecha

3. dar la vuelta

turn it the other way up dale la vuelta

4. pasar / volver

he turned the page pasó la página

5. volverse / darse la vuelta

she turned and looked at me se volvió y me miró

6. volverse / ponerse

she turned red se puso roja

the leaves turn yellow in autumn las hojas se vuelven amarillas en otoño

to turn a corner doblar la esquina

turn

tr[tɜːn]

noun

1 (act of turning) vuelta

2 (change of direction) giro, vuelta; (bend) curva, recodo

■ take the second turn on the left tome la segunda a la izquierda

3 (chance, go) turno

■ whose turn is it? ¿a quién le toca?

■ we took turns at driving nos turnamos para conducir

■ you have to wait your turn tienes que esperar tu turno

4 (change) cambio, giro

■ things have taken a turn for the worse las cosas han empeorado

■ events have taken a strange turn los acontecimientos han dado un giro extraño

5 (short walk) vuelta, paseo

6 (attack of illness) ataque nombre masculino; (shock) susto

7 (act of kindness, favour) favor nombre masculino

8 SMALLTHEATRE/SMALL (act) número

transitive verb

1 (rotate) girar, hacer girar, dar la vuelta a

■ turn the key gira la llave

2 (page) pasar, volver; (soil) revolver; (ankle) torcer

3 (cause to change direction) girar, dar la vuelta a

■ turn right at the next traffic lights gira a la derecha en el próximo semáforo

■ he turned the corner dobló en la esquina

■ about turn! ¡media vuelta!

4 (invert) darle la vuelta a

5 (change) convertir, transformar, volver; (milk) agriar; (stomach) revolver

■ they turned the cinema into a bingo hall convirtieron el cine en un bingo

■ Jesus turned the water into wine Jesús transformó el agua en vino

■ they turned the book into a film adaptaron el libro al cine

■ it turned her into a different person la convirtió en una persona diferente, la convirtió en otra persona

6 (pass) pasar

■ it's turned twelve pasan de las doce, son más de las doce, son las doce pasadas

■ he's turned sixty ya ha cumplido los sesenta

7 (fold) doblar

8 (shape) tornear, labrar en un torno

intransitive verb

1 (revolve) girar, dar vueltas

■ the wheels turned slowly las ruedas giraron despacio

2 (change direction - person) girarse, dar la vuelta, volverse; (- car) girar, torcer; (- plane, ship) virar; (- tide) repuntar

■ she turned and looked at me se giró y me miró

■ I tossed and turned all night long me estuve revolviendo toda la noche

■ the car turned left el coche giró a la izquierda

■ the road turns to the right here aquí la carretera tuerce a la derecha

3 (become) hacerse, ponerse, volverse; (milk) agriarse, cortarse

■ my hair's turning grey me están saliendo canas

■ the traffic light turned green el semáforo se puso en verde

■ she turns red easily se pone colorada fácilmente

■ he can turn quite nasty a veces se pone feo

■ it has turned from a small fishing village into a tourist resort de pueblecito de pescadores se ha convertido en centro turístico

■ caterpillars turn into butterflies las orugas se convierten en mariposas

\

SMALLIDIOMATIC EXPRESSION/SMALL

at every turn a cada paso, a cada momento

by turns / in turns por turnos, sucesivamente

in turn a su vez, por su parte

on the turn a punto de cambiar

one good turn deserves another favor con favor se paga

out of turn fuera de lugar

to be badly turned out ir mal vestido,-a

to be done to a turn / be cooked to a turn estar en su punto

to be well turned out ir bien vestido,-a

to do somebody a good turn hacerle un favor a alguien

to do somebody a bad turn hacer un mala pasada a alguien

to take it in turns turnarse

to turn free dejar en libertad, soltar

to turn one's hand to something dedicarse a algo

to turn somebody's head afectar mucho a alguien

■ success has turned his head el éxito se le ha subido a la cabeza

to turn something inside out (back to front) dar la vuelta a 2 (make a mess) revolver

■ she turned the jeans inside out les dio la vuelta a los tejanos

■ they turned the house inside out, but they couldn't find it revolvieron toda la casa, pero no lo encontraron

turn and turn about por turnos

turn of phrase manera de expresarse

turn of the century finales nombre masculino plural de siglo

turn of the screw vuelta del tornillo

turn ['tərn] vt

1) : girar, voltear, volver

to turn one's head: voltear la cabeza

she turned her chair toward the fire: giró su asiento hacia la hoguera

2) rotate: darle vuelta a, hacer girar

turn the handle: dale vuelta a la manivela

3) sprain, wrench: dislocar, torcer

4) upset: revolver (el estómago)

5) transform: convertir

to turn water into wine: convertir el agua en vino

6) shape: tornear (en carpintería)

turn vi

1) rotate: girar, dar vueltas

2) : girar, doblar, dar una vuelta

turn left: doble a la izquierda

to turn around: dar la media vuelta

3) become: hacerse, volverse, ponerse

4) sour: agriarse, cortarse (dícese de la leche)

5)

to turn to : recurrir a

they have no one to turn to: no tienen quien les ayude

turn n

1) : vuelta f, giro m

a sudden turn: una vuelta repentina

2) change: cambio m

3) curve: curva f (en un camino)

4) : turno m

they're awaiting their turn: están esperando su turno

whose turn is it?: ¿a quién le toca?

turn (in lathe)

v.

• tornear v. (sth.) up

expr.

• descubrir (algo) v.

v.

• cambiar v.

• dar vueltas a v.

• doblar v.

• girar v.

• recurrir v.

• torcer v.

• tornar v.

• virar v.

• volver v.

n.

• cambio s.m.

• curva s.f.

• giro s.m.

• lance s.m.

• recodo s.m.

• retortero s.m.

• revuelto s.m.

• sesgo s.m.

• torneado s.m.

• torno s.m.

• turno s.m.

• vez s.f.

• viraje s.m.

• vuelta s.f.

tɜːrn, tɜːn
I

noun

1)

a) ( rotation) vuelta f

give it another turn — dale otra vuelta

a half turn — media vuelta

to a turn: the meat was done to a turn — la carne estaba hecha a la perfección, la carne estaba en su punto justo

b) ( change of direction) vuelta f, giro m

no left turn — prohibido girar or doblar or torcer a la izquierda

c) ( bend) curva f; ( turning)

take the next left/right turn — tome or (esp Esp) coja or (esp AmL) agarre la próxima a la izquierda/derecha

at every turn — a cada paso, a cada momento

d) (change, alteration)

a turn in the weather — un cambio en el tiempo

this dramatic turn of events — este dramático giro de los acontecimientos

events took an unexpected turn — los acontecimientos dieron un giro inesperado

to take a turn for the better — empezar* a mejorar

to take a turn for the worse — empeorar, ponerse* peor

the turn of the century — el final del siglo ( y el principio del siguiente)

to be on the turn — \<\<events/tide\>\> estar* cambiando; \<\<leaves\>\> estar* cambiando de color; \<\<milk/food\>\> (BrE) estar* echándose a perder

2)

a) ( place in sequence)

whose turn is it? — ¿a quién le toca?

I think it's my turn — creo que me toca (el turno) a mí

you'll have to wait your turn — vas a tener que esperar que te toque (el turno)

to take turns o to take it in turn(s) — turnarse

we'll take turns o we'll take it in turn(s) to do the cooking — nos vamos a turnar para cocinar, vamos a cocinar por turnos

b) (in phrases)

by turns — sucesivamente

in turn: each in turn was asked the same question a cada uno de ellos se le hizo la misma pregunta; out of turn: she realized she'd spoken out of turn — se dio cuenta de que su comentario (or interrupción etc) había estado fuera de lugar

3) ( service)

to do somebody a good turn — hacerle* un favor a alguien

one good turn deserves another — favor con favor se paga

4) (form, style)

she has a logical/practical turn of mind — es muy lógica/práctica

she has a witty turn of phrase — tiene una manera ingeniosa de expresarse

5)

a) (bout of illness, disability)

he had a funny turn — le dio un ataque (or un mareo etc)

b) ( nervous shock) susto m

you gave me quite a turn — me diste un buen susto

6) ( act) (esp BrE) número m

II
1.

transitive verb

1)

a) ( rotate) \<\<knob/handle/wheel\>\> (hacer*) girar

he turned the key in the lock — hizo girar la llave en la cerradura

b) (set, regulate)

to turn something to something: turn the knob to `hot' ponga el indicador en `caliente'; he turned the oven to a lower temperature — bajó la temperatura del horno

2)

a) (change position, direction of) \<\<head\>\> volver*, voltear (AmL exc RPl)

turn your head a little to the side — gira la cabeza un poco hacia un lado

she turned her back on them — les volvió or les dio la espalda, les volteó la espalda (AmL exc RPl)

he slipped out while my back was turned — salió disimuladamente mientras yo estaba de espaldas

the nurse turned her onto her side — la enfermera la puso de lado

can you turn the TV this way a bit? — ¿puedes poner el televisor más para este lado?

b) (direct, apply)

to turn something to something: I turned my mind to more pleasant thoughts me puse a pensar en cosas más agradables; the administration has turned its efforts to... la administración ha dirigido sus esfuerzos a...; they turned the situation to their own profit — utilizaron la situación para su propio provecho; advantage b)

3)

a) ( reverse) \<\<mattress/omelette\>\> darle* la vuelta a, voltear (AmL exc CS), dar* vuelta (CS); \<\<page\>\> pasar, volver*, dar* vuelta (CS); \<\<soil\>\> remover*, voltear (AmL exc CS), dar* vuelta (CS)

he turned the card face down — puso or volvió la carta boca abajo

she sat turning the pages of a magazine — estaba sentada hojeando una revista

b) ( upset)

it turns my stomach — me revuelve el estómago

4)

a) ( go around) \<\<corner\>\> dar* la vuelta a, dar* vuelta (CS)

b) ( pass)

she's just turned 30 — acaba de cumplir (los) 30

5) ( send)

I couldn't simply turn him from my door — no le podía negar ayuda, no le podía volver la espalda; loose I 2)

6)

a) (change, transform) volver*

to turn something to/into something — transformar or convertir* algo en algo

they've turned the place into a pigsty! — han puesto la casa (or la habitación etc) como una pocilga!

she turned him into a frog — lo convirtió en un sapo

the experience turned him into a cynic — se volvió cínico con la experiencia

b) ( make sour) \<\<milk\>\> agriar

c) ( confuse) \<\<mind\>\> trastornar

7)

a) ( shape - on lathe) tornear; (- on potter's wheel) hacer*

b) ( formulate)

a well-turned phrase — una frase elegante or pulida

8) ( make) \<\<profit\>\> sacar*

2.

vi

1) ( rotate) \<\<handle/wheel\>\> girar, dar* vuelta(s)

the key turned easily in the lock — la llave giró fácilmente en la cerradura

it made my stomach turn — me revolvió el estómago

the earth turns on its axis every 24 hours — la Tierra gira sobre su eje cada 24 horas

the outcome of the election turns on one crucial factor — el resultado de las elecciones depende de un factor decisivo

my head was turning — todo me daba vueltas

2)

a) ( to face in different direction) \<\<person\>\> volverse*, darse* la vuelta, voltearse (AmL exc CS), darse* vuelta (CS); \<\<car\>\> dar* la vuelta, dar* vuelta (CS)

she turned to me with a smile — me miró sonriéndome, se volvió hacia mí con una sonrisa

he turned onto his side — se volvió or se puso de lado

left/right turn! — (BrE Mil) media vuelta a la izquierda/derecha!

b) (change course, direction)

the army then turned north — entonces el ejército cambió de rumbo, dirigiéndose al norte

to turn into a side street — meterse en una calle lateral

to turn left/right — girar or doblar or torcer* a la izquierda/derecha

c) ( curve) \<\<road/river\>\> torcer*

3)

a) ( focus on)

to turn to another subject — pasar a otro tema, cambiar de tema

his mind turned to thoughts of escape — se puso a pensar en escaparse

b) (resort, have recourse to)

to turn to violence/a friend — recurrir a la violencia/un amigo

she had no one to turn to — no tenía a quien recurrir

to turn to drink — darse* a la bebida

to turn to somebody/something for something: she turned to her parents for support recurrió or acudió a sus padres en busca de apoyo; he turned to nature for inspiration — buscó inspiración en la naturaleza

4)

a) ( become)

his face turned red — se le puso la cara colorada

things were turning nasty — las cosas se estaban poniendo feas

her hair had turned gray — había encanecido

he turned professional — se hizo profesional

Ed Wright, naturalist turned politician — Ed Wright, naturalista convertido en or vuelto político

b) ( be transformed)

to turn into something — convertirse* en algo

water turns into steam — el agua se convierte or se transforma en vapor

to turn to something — (liter) convertirse* en algo

everything he touched turned to gold — todo lo que tocaba se convertía en oro

c) ( change) \<\<luck/weather/tide\>\> cambiar

d) ( change color) \<\<leaves\>\> cambiar de color

e) ( go sour) \<\<milk\>\> agriarse

5) ( when reading)

turn to page 19 — abran el libro en la página 19, vayan a la página 19

turn back a couple of pages — vuelvan atrás un par de páginas

6) (AmE Busn) \<\<merchandise\>\> venderse

•

Phrasal Verbs:

- turn against

- turn around

- turn aside

- turn away

- turn back

- turn down

- turn in

- turn off

- turn on

- turn out

- turn over

- turn round

- turn up

- turn upon

[tɜːn]
1. N

1) (=rotation) vuelta f, revolución f; [of spiral] espira f

• with a quick turn of the hand — con un movimiento rápido de la mano

• he gave the handle a turn — dio vuelta a la palanca

• to give a screw another turn — apretar un tornillo una vuelta más

- he never does a hand's turn

2) (Aut) (in road) vuelta f, curva f

a road full of twists and turns — una carretera llena de curvas

no left turn — prohibido girar a la izquierda

to do a left turn — (Aut) doblar or girar a la izquierda

3) (Aut) (=turn-off) salida f

I think we missed our turn back there — creo que allí atrás nos hemos pasado de la salida

4) (Naut) viraje m

to make a turn to port — virar a babor

5) (Swimming) vuelta f

6) (=change of direction)

• at the turn of the century — a finales del siglo

• this was a surprising turn of events — esto suponía un giro inesperado de los acontecimientos

• at every turn — (fig) a cada paso

• to be on the turn, the tide is on the turn — la marea está cambiando

the milk is on the turn — la leche está a punto de cortarse

the economy may at last be on the turn — puede que por fin la economía de un giro importante or cambie de signo

• turn of the tide — (lit, fig) cambio m or vuelta f de la marea

• things took a new turn — las cosas tomaron otro cariz or aspecto

events took a tragic turn — los acontecimientos tomaron un cariz trágico

events are taking a sensational turn — los acontecimientos vienen tomando un rumbo sensacional

then things took a turn for the better — entonces las cosas empezaron a mejorar

the patient took a turn for the worse — el paciente empeoró

• at the turn of the year — a fin de año

7) (in series etc) turno m, vez f

whose turn is it? — ¿a quién le toca?

it's your turn — te toca a ti

it's her turn next — le toca a ella después, ella es la primera en turno

then it was my turn to protest — luego protesté a mi vez

your turn will come — ya te tocará

• turn and turn about — cada uno por turno, ahora esto y luego aquello

• by turns — por turnos, sucesivamente

I felt hot and cold by turns — tuve calor y luego frío en momentos sucesivos

• to give up one's turn — ceder la vez

• in turn — por turnos, sucesivamente

they spoke in turn — hablaron por turnos

and they, in turn, said... — y ellos a su vez dijeron...

• to miss one's turn — perder la vez or el turno

the player shall miss two turns — el jugador deberá perder dos jugadas

• to go out of turn — (in game) jugar fuera de orden

to speak out of turn — (fig) hablar fuera de lugar

• to take one's turn — llegarle (a algn) su turno

to take turns at doing sth — alternar or turnarse para hacer algo

to take it in turn(s) to do sth — turnarse para hacer algo

to take turns at the wheel — conducir por turnos

to take a turn at the wheel — turnarse para conducir

• to wait one's turn — esperar (algn) su turno

8) (=short walk) vuelta f

to take a turn in the park — dar una vuelta por el parque

9) (Med) (=fainting fit etc) vahído m, desmayo m; (=crisis) crisis f inv, ataque m

he had a bad turn last night — anoche tuvo un ataque

10) * (=fright) susto m

the news gave me quite a turn — la noticia me asustó or dejó de piedra

11) (esp Brit) (Theat) número m, turno m

he came on and did a funny turn — salió a escena y presentó un número cómico

12) (=deed)

• to do sb a bad turn — hacer una mala pasada a algn

• to do sb a good turn — hacerle un favor a algn

his good turn for the day — su buena acción del día

- one good turn deserves another

13) (Culin)

it's done to a turn — está en su punto

14) (=inclination)

an odd turn of mind — una manera retorcida or (LAm) chueca de pensar

to be of or have a scientific turn of mind — ser más dado a las ciencias

15) (=expression)

turn of phrase — forma f de hablar, giro m

that's a French turn of phrase — eso es un modismo francés

2. VT

1) (=rotate) [+ wheel, handle] girar, dar vueltas a; [+ screw] atornillar, destornillar

to turn the key in the lock — dar vuelta a la llave en la cerradura

the engine turns the wheel — el motor hace girar la rueda

• you can turn it through 90° — se puede girarlo hasta 90 grados

• turn it to the left — dale una vuelta hacia la izquierda

2) (also: turn over) [+ record, mattress, steak] dar la vuelta a, voltear (LAm); [+ page] pasar; [+ soil] revolver; [+ hay] volver al revés

the plough turns the soil — el arado revuelve la tierra

• to turn one's ankle — torcerse el tobillo

• to turn a dress inside out — volver un vestido del revés

• it turns my stomach — me revuelve el estómago

- turn the page

3) (=direct) dirigir, volver

• they turned him against us — le pusieron en contra nuestra

we managed to turn his argument against him — pudimos volver su argumento contra él mismo

• to turn one's attention to sth — concentrar su atención en algo

• to turn one's back on sb/sth — (also fig) volver or dar la espalda a algn/algo

as soon as his back is turned — en cuanto mira para otro lado

• to turn one's eyes in sb's direction — volver la mirada hacia donde está algn

• to turn a gun on sb — apuntar una pistola a algn

• to turn one's head — volver la cabeza

• the fireman turned the hose on the building — el bombero dirigió la manguera hacia el edificio

• to turn the lights (down) low — poner la luz más baja

• to turn one's steps homeward — dirigirse a casa, volver los pasos hacia casa

• to turn one's thoughts to sth — concentrarse en algo

- turn the other cheek

- without turning a hair

to turn one's hand to sth —

he turned his hand to cookery — se dedicó a la cocina

- turn sb's head: earning all that money has turned his/her head

already in her first film she turned a few heads — ya en su primera película la gente se fijó en ella

- turn the tables

4) (=pass) doblar, dar la vuelta a

the car turned the corner — el coche dobló la esquina

he's turned 50 — ha pasado los 50 años

it's turned four o'clock — son las cuatro y pico or (esp LAm) las cuatro pasadas

- have turned the corner

5) (=change)

the heat turned the walls black — el calor volvió negras las paredes, el calor ennegreció las paredes

the shock turned her hair white — del susto, el pelo se le puso blanco

his goal turned the game — (Brit) su gol le dio un vuelco al partido

an actor turned writer — un actor metido a escritor

• to turn sth into sth — convertir algo en algo

they turned the land into a park — convirtieron el terreno en un parque

to turn iron into gold — convertir el hierro en oro

to turn a play into a film — pasar una obra al cine

to turn verse into prose — verter verso en prosa

to turn English into Spanish — traducir el inglés al español

it turned him into a bitter man — le volvió un resentido

• she turned her dreams to reality — hizo sus sueños realidad, realizó sus sueños

6) (=deflect) [+ blow] desviar

nothing will turn him from his purpose — nada le hará cambiar su intención

7) (=shape) [+ wood, metal] tornear

to turn wood on a lathe — labrar la madera en un torno
well-turned
8) (Culin)

the heat has turned the milk — el calor ha cortado la leche

9)

to turn a profit — (esp US) sacar un beneficio, tener ganancias

3. VI

1) (=rotate) [wheel etc] girar, dar vueltas

• the object turned on a stand — el objeto giraba en un pedestal

the earth turns on its axis — la Tierra gira sobre su propio eje

• his stomach turned at the sight — al verlo se le revolvió el estómago, se le revolvieron las tripas al verlo *

- my head is turning

to turn in one's grave —

she would turn in her grave if she knew — le daría un síncope si supiera
toss 3., 1)
2) (=change direction) [person] dar la vuelta, voltearse (LAm); [tide] repuntar

to turn and go back — volverse or dar la vuelta y regresar

right turn! — (Mil) derecha... ¡ar!

the game turned after half-time — (Brit) el partido dio un vuelco tras el descanso

• to turn against sb — volverse contra algn

to turn against sth — coger aversión a algo

• to turn for home — volver hacia casa

• farmers are turning from cows to pigs — los granjeros cambian de vacas a cerdos

• then our luck turned — luego mejoramos de suerte

• to turn to sb/sth, he turned to me and smiled — se volvió hacia mí y sonrió

to turn to sb for help — acudir a algn en busca de ayuda

she has no-one to turn to — no tiene a quién recurrir

our thoughts turn to those who... — pensamos ahora en los que...

please turn to page 34 — vamos a la página 34

he turned to politics — se dedicó a la política

he turned to drink — se dio a la bebida, le dio por el alcohol

the conversation turned to religion — la conversación viró hacia la religión

• I don't know which way to turn — (fig) no sé qué hacer

• I don't know where to turn for money — no sé en qué parte ir a buscar dinero

• the wind has turned — el viento ha cambiado de dirección

- the tide is turning

3) (Aut) torcer, girar; (Aer, Naut) virar

to turn left — (Aut) torcer or girar or doblar a la izquierda

• the car turned into a lane — el coche se metió en una bocacalle

• to turn to port — (Naut) virar a babor

4) (=change)

• to turn into sth — convertirse or transformarse en algo

the whole thing has turned into a nightmare — todo el asunto se ha convertido en una pesadilla

he turned into a cynic — se volvió cínico

the princess turned into a toad — la princesa se transformó en sapo, la princesa quedó transformada en sapo

• the leaves were turning — se estaban descolorando or dorando las hojas

• the milk has turned — la leche se ha cortado

• it turned to stone — se convirtió en piedra

his admiration turned to scorn — su admiración se tornó or se transformó en desprecio

• to wait for the weather to turn — esperar a que cambie el tiempo

5) (=become)

then he began to turn awkward — luego empezó a ponerse difícil

he turned Catholic — se hizo católico

• the weather or it has turned cold — el tiempo se ha puesto frío, se ha echado el frío

• to turn nasty — [person] ponerse or volverse antipático

• to turn professional — hacerse profesional

• to turn red — ponerse rojo

• matters are turning serious — las cosas se ponen graves

6) (=depend)

• everything turns on his decision — todo depende de su decisión

everything turns on whether... — todo depende de si...

4.

CPD

turn signal N — (US) (Aut) indicador m (de dirección)

- turn about

- turn aside

- turn away

- turn back

- turn down

- turn in

- turn off

- turn on

- turn out

- turn over

- turn round

- turn to

- turn up

* * *
[tɜːrn, tɜːn]
I

noun

1)

a) ( rotation) vuelta f

give it another turn — dale otra vuelta

a half turn — media vuelta

to a turn: the meat was done to a turn — la carne estaba hecha a la perfección, la carne estaba en su punto justo

b) ( change of direction) vuelta f, giro m

no left turn — prohibido girar or doblar or torcer a la izquierda

c) ( bend) curva f; ( turning)

take the next left/right turn — tome or (esp Esp) coja or (esp AmL) agarre la próxima a la izquierda/derecha

at every turn — a cada paso, a cada momento

d) (change, alteration)

a turn in the weather — un cambio en el tiempo

this dramatic turn of events — este dramático giro de los acontecimientos

events took an unexpected turn — los acontecimientos dieron un giro inesperado

to take a turn for the better — empezar* a mejorar

to take a turn for the worse — empeorar, ponerse* peor

the turn of the century — el final del siglo ( y el principio del siguiente)

to be on the turn — \<\<events/tide\>\> estar* cambiando; \<\<leaves\>\> estar* cambiando de color; \<\<milk/food\>\> (BrE) estar* echándose a perder

2)

a) ( place in sequence)

whose turn is it? — ¿a quién le toca?

I think it's my turn — creo que me toca (el turno) a mí

you'll have to wait your turn — vas a tener que esperar que te toque (el turno)

to take turns o to take it in turn(s) — turnarse

we'll take turns o we'll take it in turn(s) to do the cooking — nos vamos a turnar para cocinar, vamos a cocinar por turnos

b) (in phrases)

by turns — sucesivamente

in turn: each in turn was asked the same question a cada uno de ellos se le hizo la misma pregunta; out of turn: she realized she'd spoken out of turn — se dio cuenta de que su comentario (or interrupción etc) había estado fuera de lugar

3) ( service)

to do somebody a good turn — hacerle* un favor a alguien

one good turn deserves another — favor con favor se paga

4) (form, style)

she has a logical/practical turn of mind — es muy lógica/práctica

she has a witty turn of phrase — tiene una manera ingeniosa de expresarse

5)

a) (bout of illness, disability)

he had a funny turn — le dio un ataque (or un mareo etc)

b) ( nervous shock) susto m

you gave me quite a turn — me diste un buen susto

6) ( act) (esp BrE) número m

II
1.

transitive verb

1)

a) ( rotate) \<\<knob/handle/wheel\>\> (hacer*) girar

he turned the key in the lock — hizo girar la llave en la cerradura

b) (set, regulate)

to turn something to something: turn the knob to `hot' ponga el indicador en `caliente'; he turned the oven to a lower temperature — bajó la temperatura del horno

2)

a) (change position, direction of) \<\<head\>\> volver*, voltear (AmL exc RPl)

turn your head a little to the side — gira la cabeza un poco hacia un lado

she turned her back on them — les volvió or les dio la espalda, les volteó la espalda (AmL exc RPl)

he slipped out while my back was turned — salió disimuladamente mientras yo estaba de espaldas

the nurse turned her onto her side — la enfermera la puso de lado

can you turn the TV this way a bit? — ¿puedes poner el televisor más para este lado?

b) (direct, apply)

to turn something to something: I turned my mind to more pleasant thoughts me puse a pensar en cosas más agradables; the administration has turned its efforts to... la administración ha dirigido sus esfuerzos a...; they turned the situation to their own profit — utilizaron la situación para su propio provecho; advantage b)

3)

a) ( reverse) \<\<mattress/omelette\>\> darle* la vuelta a, voltear (AmL exc CS), dar* vuelta (CS); \<\<page\>\> pasar, volver*, dar* vuelta (CS); \<\<soil\>\> remover*, voltear (AmL exc CS), dar* vuelta (CS)

he turned the card face down — puso or volvió la carta boca abajo

she sat turning the pages of a magazine — estaba sentada hojeando una revista

b) ( upset)

it turns my stomach — me revuelve el estómago

4)

a) ( go around) \<\<corner\>\> dar* la vuelta a, dar* vuelta (CS)

b) ( pass)

she's just turned 30 — acaba de cumplir (los) 30

5) ( send)

I couldn't simply turn him from my door — no le podía negar ayuda, no le podía volver la espalda; loose I 2)

6)

a) (change, transform) volver*

to turn something to/into something — transformar or convertir* algo en algo

they've turned the place into a pigsty! — han puesto la casa (or la habitación etc) como una pocilga!

she turned him into a frog — lo convirtió en un sapo

the experience turned him into a cynic — se volvió cínico con la experiencia

b) ( make sour) \<\<milk\>\> agriar

c) ( confuse) \<\<mind\>\> trastornar

7)

a) ( shape - on lathe) tornear; (- on potter's wheel) hacer*

b) ( formulate)

a well-turned phrase — una frase elegante or pulida

8) ( make) \<\<profit\>\> sacar*

2.

vi

1) ( rotate) \<\<handle/wheel\>\> girar, dar* vuelta(s)

the key turned easily in the lock — la llave giró fácilmente en la cerradura

it made my stomach turn — me revolvió el estómago

the earth turns on its axis every 24 hours — la Tierra gira sobre su eje cada 24 horas

the outcome of the election turns on one crucial factor — el resultado de las elecciones depende de un factor decisivo

my head was turning — todo me daba vueltas

2)

a) ( to face in different direction) \<\<person\>\> volverse*, darse* la vuelta, voltearse (AmL exc CS), darse* vuelta (CS); \<\<car\>\> dar* la vuelta, dar* vuelta (CS)

she turned to me with a smile — me miró sonriéndome, se volvió hacia mí con una sonrisa

he turned onto his side — se volvió or se puso de lado

left/right turn! — (BrE Mil) media vuelta a la izquierda/derecha!

b) (change course, direction)

the army then turned north — entonces el ejército cambió de rumbo, dirigiéndose al norte

to turn into a side street — meterse en una calle lateral

to turn left/right — girar or doblar or torcer* a la izquierda/derecha

c) ( curve) \<\<road/river\>\> torcer*

3)

a) ( focus on)

to turn to another subject — pasar a otro tema, cambiar de tema

his mind turned to thoughts of escape — se puso a pensar en escaparse

b) (resort, have recourse to)

to turn to violence/a friend — recurrir a la violencia/un amigo

she had no one to turn to — no tenía a quien recurrir

to turn to drink — darse* a la bebida

to turn to somebody/something for something: she turned to her parents for support recurrió or acudió a sus padres en busca de apoyo; he turned to nature for inspiration — buscó inspiración en la naturaleza

4)

a) ( become)

his face turned red — se le puso la cara colorada

things were turning nasty — las cosas se estaban poniendo feas

her hair had turned gray — había encanecido

he turned professional — se hizo profesional

Ed Wright, naturalist turned politician — Ed Wright, naturalista convertido en or vuelto político

b) ( be transformed)

to turn into something — convertirse* en algo

water turns into steam — el agua se convierte or se transforma en vapor

to turn to something — (liter) convertirse* en algo

everything he touched turned to gold — todo lo que tocaba se convertía en oro

c) ( change) \<\<luck/weather/tide\>\> cambiar

d) ( change color) \<\<leaves\>\> cambiar de color

e) ( go sour) \<\<milk\>\> agriarse

5) ( when reading)

turn to page 19 — abran el libro en la página 19, vayan a la página 19

turn back a couple of pages — vuelvan atrás un par de páginas

6) (AmE Busn) \<\<merchandise\>\> venderse

•

Phrasal Verbs:

- turn against

- turn around

- turn aside

- turn away

- turn back

- turn down

- turn in

- turn off

- turn on

- turn out

- turn over

- turn round

- turn up

- turn upon

English-spanish dictionary > turn
14 त्रि _tri

त्रि num. a. [Uṇ.5.66] (declined in pl. only, nom. त्रयः m., तिस्त्रः f., त्रीणि n.) Three; त एव हि त्रयो लोकास्त एव त्रय आश्रमाः &c. Ms.2.229; प्रियतमाभिरसौ तिसृभिर्बभौ R.9.18; त्रीणि वर्षाण्युदीक्षेत कुमार्यृतुमती सती Ms.9.9 [cf. L. tres; Gr. treis; A. S., Zend thri; Eng. three].

-Comp. -अंशः 1 a three-fold share; त्र्यंशं दायाद्धरेद्विप्रः Ms.9.151.

-2 a third part.

-3 three-fourths.

-अक्ष a. triocular.

-अक्षः, -अक्षकः an epithet of Śiva; शुष्कस्नायु- स्वराह्लादात्त्र्यक्षं जग्राह रावणः Pt.5.57.

-अक्षरः 1 the mystic syllable ओम् consisting of three letters; see under अ. आद्यं यत्त्र्यक्षरं ब्रह्म Ms.11.265.

-2 a match- maker or घटक (that word consisting of three syllables).

-3 a genealogist. (

-री) knowledge, learning; see विद्या.

-अङ्कटम्, -अङ्गटम् 1 three strings suspended to either end of a pole for carrying burdens.

-2 a sort of colly- rium. (

-टः) N. of Śiva.

-अङ्गम् (pl.) a tripartite army (chariots, cavalry and infantry).

-अङ्गुलम् three fingers' breadth.

-अञ्जनम् the three kinds of collyrium; i. e. कालाञ्जन, रसाञ्जन and पुष्पाञ्जन.

-अञ्जलम्, -लिः three handfuls taken collectively.

-अधिपतिः (the lord of the 3 guṇas or worlds), an epithet of Viṣṇu; Bhāg.3.16.24.

-अधिष्ठानः the soul. (

नम्) spirit, life (चैतन्य). -a. having three stations; Ms.12.4.

-अध्वगा, -मार्गगा, -वर्त्मगा epithets of the river Ganges (flowing through the three worlds).

-अनीक a. having the three properties of heat, rain and cold; त्यनीकः पत्यते माहिनावान् Rv.3.56.3. (

-का) an army consisting of horses, elephants and chariots.

-अब्द a. three years old.

-ब्दम् three years taken collectively.

-अम्बकः (also त्रियम्बक in the same sense though rarely used in classical literature) 'having three eyes', N. of Śiva.; त्रियम्बकं संयमिनं ददर्श Ku.3.44; जडीकृतस्त्र्यम्बकवीक्षणेन R.2. 42;3.49. ˚सखः an epithet of Kubera; कुबेरस्त्र्यम्बकसखः Ak.

-अम्बका an epithet of Pārvatī

-अशीत a. eighty-third.

-अशीतिः f. eighty-three.

-अष्टन् a. twenty-four.

-अश्र, -अस्र a. triangular. (

-स्रम्) a triangle.

-अहः 1 a period of three days.

-2 a festival lasting three days.

-आर्षेयाः deaf, dumb and blind persons.

-आहिक a.

1 performed or produced in three days.

-2 recurring after the third day, tertian (as fever).

-3 having provision for three days कुशूलकुम्भीधान्यो वा त्र्याहिको$श्वस्तनो$पि वा Y.1.128.

-ऋचम् (

तृचम् also) three Riks taken collectively; Ms.8.16.

-ऐहिक a. having provision for three days.

-ककुद् m.

1 N. of the moun- tain Trikūṭa.

-2 N. of Viṣnu or Kṛiṣṇa.

-3 the highest, chief.

-4 a sacrifice lasting for ten nights.

-ककुभ् m. Ved.

1 Indra.

-2 Indra's thunderbolt.

-कटु dry ginger, black pepper and long pepper taken together as a drug; शिरामोक्षं विधायास्य दद्यात् त्रिकटुकं गुडम् Śālihotra 62.

-कण्टः, -कण्टकः a kind of fish.

-करणी the side of a square 3 times as great as another.

-कर्मन् n. the chief three duties of a Brāhmaṇa i. e. sacrifice, study of the Vedas, and making gifts or charity. (-m.) one who engages in these three duties (as a Brāhmaṇa).

-काण्डम् N. of Amarsiṁha's dictionary.

-कायः N. of Buddha.

-कालम् 1 the three times; the past, the pre- sent, and the future; or morning, noon and evening.

-2 the three tenses (the past, present, and future) of a verb. (

-लम् ind. three times, thrice; ˚ज्ञ, ˚दर्शिन् a. omniscient (m.)

1 a divine sage, seer.

-2 a deity.

-3 N. of Buddha. ˚विद् m.

1 a Buddha.

-2 an Arhat (with the Jainas).

-कूटः N. of a mountain in Ceylon on the top of which was situated Laṅkā, the capital of Rāvaṇa.; Śi.2.5.

-कूटम् sea-salt.

कूर्चकम् a knife with three edges.

-कोण a. triangular, forming a triangle.

(-णः) 1 a triangle.

-2 the vulva.

-खम् 1 tin.

-2 a cucumber.

-खट्वम्, -खट्वी three bed- steads taken collectively.

-क्षाराणि n. (pl.) salt-petre, natron and borax.

-गणः an aggregate of the three objects of worldly existence; i. e. धर्म, अर्थ and काम; न बाधते$स्य त्रिगणः परस्परम् Ki.1.11; see त्रिवर्ग below.

-गत a.

1 tripled.

-2 done in three days.

-गर्ताः (pl.)

1 N. of a country, also called जलन्धर, in the north- west of India.

-2 the people or rulers of that country.

-3 a particular mode of calculation.

-गर्ता 1 a lascivious woman, wanton.

-2 a woman in general.

-3 a pearl.

-4 a kind of cricket.

-गुण a.

1 consisting of three threads; व्रताय मौञ्जीं त्रिगुणां बभार याम् Ku.5.1.

-2 three-times repeated, thrice, treble, threefold, triple; सप्त व्यतीयुस्त्रिगुणानि तस्य (दिनानि) R.2. 25.

-3 containing the three Guṇas सत्त्व, रजस् and तमस्. (

-णम्) the Pradhāna (in Sāṅ. phil.); (-ind.) three times; in three ways.

-णाः m. (pl.) the three quali- ties or constituents of nature; त्रयीमयाय त्रिगुणात्मने नमः K.1.

(-णा) 1 Māyā or illusion (in Vedānta phil.).

-2 an epithet of Durgā.

-गुणाकृतम् ploughed thrice.

-चक्षुस् m. an epithet of Śiva.

-चतुर a. (pl.) three or four; गत्वा जवात्त्रिचतुराणि पदानि सीता B.R.6.34.

-चत्वा- रिंश a. forty-third.

-चत्वारिंशत् f, forty-three.

-जगत् n.

-जगती the three worlds, (1) the heaven, the atmos- phere and the earth; or (2) the heaven, the earth, and the lower world; त्वत्कीर्तिः...... त्रिजगति विहरत्येवमुर्वीश गुर्वी Sūkti.5.59.

-जटः an epithet of Śiva.

-जटा N. of a female demon, one of the Rākṣasa attendants kept by Rāvaṇa to watch over Sītā, when she was retained as a captive in the Aśoka-vanikā. She acted very kindly towards Sītā and induced her companions to do the same; सीतां मायेति शंसन्ति त्रिजटा समजीवयत् R.12.74.

-जातम्, जातकम् The three spices (mace, cardamoms, cinnamon).

-जीवा, -ज्या the sine of three signs or 9˚, a radius.

-णता a bow; कामुकानिव नालीकांस्त्रिणताः सहसामुचन् Śi.19.61.

-णव, -णवन् a. (pl.) three times nine; i. e. 27.

-णाकः the heaven; तावत्त्रिणाकं नहुषः शशास Bhāg.6.13.16.

-णाचिकेतः 1 a part of the Adhvaryu-sacrifice or Yajur- veda, or one who performs a vow connected therewith (according to Kull. on Ms.3.185); Mb.13.9.26.

-2 one who has thrice kindled the Nāchiketa fire or studied the Nāchiketa section of Kāṭhaka; त्रिणाचिकेत- स्त्रिभिरेत्य सन्धिम् Kaṭh.1.17.

-णीता a wife ('thrice married'; it being supposed that a girl belongs to Soma, Gandharva and Agni before she obtains a human husband).

-णेमि a. with three fellies; विचिन्वतो$भूत् सुमहांस्त्रिणेमिः Bhāg.3.8.2.

-तक्षम्, तक्षी three carpen- ters taken collectively.

-दण्डम् 1 the three staves of a Saṁnyāsin (who has resigned the world) tied togethar so as to form one.

-2 the triple subjection of thought, word, and deed. (

-ण्डः) the state of a religious ascetic; ज्ञानवैराग्यरहितस्त्रिदण्डमुपजीवति Bhāg.11.18.4.

-दण्डिन् m.

1 a religious mendicant or Saṁnyāsin who has renounced all worldly attachments, and who carries three long staves tied together so as to form one in his right hand; तल्लिप्सुः स यतिर्भूत्वा त्रिदण्डी द्वारका- मगात् Bhāg.1.86.3.

-2 one who has obtained command over his mind, speech, and body (or thought, word, and deed); cf. वाग्दण्डो$थ मनोदण्डः कायदण्डस्तथैव च । यस्यैते निहिता बुद्धौ त्रिदण्डीति स उच्यते ॥ Ms.12.1.

-दशाः (pl.)

1 thirty.

-2 the thirty-three gods:-- 12 Ādityas, 8 Vasus, 11 Rudras and 2 Aśvins. (

-शः) a god, an immortal; तस्मिन्मघोनस्त्रिदशान्विहाय सहस्रमक्ष्णां युगपत्पपात Ku.3.1. ˚अङ्कुशः (-शम्) the heaven. ˚आयुधम् Indra's thunder- bolt; R.9.54. ˚आयुधम् rainbow; अथ नभस्य इव त्रिदशायुधम् R.9.54. ˚अधिपः, ˚ईश्वरः, ˚पतिः epithets of Indra. ˚अधिपतिः N. of Śiva. ˚अध्यक्षः, ˚अयनः an epithet of Viṣṇu. ˚अरिः a demon. ˚आचार्यः an epithet of Bṛihas- pati. ˚आधार Nectar. ˚आलयः, ˚आवासः

1 heaven.

-2 the mountain Meru.

-3 a god. ˚आहारः 'the food of the gods', nectar. ˚इन्द्रः

1 Indra.

-2 Śiva.

-3 Brahman. ˚गुरुः an epithet of Bṛihaspati, ˚गोपः a kind of insect; (cf. इन्द्रगोप) श्रद्दधे त्रिदशगोपमात्रके दाहशक्तिमिव कृष्णवर्त्मनि R.11.42. ˚दीर्घिका an epithet of the Ganges. ˚पतिः Indra; एषो$प्यैरावतस्थस्त्रिदशपतिः Ratn.4.11. ˚पुङ्गवः Viṣṇu; Rām.1. ˚मञ्जरी the holy basil. ˚वधू, ˚वनिता, an Apsaras or heavenly damsel; कैलासस्य त्रिदशवनितादर्पणस्यातिथिः स्याः Me.6. ˚वर्त्मन् the sky. ˚श्रेष्ठः

1 Agni.

-2 Brahman. ˚दशीभूत Become divine; त्रिदशीभूतपौराणां स्वर्गान्तरमकल्पयत् R.15.12.

-दिनम् three days collectively. ˚स्पृश् m. concurrence of three lunations with one solar day.

-दिवम् 1 the heaven; त्रिमार्गयेव त्रिदिवस्य मार्गः Ku.1.28; Ś.7.3.

-2 sky, atmosphere.

-3 paradise.

-4 happi- ness. (

-वा) cardamoms. ˚अधीशः, ˚ईशः

1 an epithet of Indra.

-2 a god. ˚आलयः the heaven; अश्वमेधजिताँल्लोका- नाप्नोति त्रिदिवालये Mb.13.141.53. ˚उद्भवा

1 the Ganges.

-2 small cardamoms. ˚ओकस् m. a god; वपुषि त्रिदिवौकसां परं सह पुष्पैरपतत्र्छिलीमुखाः Vikr.15.72. ˚गत dead; त्रिदिवगतः किमु वक्ष्यते पिता मे Vikr.6.62.

-दृश् m. an epithet of Śiva.

-दोषम् vitiation or derangement of the three humours of the body, i. e. वात, पित्त and कफ.

-धा ind. in 3 parts, ways or places; triply, ˚त्वम् tripartition; Ch. Up.

-धातुः an epithet of Gaṇeśa;

-तुम् 1 the triple world.

-2 the aggregate of the 3 minerals or humours.

-धामन् m.

1 N. of Viṣṇu.

-2 of Vyāsa;

-3 of Śiva.

-4 of Agni.

-5 death. -n. the heaven; हंसो हंसेन यानेन त्रिधाम परमं ययौ Bhāg.3.24.2.

-धारा the Ganges.

-नयन, -नेत्रः, -लोचनः epithets of Śiva; R.3. 66; Ku.3.66;5.72.

- नवत a. ninety-third.

-नवतिः f. ninety three.

-नयना Pārvat&imacr.

-नाभः Viṣṇu; Bhāg.8. 17.26.

-नेत्रचूडामणिः the moon.

-नेत्रफलः the cocoa-nut tree.

-पञ्च a. three-fold five, i. e. fifteen.

-पञ्चाश a. fiftythird.

-पञ्चाशत् f. fifty-three.

-पुटः glass (काच).

-पताकः 1 the hand with three fingers stretched out or erect.

-2 the forehead marked naturally with three horizontal lines.

-पत्रकः the Palāśa tree.

-पथम् 1 the three paths taken collectively, i. e. the sky, atmosphere, and the earth, or the sky, earth and the lower world.

-2 a place where three roads meet. (

-था) an epithet of Mathura. ˚गा, ˚गामिनी an epithet of the Ganges; गङ्गा त्रिपथगामिनी; धृतसत्पथस्त्रिपथगामभितः स तमारुरोह पुरुहूतसुतः Ki.6.1; Amaru.99.

-पद्, -पाद्, -पात् m. Ved.

1 Viṣṇu.

-2 fever (personified).

-पद a. three-footed. (

-दम्) a tripod; त्रिपदैः करकैः स्थालैः...... Śiva. B.22. 62.

-पदिका 1 a tripod.

-2 a stand with three feet.

-पदी 1 the girth of an elephant; नास्रसत्करिणां ग्रैवं त्रिपदी- च्छेदिनामपि R.4.48.

-2 the Gāyatrī metre.

-3 a tripod.

-4 the plant गोधापदी.

-परिक्रान्त a. one who walks thrice round a sacred fire.

-पर्णः Kiṁśuka tree.

-पाटः 1 intersection of a prolonged side and perpendicular (in a quadrangular figure).

-2 the figure formed by such intersection.

-पाटिका a beak.

पाठिन् a.

1 familiar with Saṁhitā, Pada, and Krama.

-2 one who learns a thing after three repetitions.

-पादः 1 the Supreme Being.

-2 fever.

-पाद् a.

1 having three feet.

-2 con- sisting of three parts, having three fourths; राघवः शिथिलं तस्थौ भुवि धर्मस्त्रिपादिव R.15.96.

-3 trinomial. (-m.)

1 an epithet of Viṣṇu in his dwarf incarnation.

-2 the Supreme Being.

-पिटकम् the 3 collections of Buddhistic sacred writings (सुत्त, विनय and अभिधम्म).

-पुट a. triangular.

(-टः) 1 an arrow.

-2 the palm of the hand.

-3 a cubit.

-4 a bank or shore.

-पुटकः a triangle.

-पुटा an epithet of Durgā.

-पुटिन् m. the castor-oil plant.

-पुण्ड्रम्, -पुण्ड्रक a mark on the forehead consisting of three lines made with cowdung ashes.

-पुरम् 1 a collection of three cities.

-2 the three cities of gold, silver, and iron in the sky, air and earth built for demons by Maya; (these cities were burnt down, along the demons inhabiting them, by Śiva at the request of the gods); Ku.7.48; Amaru.2; संरक्ताभिस्त्रिपुरविजयो गीयते किन्नरीभिः Me.56; Bh.3.123; (

-रः) N. of a demon or demons presiding over these cities. ˚अधिपतिः N. of Maya, ˚अन्तकः, ˚अरिः, ˚घ्नः, ˚दहनः, ˚द्विष् m., हरः &c. epithets of Śiva; अये गौरीनाथ त्रिपुरहर शम्भो त्रिनयन Bh.3.123; R.17.14. ˚दाहः burning of the three cities; मुहुरनुस्मरयन्तमनुक्षपं त्रिपुरदाहमुमापतिसेविनः Ki.5.14. ˚सुन्दरी Durgā.

(-री) 1 N. of a place near Jabalpura, formerly capital of the kings of Chedi.

-2 N. of a country.

-पुरुष a

1 having the length of three men.

-2 having three assistants. (

-षम्) the three ancestors- father, grand-father and great-grand-father.

-पृष्ठम् the highest heaven; Bhāg.1.19.23. (

ष्ठः) Viṣṇu.

-पौरुष a.

1 belonging to, or extending over, three generations of men.

2 offered to three (as oblations).

-3 inherited from three (as an estate).

-प्रस्रुतः an elephant in rut.

-फला (1) the three myrobalans taken collectively, namely, Terminalia Chebula, T. Bellerica, and Phyllanthus (Mar. हिरडा, बेहडा and आंवळकाठी). Also (2) the three sweet fruits (grape, pomegranate, and date); (3) the three fragrant fruits (nutmeg, areca- nut, and cloves).

-बन्धनः the individual soul.

-बलिः, बली, -वलिः, -वली f.

1 the three folds or wrinkles of skin above the navel of a woman (regarded as a mark of beauty); क्षामोदरोपरिलसत्त्रिवलीलतानाम् Bh.1.93,81; cf. Ku.1.39.

-2 the anus.

-बलीकम् the anus.

-बाहुः a kind of fighting with swords.

-ब्रह्मन् a. with ब्रह्मा, विष्णु and महेश.

-भम् three signs of the zodiac, or ninety degrees.

-भङ्गम् a pose in which the image is bent at three parts of the body.

-भद्रम् copulation, sexual union, cohabitation.

-भागः 1 the third part; त्रिभागं ब्रह्महत्यायाः कन्या प्राप्नोति दुष्यती Mb.12.165.42.

-2 the third part of a sign of the zodiac.

-भुक्ल a. one possessed of learning, good conduct and good family-descent (Dānasāgara, Bibliotheca Indica,274, Fasc.1, p.29).

-भुजम् a triangle.

-भुवनम् the three worlds; पुण्यं यायास्त्रिभुवन- गुरोर्धाम चण्डीश्वरस्य Me.35; Bh.1.99. ˚गुरु Śiva. ˚कीर्तिरसः a patent medicine in Āyurveda. ˚पतिः Viṣṇu.

-भूमः a palace with three floors.

-मद the three narcotic plants; the three-fold haughtiness; Bhāg.3.1.43.

-मधु n.

-मधुरम् 1 sugar, honey, and ghee.

-2 three verses of the Ṛigveda (1.9.6-8; मधु वाता ऋतायते˚).

-3 a ceremony based on the same; L. D. B.

-4 threefold utterance of a vedic stanza ˚मधु वाता -m. a reciter and performer of the above ceremony; L. D. B.

-मार्गा the Ganges; त्रिमार्गयेव त्रिदिवस्य मार्गः Ku.1.28.

-मुकुटः the Trikūṭa mountain.

-मुखः an epithet of Buddha.

-मुनि ind. having the three sages पाणिनि, कात्यायन and पतञ्जलि; त्रिमुनि व्याकरणम्.

-मूर्तिः 1 the united form of Brahmā, Viṣṇu, and Maheśa, the Hindu triad; नमस्त्रिमूर्तये तुभ्यं प्रांक्सृष्टेः केवलात्मने । गुणत्रयविभायाय पश्चाद्भेदमुपेयुषे ॥ Ku.2.4.

-2 Buddha, or Jina.

-मूर्धन् m.

1 a demon; त्रयश्च दूषण- खरस्त्रिमूर्धानो रणे हताः U.2.15.

-2 a world called महर्लोक; G&imac;rvāṇa; cf. अमृतं क्षेममभयं त्रिमूर्ध्नो$धायि मूर्धसु Bhāg.2.6.19.

-यव a. weighing 3 barley corns; Ms.8.134.

-यष्टिः a necklace of three strings.

-यामकम् sin.

-यामा 1 night (consisting of 3 watches of praharas, the first and last half prahara being excluded); संक्षिप्येत क्षण इव कथं दीर्घयामा त्रियामा Me.11, Ku.7.21,26; R.9.7; V.3. 22.

-2 turmeric.

-3 the Indigo plant.

-4 the river Yamuṇā.

-युगः an epithet of Viṣṇu; धर्मं महापुरुष पासि युगानुवृत्तं छन्नः कलौ यदभवस्त्रियुगो$थ सत्त्वम् Bhāg.7.9.38; the god in the form of यज्ञपुरुष; Bhāg.5.18.35.

-योनिः a law-suit (in which a person engages from anger, cove- tousness, or infatuation).

-रसकम् spirituous liquor; see त्रिसरकम्.

-रात्र a. lasting for three nights. (

-त्रः) a festival lasting for three nights. (

-त्रम्) a period of three nights.

-रेखः a conch-shell.

-लिङ्ग a. having three genders, i. e. an adjective.

-2 possessing the three Guṇas. (

-गाः) the country called Telaṅga. (

-गी) the three genders taken collectively.

-लोकम् the three worlds. (

-कः) an inhabitant of the three worlds; यद्धर्मसूनोर्बत राजसूये निरीक्ष्य दृक्स्वस्त्ययनं त्रिलोकः Bhāg.3. 2.13. ˚आत्मन् m. the Supreme Being. ˚ईशः the sun. ˚नाथः 'lord of the three worlds', an epithet of

1 Indra; त्रिलोकनाथेन सदा मखद्विषस्त्वया नियम्या ननु दिव्यचक्षुषा R.3.45.

-2 of Śiva; Ku.5.77. ˚रक्षिन् a. protecting the 3 worlds; त्रिलोकरक्षी महिमा हि वज्रिणः V.1.6.

-लोकी the three worlds taken collectively, the universe; सत्यामेव त्रिलोकीसरिति हरशिरश्चुम्बिनीविच्छटायाम् Bh.3.95; Śānti.4.22.

-लोचनः Śiva.

(-ना) 1 an unchaste woman.

-2 an epithet of Durgā.

-लोहकम् the three metals:-- gold, silver, and copper.

-वर्गः 1 the three objects of wordly existence, i. e. धर्म, अर्थ, and काम; अनेन धर्मः सविशेषमद्य मे त्रिवर्गसारः प्रतिभाति भाविनि Ku.5.38; अन्योन्यानुबन्धम् (त्रिवर्गम्) Kau. A.1.7; प्राप त्रिवर्गं बुबुधे$त्रिवर्गम् (मोक्षम्) Bu. Ch.2.41.

-2 the three states of loss, stability, and increase; क्षयः स्थानं च वृद्धिश्च त्रिवर्गो नीतिवेदिनाम् Ak.

-3 the three qualities of nature, i. e. सत्त्व, रजस्, and तमस्.

-4 the three higher castes.

-5 the three myrobalans.

-6 propriety, decorum.

-वर्णकम् the first three of the four castes of Hindus taken collectively.

-वर्ष a. three years old; Ms.5.7.

-वलिः, -ली f. (in comp.) three folds over a woman's navel (regarded as a mark of beauty)

-वली the anus.

-वारम् ind. three times, thrice.

-विक्रमः Viṣṇu in his fifth or dwarf incarnation. ˚रसः a patent medicine in Āyurveda.

-विद्यः a Brāhmaṇa versed in the three Vedas.

-विध a. of three kinds, three-fold.

-विष्टपम्, -पिष्टपम् 1 the world of Indra, heaven; त्रिविष्टपस्येव पतिं जयन्तः R.6.78.

-2 the three worlds. ˚सद् m. a god.

-वृत् a.

1 threefold; मौञ्जी त्रिवृत्समा श्लक्ष्णा कार्या विप्रस्य मेखला Ms.2.42.

-2 consisting of three parts (as three गुणs, विद्याs); Bhāg.3.24.33;1.23.39; (consisting of three letters- ओङ्कार); हिरण्यगर्भो वेदानां मन्त्राणां प्रणवस्त्रिवृत् Bhāg.11.16.12. (-m.)

1 a sacrifice.

-2 a girdle of three strings; Mb.12.47.44.

-3 an amulet of three strings. (-f.) a plant possessing valuable purgative properties. ˚करण combining three things, i. e. earth, water, and fire.

-वृत्तिः livelihood through 3 things (sacrifice, study and alms).

-वेणिः, -णी f. the place near Prayāga where the Ganges joins the Yamunā and receives under ground the Sarasvatī; the place called दक्षिणप्रयाग where the three sacred rivers separate.

-वेणुः 1 The staff (त्रिदण्ड) of a Saṁnyāsin; केचित् त्रिवेणुं जगृहुरेके पात्रं कमण्डलुम् Bhāg.11.23.34.

-2 The pole of a chariot; अथ त्रिवेणुसंपन्नं...... बभञ्ज च महारथम् Rām.3. 51.16; Mb.7.156.83; a three bannered (chariot); Bhāg.4.26.1.

-वेदः a Brāhmaṇa versed in the three Vedas.

-शक्तिः a deity (त्रिकला), Māyā; Bhāg.2.6.31.

-शङ्कुः 1 N. of a celebrated king of the Solar race, king of Ayodhyā and father of Hariśchandra. [He was a wise, pious, and just king, but his chief fault was that he loved his person to an inordinate degree. Desiring to celebrate a sacrifice by virtue of which he could go up to heaven in his mortal body, he requested his family-priest Vasiṣṭha to officiate for him; but being refused he next requested his hundred sons who also rejected his absurd proposal. He, therefore, called them cowardly and impotent, and was, in return for these insults, cursed and degraded by them to be a Chāṇḍāla. While he was in this wretched condition, Viśvāmitra, whose family Triśaṅku had in times of famine laid under deep obligations, undertook to celebrate the sacrifice, and invited all the gods to be present. They, however, declined; whereupon the enraged Viśvāmitra. by his own power lifted up Triśaṅku to the skies with his cherished mortal body. He began to soar higher and higher till his head struck against the vault of the heaven, when he was hurled down head-foremost by Indra and the other gods. The mighty Viśvāmitra, however, arrested him in his downward course, saying 'Stay Triśaṅku', and the unfortunate monarch remained suspended with his head towards the earth as a constellation in the southern hemisphere. Hence the wellknown proverb:-- त्रिशङ्कुरिवान्तरा तिष्ठ Ś.2.]

-2 the Chātaka bird.

-3 a cat.

-4 a grass-hopper.

-5 a fire- fly. ˚जः an epithet of Hariśchandra. ˚याजिन् m. an epithet of Viśvāmitra.

-शत a. three hundred.

(-तम्) 1 one hundred and three.

-2 three hundred.

-शरणः a Buddha.

-शर्करा three kinds of sugar (गुडोत्पन्ना, हिमोत्था, and मधुरा).

-शाख a. three-wrinkled; भ्रुकुट्या भीषणमुखः प्रकृत्यैव त्रिशाखया Ks.12.72.

-शालम् a house with three halls or chambers.

-शिखम् 1 a trident; तदापतद्वै त्रिशिखं गरुत्मते Bhāg.1.59.9.

-2 a crown or crest (with three points).

-शिरस् m.

1 N. of a demon killed by Rāma.

-2 an epithet of Kubera.

-3 fever. त्रिशिरस्ते प्रसन्नो$स्मि व्येतु ते मज्ज्वराद्भयम् Bhāg.1.63.29.

-शीर्षः Śiva.

-शीर्षकम्, -शूलम् a trident. ˚अङ्कः, ˚धारिन् m. an epithet of Śiva.

-शुक्लम् the holy combination of 'three days' viz. Uttarāyaṇa (day of the gods), the bright half of the moon (day of the manes) and day- time; त्रिशुक्ले मरणं यस्य, L. D. B.

-शूलिन् m. an epithet of Śiva.

-शृङ्गः 1 the Trikūṭa mountain.

-2 a triangle.

-शोकः the soul.

-षष्टिः f. sixty-three.

-ष्टुभ् f. a metre of 4 x 11 syllables.

-संध्यम्, -संध्यी the three periods of the day, i. e. dawn, noon, and sunset; also

-त्रिसवनम् (

-षवणम्); Ms.11.216.

-संध्यम् ind. at the time of the three Sandhyas; सान्निध्यं पुष्करे येषां त्रिसन्ध्यं कुरुनन्दन Mb.

-सप्तत a. seventy-third.

-सप्ततिः f. seventy-three.

-सप्तन्, -सप्त a. (pl.) three times 7, i. e. 21.

-सम a. (in geom.) having three equal sides, equilateral.

-सरः milk, sesamum and rice boiled together.

-सरकम् drinking wine thrice ('सरकं शीधुपात्रे स्यात् शीधुपाने च शीधुनि' इति विश्वः); प्रातिभं त्रिसरकेण गतानाम् Śi.1.12.

-सर्गः the creation of the 3 Guṇas; Bhāg.1.1.1.

-साधन a. having a threefold causality; R.3.13.

-सामन् a. singing 3 Sāmans (an उद्गातृ); उद्गाता तत्र संग्रामे त्रिसामा दुन्दुभिर्नृप Mb.12.98.27.

-साम्यम् an equilibrium of the three (qualities); Bhāg.2.7.4.

-सुपर्णः, -र्णम् 1 N. of the three Ṛigvedic verses (Rv.1.114.3-5).

-2 N. of T. Ār.1.48-5; -a. familiar with or reciting these verses; Ms.3.185.

-स्थली the three sacred places: काशी, प्रयाग, and गया.

-स्थानम् the head, neck and chest to- gether; तन्त्रीलयसमायुक्तं त्रिस्थानकरणान्वितम् Rām.7.71.15. -a.

1 having 3 dwelling places.

-2 extending through the 3 worlds.

-स्रोतस् f. an epithet of the Ganges; त्रिस्रोतसं वहति यो गगनप्रतिष्ठाम् Ś.7.6; R.1.63; Ku.7.15.

-सीत्य, -हल्य a. ploughed thrice (as a field).

-हायण a. three years old.

Sanskrit-English dictionary > त्रि _tri
15 GÖRA

ð, also spelt görva, giörva, geyra, giora, gera: prop. gøra, not gra (the ø was sounded nearly as y or ey), so that the g is to be sounded as an aspirate, however the word is spelt; and the insertion of i or j (giöra, gjöra), which is usual in mod. writing, and often occurs in old, is phonetic, not radical, and göra and gjöra represent the same sound. The word in the oldest form had a characteristic v, and is spelt so on the Runic stones in the frequent Runic phrase, gaurva kubl, Baut., and Danske Runemind. passim; but also now and then in old Icel. MSS., e. g. the Kb. of Sæm. (cited from Bugge’s Edit.), gorva, Am. 75, Skv. 1. 34, 3. 20, Hm. 123, Og. 29; gerva, Am. 64, Bkv. 3; giorva, Rm. 9; giorfa, 28; gorvir, Hkv. Hjörv. 41; gørvom, Hým. 6; gorviz, Am. 35; gerviz, Merl. 2. 89:—this characteristic v has since been dropped, and it is usually spelt without it in MSS., gora, Hým. 1, Og. 23, Ls. 65; gera, Am. 85; gorir, Hm. 114: the pret. always drops the v, gorþi, Hym. 21; gorðo or gorþo, fecerunt, Hm. 142, Am. 9; gorðumz, Hðm. 28; gerþi, Am. 74; gerþit, 26:—with i inserted, Rm. 9, 22; giordu, 11; in the Mork. freq. giavra. The ö is still sounded in the east of Icel., whereas gera is the common form in speech, gjöra in writing:—the old pres. indic. used by the poets and in the laws is monosyllabic görr, with suffixed negative, görr-a, Hkr. i. (in a verse); mod. bisyllabic görir, which form is also the usual one in the Sagas:—the old part. pass. was görr or gerr, geyrr, Fms. ix. 498, x. 75, where the v was kept before a vowel, and is often spelt with f, gorvan, gorvir, and gorfan, gorfir: dat. so-goro or so-guru adverbially = sic facto: the mod. part. gjörðr, gerðr, görðr, as a regular part. of the 2nd weak conjugation, which form occurs in MSS. of the 15th century, e. g. Bs. i. 877, l. 21. [This is a Scandin. word; Dan. gjöre; Swed. göra; Old Engl. and Scot. gar, which is no doubt of Scandin. origin, the Saxon word being do, the Germ. thun, neither of which is used in the Scandin.; the word however is not unknown to the Teut., though used in a different sense; A. S. gervan and gearvjan = parare; O. H. G. karwan; Germ. gerben, garben, but esp. the adj. and adv. gar, vide above s. v. gör-.] To make, to do; the Icel. includes both these senses.

A. To make:

I. to build, work, make, etc.; göra himin ok jörð, 623. 36, Hom. 100; göra hús, to build a house, Fms. xi. 4, Rb. 384; göra kirkju, Bjarn. 39; göra skip, N. G. L. i. 198; göra langskip, Eg. 44; göra stólpa, Al. 116; göra tól (= smíða), Vsp. 7; göra (fingr)-gull, Bs. i. 877; göra haug, to build a cairn, Eg. 399; göra lokhvílu, Dropl. 27; göra dys, Ld. 152; göra kistu ( coffin), Eg. 127; göra naust, N. G. L. i. 198; göra jarðhús, Dropl. 34; göra veggi, Eg. 724: also, göra bók, to write a book, Íb. 1, Rb. 384; göra kviðling, to make a song, Nj. 50; göra bréf, to draw up a deed ( letter), Fms. ix. 22; göra nýmæli, to frame a law, Íb. 17.

2. adding prep.; göra upp, to repair, rebuild, restore, Fb. ii. 370; göra upp Jórsala-borg, Ver. 43; göra upp skála, Ld. 298; göra upp leiði, to build up a grave.

II. to make, prepare, get ready; göra veizlu, drykkju, brúðkaup, erfi, and poët. öl, öldr, to make a feast, brew bridal ale, Fs. 23, Fms. xi. 156, Dropl. 6, Am. 86; göra seið, blót, to perform a sacrifice, Ld. 152; göra bú, to set up a house, Grág. i. 185, Ld. 68; göra eld, to make a fire, Fs. 100, K. Þ. K. 88; göra rekkju, to make one’s bed, Eg. 236; göra upp hvílur, Sturl. ii. 124; göra graut, to make porridge, Eg. 196, N. G. L. i. 349; göra drykk, to make a drink, Fms. i. 8; göra kol, or göra til kola, to make charcoal, Ölk. 35.

III. in somewhat metaph. phrases; göra ferð, to make a journey, Fms. x. 281; görði heiman för sína, he made a journey from home, Eg. 23; göra sinn veg, to make one’s way, travel, Mar.; göra uppreisn, to make an uprising, to rebel, Rb. 384, Fms. ix. 416; göra úfrið, to make war, 656 C. 15; göra sátt, göra frið, to make peace, Hom. 153, Bs. i. 24; göra féskipti, Nj. 118; göra tilskipan, to make an arrangement, Eg. 67; göra ráð sitt, to make up one’s mind, Nj. 267, Fms. ix. 21; göra hluti, to cast lots, Fms. x. 348.

2. to make, give, pay, yield; göra tíund, to pay tithes, Hom. 180; hann skal göra Guði tíunda hlut verðsins, id.; göra ölmusu, to give alms, 64; göra ávöxt, to yield fruit, Greg. 48; gefa né göra ávöxt, Stj. 43; göra konungi skatt eða skyld, Fms. xi. 225.

3. to contract; göra vináttu, félagskap, to contract friendship, Nj. 103, Eg. 29; göra skuld, to contract a debt, Grág. i. 126: göra ráð með e-m, to take counsel with, advise one, Eg. 12; göra ráð fyrir, to suppose, Nj. 103, Fms. ix. 10; göra mun e-s, to make a difference, i. 255, Eb. 106.

4. to make, make up, Lat. efficere; sex tigir penninga göra eyri, sixty pence make an ounce, Grág. i. 500, Rb. 458.

5. to grant, render; göra kost, to make a choice, to grant, Nj. 130, Dropl. 6, Fms. xi. 72, (usually ellipt., kostr being understood); vil ek at þér gerit kostinn, Nj. 3; ok megit þér fyrir því göra ( grant) honum kostinn, 49, 51; göra e-m lög, to grant the law to one, 237; göra guðsifjar, to make ‘gossip’ with one, to be one’s godfather, Fms. ii. 130.

6. special usages; göra spott, háð, gabb, … at e-u, to make sport, gibes, etc. at or over a thing, Fms. x. 124; göra iðran, to do penance, Greg. 22; göra þakkir, to give thanks, Hom. 55; göra róm at máli e-s, to cheer another’s speech, shout hear, hear! var görr at máli hans mikill rómr ok góðr, his speech was much cheered, Nj. 250,—a parliamentary term; the Teutons cheered, the Romans applauded (with the hands), cp. Tacit. Germ.

7. with prepp.; gera til, to make ready or dress meat; láta af ( to kill) ok göra til ( and dress), K. Þ. K. 80, Ísl. ii. 83, 331, Fs. 146, 149, Bjarn. 31, Finnb. 228; göra til nyt, to churn milk, K. Þ. K. 78; göra til sverð, to wash and clean the sword, Dropl. 19; máttu þeir eigi sjá, hversu Þorvaldr var til gerr, how Th. got a dressing, Nj. 19.

β. göra at e-u, to mend, make good, put right (at-görð), ek skal at því gera, Fms. xi. 153, Eg. 566, Nj. 130: to heal, Bárð. 171, Eg. 579, Grág. i. 220; göra at hesti, K. Þ. K. 54, Nj. 74: göra við e-u, vide B. II.

8. adding acc. of an adj., part., or the like; göra mun þat margan höfuðlausan, Nj. 203; göra mikit um sik, to make a great noise, great havoc, Fb. i. 545, Grett. 133, Fms. x. 329; göra e-n sáttan, to reconcile one, Grág. i. 336; göra sér e-n kæran, to make one dear to oneself, Hkr. i. 209; göra sik líkan e-m, to make oneself like to another, imitate one, Nj. 258; göra sik góðan, to make oneself good or useful, 74, 78; göra sik reiðan, to take offence, 216; göra sér dælt, to make oneself at home, take liberties, Ld. 134, Nj. 216; göra langmælt, to make a long speech, Sks. 316; göra skjót-kjörit, to make a quick choice, Fms. ii. 79; göra hólpinn, to ‘make holpen,’ to help, x. 314; göra lögtekit, to make a law, issue a law, xi. 213, Bs. i. 37; hann gerði hann hálshöggvinn, he had him beheaded, Fms. ix. 488, v. l.; ok görðu þá handtekna alla at minsta kosti, Sturl. i. 40; várir vöskustu ok beztu menn era görfir handteknir, 41.

β. göra sér mikit um e-t, to make much of, admire, Eg. 5, Fms. x. 254, 364; göra e-t at ágætum, to make famous, extol a thing, vii. 147; göra at orðum, to notice as remarkable, Fas. i. 123; göra at álitum, to take into consideration, Nj. 3; göra sér úgetið at e-u, to be displeased with, Ld. 134; göra vart við sik, to make one’s presence noticed, Eg. 79; göra sér mikit, lítið fyrir, to make great, small efforts, Finnb. 234; göra sér í hug, to brood over; hann gerði sér í hug at drepa jarl, Fs. 112; göra sér í hugar lund, to fancy, think: göra af sér, to exert oneself, ef þú gerir eigi meira af þér um aðra leika, Edda 32; hvárt hann var með Eiríki jarli, eðr görði hann annat af sér, or what else he was making of himself, Fms. xi. 157.

9. phrases, gera fáleika á sik, to feign, make oneself look sad, Nj. 14; esp. adding upp, gera sér upp veyki, to feign sickness, (upp-gerð, dissimulation); göra sér til, to make a fuss, (hence, til-gerð, foppishness.)

B. To do:

I. to do, act; allt þat er hann gerir síðan ( whatever he does), þat á eigandi at ábyrgjask, Gþl. 190; þér munut fátt mæla eðr gera, áðr yðr munu vandræði af standa, i. e. whatsoever you say or do will bring you into trouble, Nj. 91; göra e-t með harðfengi ok kappi, 98; ger svá vel, ‘do so well,’ be so kind! 111; gerit nú svá, góði herra (please, dear lord!), þiggit mitt heilræði, Fms. vii. 157: and in mod. usage, gerið þér svo vel, gerðu svo vel, = Engl. please, do! sagði, at hann hafði með trúleik gört, done faithfully, Eg. 65; göra gott, to do good; göra íllt, to do evil, (góð-görð, íll-görð); ok þat var vel gört, well done, 64; geyrða ek hotvetna íllt, I did evil in all things, Niðrst. 109; hefir hann marga hluti gört stór-vel til mín, he has done many things well towards me, I have received many great benefits at his hands, Eg. 60: with dat., svá mikit gott sem jarl hefir mér gert, Nj. 133; þér vilda ek sízt íllt göra, I would least do harm to thee, 84: göra fúlmennsku, to do a mean act, 185; göra vel við e-n, to do well to one, Fs. 22; göra stygð við e-n, to offend one, Fms. x. 98; göra sæmiliga til e-s, to do well to one, Ld. 62, Nj. 71; göra sóma e-s, to do honour to one, Fms. vii. 155; göra e-m gagn, to give help to one, Nj. 262; göra e-m sæmd, skomm, to do ( shew) honour, dishonour, to one, 5, Fms. x. 43; göra háðung, xi. 152; göra styrk, to strengthen one, ix. 343; göra e-m skapraun, to tease one; göra ósóma, Vápn. 19; göra skaða ( scathe), Eg. 426; göra óvina-fagnað, to give joy to one’s enemies, i. e. to do just what they want one to do, Nj. 112; göra til skaps e-m, to conform to one’s wishes, 80; gerum vér sem faðir vár vill, let us do as our father wishes, 198; vel má ek gera þat til skaps föður míns at brenna inni með honum, id.; göra at skapi e-s, id., 3; var þat mjök gert móti mínu skapi, Fms. viii. 300; gera til saka við e-n, to offend, sin against one, Nj. 80; gera á hluta e-s, to wrong one, Vígl. 25; göra ílla fyrir sér, to behave badly, Fms. vii. 103.

II. adding prep.; göra til e-s, to deserve a thing (cp. til-görð, desert, behaviour); hvat hafðir þú til gört, what hast thou done to deserve it? Nj. 130; framarr en ek hefi til gört, more than I have deserved, Fms. viii. 300; ok hafit þér Danir heldr til annars gört, ye Danes have rather deserved the reverse, xi. 192, Hom. 159:—göra eptir, to do after, imitate, Nj. 90:—göra við e-u (cp. við-görð, amendment), to provide for, amend, ok mun úhægt vera at göra við forlögum þeirra, Ld. 190; er úhægt at göra við ( to resist) atkvæðum, Fs. 22; ok mun ekki mega við því gera, Nj. 198:—göra af við e-n (cp. af-görð, evil doing), to transgress against one, ek hefi engan hlut af gört við þik, Fms. vii. 104, viii. 241; ok iðrask nú þess er hann hefir af gert, 300; göra af við Guð, to sin against God, Hom. 44.

2. special usages; göra … at, to do so and so; spurði, hvat hann vildi þá láta at gera, he asked what he would have done, Nj. 100; hann gerði þat eina at, er hann átti, he did only what be ought, 220; þeir Flosi sátu um at rengja, ok gátu ekki at gert, F. tried, and could do nothing, 115, 242; þér munut ekki fá at gert, fyrr en …, 139; Flosi ok hans menn fengu ekki at gert, 199; mikit hefir þú nú at gert, much hast thou now done ( it is a serious matter), 85; er nú ok mikit at gert um manndráp siðan, 256; hann vildi taka vöru at láni, ok göra mikit at, and do great things, Ld. 70; Svartr hafði höggit skóg ok gert mikit at, Nj. 53; slíkt gerir at er sölin etr, so it happens with those who eat seaweed, i. e. that (viz. thirst) comes of eating seaweed, Eg. 605.

β. göra af e-u, to do so and so with a thing; hvat hafið ér gert af Gunnari, Njarð. 376; ráð þú draumana, vera má at vér gerim af nokkut, may be that we may make something out of it, Ld. 126; gör af drauminum slíkt er þér þykkir líkligast, do with the dream ( read it) as seems to thee likeliest, Ísl. ii. 196: göra við e-n, to do with one; þá var um rætt, hvað við þá skyldi göra, what was to be done with them? Eg. 232; ærnar eru sakir til við Egil, hvat sem eg læt göra við hann, 426; eigi veit ek hvat þeir hafa síðan við gört, 574: göra fyrir e-t, to provide; Jón var vel fjáreigandi, ok at öllu vel fyrir gört, a wealthy and well-to-do man, Sturl. iii. 195; þótt Björn sé vel vígr maðr, þá er þar fyrir gört, því at …, but that is made up, because …: fyrir göra (q. v.), to forfeit.

C. METAPH. AND SPECIAL USAGES:

I. to do, help, avail; nú skulum vér ganga allir á vald jarlsins, því at oss gerir eigi annat, nothing else will do for us, Nj. 267; þat mun ekki gera, that wont do, 84; en ek kann ekki ráð til at leggja ef þetta gerir ekki, Fms. ii. 326; konungr vill þat eigi, þvi at mér gerir þat eigi ( it will not do for me) at þér gangit hér upp, x. 357; þat gerir mér ekki, at þér gangit á Orminn, … en hitt má vera at mér komi at gagni, ii. 227; þóttisk þá vita, at honum mundi ekki gera ( it would do nothing) at biðja fyrir honum, Fb. i. 565; engum gerði við hann at keppa, 571; ekki gerði þeim um at brjótask, Bárð. 10 new Ed.; sagða ek yðr eigi, at ekki mundi gera at leita hans, Sks. 625; hvat gerir mér nú at spyrja, Stj. 518; ekki gerir at dylja, no use hiding it, Fbr. 101 new Ed.; ætla þat at fáir þori, enda geri engum, Band. 7; bæði var leitað til annarra ok heima, ok gerði ekki, but did no good, 4; hét hann þeim afarkostum, ok gerði þat ekki, but it did no good, Fms. ii. 143.

II. to send, despatch, cp. the Engl. to ‘do’ a message; hann gerði þegar menn frá sér, Eg. 270; hann hafði gört menn sex á skóginn fyrir þá, 568; þá gerði Karl lið móti þeim, Fms. i. 108; jarl gerði Eirík at leita Ribbunga, ix. 314; hann gerði fram fyrir sik Álf á njósn, 488; hann gerði menn fyrir sér at segja konunginum kvámu sína, x. 10; hleypi-skúta var gör norðr til Þrándheims, vii. 206; jafnan gerði jarl til Ribbunga ok drap menn af þeim, ix. 312; vilja Ósvífrs-synir þegar gera til þeirra Kotkels, despatch them to slay K., Ld. 144; skulu vér nú göra í mót honum, ok láta hann engri njósn koma, 242:—göra eptir e-m, to send after one, Nero bað göra eptir postulunum ok leiða þangat, 656 C. 26; nú verðr eigi eptir gört at miðjum vetri, Grág. i. 421; frændr Bjarnar létu göra eptir (Germ. abholen) líki hans, Bjarn. 69; síðan gerðu þeir til klaustrs þess er jómfrúin var í, Fms. x. 102:—gera e-m orð, njósn, to do a message to one; hann gerði orð jörlum sínum, Eg. 270; ætluðu þeir at göra Önundi njósn um ferðir Egils, 386, 582; vóru þangat orð gör, word was sent thither, Hkr. ii. 228.

III. with infin. as an auxiliary verb, only in poetry and old prose (laws); ef hón gerði koma, if she did come, Völ. 5; gerðit vatn vægja, Am. 25; gramr gørr-at sér hlífa, he does not spare himself, Hkr. i. (in a verse); gerðut vægjask, id., Fs. (in a verse); hann gerðisk at höggva, Jb. 41; görðir at segja, Bkv. 15; görðisk at deyja, Gkv. 1. 1: in prose, eigi gerir hugr minn hlægja við honum, Fas. i. 122; góðir menn göra skýra sitt mál með sannsögli, 677. 12; Aristodemus görði eigi enn at trúa, Post.: esp. in the laws, ef þeir göra eigi ganga í rúm sín, Grág. i. 8; ef goðinn gerr eigi segja, 32; ef hann gerr eigi í ganga, 33; ef þeir göra eigi hluta meðr sér, 63; ef dómendr göra eigi dæma, 67; ef dómendr göra eigi við at taka, id.; ef goðinn gerr eigi ( does not) nefna féráns-dóm, 94; nú göra þeir menn eigi úmaga færa, 86; ef þeir göra eigi nefna kvöðina af búanum, Kb. ii. 163; ef þeir göra eigi segja, hvárt …, Sb. ii. 52; nú gerr sá eigi til fara, Kb. ii. 96; göra eigi koma, 150; ef hann gerr eigi kjósa, § 113.

IV. a law term, göra um, or gera only, to judge or arbitrate in a case; fékksk þat af, at tólf menn skyldu göra um málit, Nj. 111; villt þú göra um málit, 21; bjóða mun ek at göra um, ok lúka upp þegar görðinni, 77; mun sá mála-hluti várr beztr, at góðir menn geri um, 88; málin vóru lagið í gerð, skyldu gera um tólf menn, var þá gert um málin á þingi, var þat gert, at … (follows the verdict), 88; vil ek at þú sættisk skjótt ok látir góða menn gera um …, at hann geri um ok enir beztu menn af hvárra liði lögliga til nefndir, 188; Njáll kvaðsk eigi gera mundu nema á þingi, 105; þeir kváðusk þat halda mundu, er hann gerði, id.; skaltú gera sjálfr, 58; fyrr en gert var áðr um hitt málit, 120; ek vil bjóðask til at göra milli ykkar Þórðar um mál yðar, Bjarn. 55; Þorsteinn kvað þat þó mundi mál manna, at þeir hefði góða nefnd um sættir þótt hann görði, 56; nú er þegar slegit í sætt málinu með því móti, at Áskell skal göra um þeirra í milli, Rd. 248; er nú leitað um sættir milli þeirra, ok kom svá at þeir skulu göra um málin Þorgeirr goði frá Ljósa-vatni ok Arnórr ór Reykjahlíð, sú var görð þeirra at …, 288; svá kemr at Ljótr vill at Skapti görði af hans hendi, en Guðmundr vill sjálfr göra fyrir sína hönd, skyldi Skapti gerð upp segja, Valla L. 225; eigi hæfir þat, leitum heldr um sættir ok geri Þorgeirr um mál þessi, Lv. 12; var jafnt gört sár Þórðar ok sár Þórodds, Eb. 246; þær urðu mála-lyktir at Þórðr skyldi göra um …, 24; ok vóru þá görvar miklar fésektir, 128; var leitað um sættir, ok varð þat at sætt, at þeir Snorri ok Steindórr skyldi göra um, 212; þit erut gerfir héraðs-sekir sem íllræðis-menn, Fs. 58: göra görð, Sturl. i. 63, 105: adding the fine, to fix the amount, þat er gerð mín, at ek geri verð húss ok matar, I fix the amount of the value of the house and (stolen) stores, Nj. 80; gerði Njáll hundrað silfrs, N. put it at a hundred silver pieces, 58; margir mæltu, at mikit vaeri gert, that the amount was high, id.; slíkt fégjald sem gert var, 120; vilit ér nokkut héraðs-sektir göra eða utanferðir, 189; hann dæmdi þegar, ok görði hundrað silfrs, 6l; síðan bauð Bjarni Þorkatli sætt ok sjálfdæmi, görði Bjarni hundrað silfrs, Vápn. 31; ek göri á hönd Þóri hundrað silfrs, Lv. 55; ek göri á hönd þér hundrað silfrs, id.; vilit þér, at ek göra millum ykkar? síðan görði konungr konuna til handa Þórði ok öll fé hennar, Bjarn. 17; Rafn kvað hann mikit fé annat af sér hafa gört, at eigi þætti honum þat betra, Fs. 30; Gellir görði átta hundrað silfrs, Lv. 97; fyrir þat gerði Börkr hinn digri af honum eyjarnar, B. took the isles from him as a fine, Landn. 123: adding the case as object, Gunnarr gerði gerðina, G. gave judgment in the case, Nj. 80; fyrr en gert var áðr um hitt málit, till the other case was decided, 120; þá sætt er hann görði Haraldi jarli, that settlement which he made for earl Harold, Fms. viii. 300: Flosi var görr utan ok allir brennu-menn, F. was put out ( banished) and all the burners, Nj. 251: metaph., nema þau vili annat mál á gera, unless they choose to settle it otherwise, Grág. i. 336.

2. in the phrase, göra sekð, to make a case of outlawry, Grág. i. 118; eigi um görir sekð manns ella, else the outlawry takes no effect; en hann um görir eigi ella sekðina, else he cannot condemn him, 119.

3. to perform; eptir-gerðar þeirrar sem hverr nennti framast at gera eptir sinn náung, Fms. viii. 103; en þat grunaði konung, at hann mundi ætla at göra eptir sumar sættir, i. e. that he had some back door to escape by, Orkn. 58 (cp. Ó. H.); allt þat er þér gerit nú fyrir þeirra sálum, id.

V. special usages, to make allowance for; gera fóðr til fjár, to make an arbitrary allowance for, Ísl. ii. 138; hence, to suppose, en ef ek skal göra til fyrir fram ( suggest) hvat er hón (the code) segir mér, þá segi ek svá, at …, Fms. ix. 331; gera sér í hug, Fs. 112; göra sér í hugar-lund, to fancy; göra e-m getsakir, to impute to one; gera orð á e-u, to report a thing; þat er ekki orð á því geranda, ‘tis not worth talking about; eigi þarf orð at göra hjá því (‘tis not to be denied), sjálfan stólkonunginn blindaði hann, Mork. 14 (cp. Fms. vi. 168, l. c.); gera sér létt, to take a thing lightly, Am. 70; göra sér far um, to take pains; göra sér í hug, hugar-lund, to suppose.

D. IMPERS. it makes one so and so, one becomes; hann görði fölvan í andliti, he turned pale, Glúm. 342; leysti ísinn ok görði varmt vatnið, the water became warm, 623. 34; veðr görði hvast, a gale arose, Eg. 128; hríð mikla gerði at þeim, they were overtaken by a storm, 267; þá gerði ok á hríð (acc.) veðrs, 281; féll veðrit ok gerði logn (acc.), and became calm, 372; görði þá stórt á firðinum, the sea rose high, 600; til þess er veðr lægði ok ljóst gerði, and till it cleared up, 129; um nóttina gerði á æði-veðr ok útsynning, 195; görir á fyrir þeim hafvillur, they lost their course (of sailors), Finnb. 242; mér gerir svefnhöfugt, I grow sleepy, Nj. 264; þá görði vetr mikinn þar eptir hinn næsta, Rd. 248.

E. REFLEX, to become, grow, arise, and the like; þá görðisk hlátr, then arose laughter, Nj. 15; görðisk bardagi, it came to a fight, 62, 108; sá atburðr görðisk, it came to pass, Fms. x. 279; þau tíðendi er þar höfðu görzt, Ld. 152; gerðisk með þeim félagskapr, they entered into fellowship, Eg. 29; gerðisk svá fallit kaup, Dipl. ii. 10; Sigurðr konungr gerðisk ( grew up to be) ofstopa-maðr …, görðisk mikill maðr ok sterkr, Fms. vii. 238; hann görðisk brátt ríkr maðr ok stjórnsamr, xi. 223; Unnr görðisk þá mjök elli-móð, U. became worn with age, Ld. 12; sár þat er at ben görðisk, a law term, a wound which amounted to a bleeding wound, Nj. passim:—to be made, to become, görask konungr, to become king, Eg. 12; ok görðisk skáld hans, and became his skáld, 13; görðisk konungs hirðmaðr, 27; görask hans eigin-kona, to become his wedded wife, Fms. i. 3; at hann skyldi görask hálf-konungr yfir Dana-veldi, 83; vill Hrútr görask mágr þinn, Nj. 3; hann gerðisk síðan óvarari, he became less cautious, Fms. x. 414.

2. with the prep. svá, to happen, come to pass so and so; svá görðisk, at …, it so happened, that …, Nj. 167; görðisk svá til, at …, Fms. x. 391; þá görðisk svá til um síðir, at…, at last it came to pass. that …, 392; enda vissi hann eigi, at þingför mundi af görask, in case he knew not that it would entail a journey to parliament, Grág. i. 46: with at added, to increase, þá görðisk þat mjök at um jarl ( it grew even worse with the earl) at hann var úsiðugr um kvenna-far, görðisk þat svá mikit, at …, it grew to such a pitch, that …, Hkr. i. 245; hence the mod. phrase, e-ð á-görist, it increases, gains, advances, esp. of illness, bad habits, and the like, never in a good sense.

3. impers. with dat., honum gerðisk ekki mjök vært, he felt restless, Ld. 152; næsta gerisk mér kynlegt, I feel uneasy, Finnb. 236.

4. to behave, bear oneself; Páll görðisk hraustliga í nafni Jesu, Post. 656 C. 13.

5. to set about doing, be about; fám vetrum síðan görðisk hann vestr til Íslands, Fms. x. 415; maðr kom at honum ok spurði, hvat hann gerðisk, what he was about, Ó. H. 244; görðisk jarl til Ribbunga, Fms. ix. 312, v. l.; tveir menn görðusk ferðar sinnar, two men set out for a journey, x. 279; görðusk menn ok eigi til þess at sitja yfir hlut hans, Eg. 512; at þessir menn hafa görzk til svá mikils stórræðis, Fms. xi. 261; eigi treystusk menn at görask til við hann, Bárð. 160.

6. (mod.) to be; in such phrases as, eins og menn nú gerast, such as people now are; eins og flestir menn gerast.

F. PART. PASS. görr, geyrr (Fms. ix. 498, x. 75), gjörr, gerr, as adj., compar. görvari, superl. görvastr; [A. S. gearu; gare, Chaucer, Percy’s Ballads; O. H. G. garwe; Germ. gar]:—skilled, accomplished; vaskligr, at sér görr, Ld. 134; vel at sér görr, Ísl. ii. 326, Gísl. 14; gerr at sér um allt, Nj. 51; hraustir ok vel at sér görvir, Eg. 86; at engi maðr hafi gervari at sér verit en Sigurðr, Mork. 221; allra manna snjallastr í máli ok görvastr at sér, Hkr. iii. 360: the phrase, leggja görva hönd á e-t, to set a skilled hand to work, to be an adept, a master in a thing; svá hagr, at hann lagði allt á görva hönd, Fas. i. 391, (á allt görva hönd, iii. 195.)

2. ready made, at hand; in the saying, gott er til geyrs (i. e. görs, not geirs) at taka, ‘tis good to have a thing at hand, Hkm. 17; ganga til görs, to have it ready made for one, Ld. 96; gör gjöld, prompt punishment, Lex. Poët.:—with infin., gerr at bjóða, ready to offer, Gh. 17; gervir at eiskra, in wild spirits, Hom. 11; görvar at ríða, Vsp. 24: with gen. of the thing, gerr ílls hugar, prone to evil, Hým. 9; gerr galdrs, prone to sorcery, Þd. 3; skulut þess görvir, be ready for that! Am. 55.

II. [cp. görvi, Engl. gear], done, dressed; svá görvir, so ‘geared,’ so trussed, Am. 40.

III. adverb. phrases, so-gurt, at soguru, so done; verða menn þat þó so-gurt at hafa, i. e. there is no redress to be had, Hrafn. 9; hafi hann so-gurt, N. G. L. i. 35, Nj. 141; kvað eigi so-gort duga, 123, v. l.; at (með) so-guru, this done, quo facto, Skv. 1. 24, 40; freq. with a notion of being left undone, re infecta. Germ. unverrichteter sache, Eg. 155, Glúm. 332, Ó. H. 202; enda siti um so-gort, and now let it stand, Skálda 166; við so-gurt, id., 655 vii. 4; á so-gurt ofan, into the bargain, Bs. i. 178, Ölk. 36, Fas. i. 85.

Íslensk-ensk orðabók > GÖRA
16 strike

[straɪk] I 1. гл.; прош. вр. struck, прич. прош. вр. struck, stricken
1)

а) ударять, наносить удар, бить

to strike him a blow — нанести ему удар

to struck a gun from someone's hand — выбить пистолет из чьей-л. руки

to strike the gate aside — распахнуть (ударом) ворота

He struck me aside with his fist. — Он отбросил меня ударом кулака.

He struck me on the chin. — Он ударил меня в подбородок.

He struck the wall with a heavy blow. — Он сильно ударил по стене.

He struck his knee with his hand. — Он ударил рукой по колену.

He seized a stick and struck at me. — Он схватил палку и ударил меня.

He struck his hand on the table. — Он стукнул рукой по столу.

I struck sharply upon the glass. — Я резко ударил по стеклу.

The house had been struck with / by lightning. — В дом ударила молния.

The fighter struck at his opponent but missed. — Борец хотел нанести удар противнику, но промахнулся.

б) ударяться, стукаться

He struck his hand against / at the wall. — Он ударился рукой о стену.

The ship struck a rock. — Судно наскочило на скалу / ударилось о скалу.

Two ships struck in the channel. — Два корабля столкнулись в канале.

•

Syn:

hit, deliver a blow / stroke to

2) нападать, атаковать

The beasts struck with their claws. — Звери использовали при нападении когти.

The army struck at dawn. — Армия атаковала на рассвете.

He divided his forces, struck where there was no use in striking. — Он разделил свои силы, атаковал там, где в этом не было нужды.

within striking distance — в пределах достижимости

- strike the first blow

- strike a blow for smth.

3) ( strike at)

а) нападать (с критикой, руганью)

Many of the newspapers struck at the government's latest plan. — Многие газеты нелестно отозвались о последнем плане правительства.

б) покушаться, расшатывать (устои)

This new law strikes at the rights of every citizen. — Новый закон ущемляет права всех граждан.

It obviously strikes at the very foundation of the science. — Это очевидным образом расшатывает самые основы науки.

4) поражать; сражать

to strike smb. dead — убить кого-л.

A great cold had struck him deaf. — Он оглох в результате сильной простуды.

He looked stricken into stone. — Он словно обратился в камень.

The Duke had been stricken by paralysis. — Герцога разбил паралич.

Hurricane killed 275 people as it struck the island. — Ураган унёс 275 жизней, обрушившись на остров.

5) вселять (страх и т. п.)

His appearance will strike terror into his enemies. — Его появление будет вселять ужас во врагов.

His appearance struck her with terror. — Его появление наполнило её страхом.

6) поражать, производить впечатление

He struck me by his knowledge. — Он поразил меня своими знаниями.

He always strikes students that way. — Он всегда так действует на студентов.

He doesn't strike me as (being) genius. — Он не производит на меня впечатления гения.

The story struck me as ridiculous. — Рассказ поразил меня своей нелепостью.

How does it strike you? — Что вы об этом думаете?

An idea suddenly struck me. — Меня внезапно осенила мысль.

It never struck me before. — Мне это никогда ещё не приходило в голову.

to strike the eye — бросаться в глаза

- strike dumb

Syn:

affect, impress, touch

7)

а) высекать ( огонь), зажигать

to strike a match — чиркнуть спичкой, зажечь спичку

to strike a light — зажечь свет (с помощью спички и т. п.)

These matches are too wet to strike. — Эти спички слишком сырые, чтобы зажечься.

б) зажигаться

8) бить ( о часах)

It has just struck four. — Только что пробило четыре.

Your hour has struck. — Твой час пробил.

She had now struck sixty. — Ей стукнуло 60.

9)

а) чеканить ( монету), штамповать, печатать

This medal appears to have been chased by hand and not to have been struck from a die. — Эта медаль выглядит как гравированная вручную, а не штампованная.

How long will it take to strike a film? — Сколько времени уйдёт на то, чтобы напечатать плёнку? (фотографии с плёнки)

б) звучать, стучать (о сердце, пульсе)

His heart struck heavily when the house was visible. — При виде дома сердце его забилось.

Syn:

sound, cause to sound

в) нажимать (клавиши)

to strike a sour note — прозвучать печальной нотой

to strike an incongruous note — взять фальшивую ноту

to strike a chord on the piano — брать аккорды на пианино

With one hand we strike three or four notes simultaneously. — Одной рукой мы способны взять три или четыре ноты одновременно.

10) направляться, сворачивать

strike to the left — поверните налево

to strike into the school — направляться в школу

to strike a line / path — направляться к чему-л.; двигаться в направлении чего-л. прям. и перен.

I have struck out my own line. — Я выбрал свой собственный путь.

They struck their path across the fields. — Они двигались через поля.

Instead of going by town, we had struck away northward. — Вместо того, чтобы проехать город, мы свернули на север.

Leaving the town, we now strike off towards the river. — Оставив город, мы движемся к реке.

The road strikes into the forest. — Дорога сворачивает в лес.

Road strikes away to the left. — Дорога уходит влево.

11) приходить к соглашению, договариваться

to strike a happy medium — находить компромисс

12) ( strike on) неожиданно найти, наткнуться на (что-л.); случайно встретить

I hope that after all these talks, someone will strike on a way out of our difficulty. — Надеюсь, что после всех этих разговоров кого-нибудь осенит, как выйти из создавшегося затруднительного положения.

13) ( strike into)

а) углубляться

to strike into the subject — углубляться в тему

б) начинать (внезапно), пускаться

The musicians struck into a skittish polka. — Музыканты заиграли игривую польку.

в) ввязаться, встревать (в ссору, драку и т. п.)

He struck into the conversation again. — Он снова ввязался в разговор.

It's unwise to strike into someone else's quarrel without being invited. — Глупо встревать в чью-то ссору, когда тебя не спрашивают.

г) вонзать ( оружие)

Every proof of the treachery struck like a knife into his heart. — Каждое доказательство измены как нож вонзалось в его сердце.

14) проникать сквозь, прорастать, пробиваться

Trees struck roots deep into the soil. — Деревья пускают корни глубоко в почву.

The light strikes through the darkness. — Свет пробивается сквозь темноту.

15) ловить на крючок, удить

the fish are striking well today — рыба сегодня хорошо ловится / клюёт

16)

а) спускать ( флаг), убирать (парус, палатку)

to strike the flag / one's colours — опускать флаг ( в знак скорби или при сдаче)

б) сдаваться

Captain reported that the fort had struck. — Капитан доложил, что форт сдался.

He would have clearly liked to stick out; but there was something about the lot of us that meant mischief, and at last he struck (R. L. Stevenson). — Он очевидно хотел бы отказаться, но было нечто столь угрожающее в большинстве из нас, что он в конце концов уступил.

17) проводить линию, чертить

Strike a line from A to B. — Проведи линию из A в B.

18) = strike off, = strike out вычёркивать, исключать

Over strong objections from the prosecutor, the judge ordered the question stricken. — В связи с решительным протестом прокурора судья приказал исключить вопрос.

Do you believe that the crash was an accident? Strike that. — И ты веришь, что катастрофа была случайной? Это исключено!

19) сглаживать выравнивать (поверхность зерна, песка)

•

- strike back
- strike down
- strike in
- strike off
- strike out
- strike through
- strike together
- strike up
••

Strike me dumb! — разг. Убей меня Бог!

And strike me Blind, but I've met him before! — разг. Чтоб я ослеп, если я его раньше не встречал!

Strike! Who the hell was responsible? — разг. Чёрт побери! Кто это сделал?

- strike home
- strike oil
- strike it rich 2. сущ.
1) удар

preemptive strike — амер. упреждающий удар (ядерное нападение, опережающее удар противника)

2) открытие месторождения (нефти, руды)

3) = lucky strike неожиданная удача
II 1. сущ.
1) забастовка, стачка

strike action — стачечная борьба

to avert a strike — предотвращать забастовку

to break (up) a strike — подавлять забастовку

to call / organize a strike — организовывать забастовку

to conduct / stage a strike — проводить забастовку

to settle a strike — урегулировать забастовку (разрешить конфликт, удовлетворить требования бастующих)

to be on strike for more money — бастовать по поводу повышения заработной платы

- go on strike
- general strike
- hunger strike
- quickie strike
- rent strike
- sit-down strike
- sleep strike
- sympathy strike
- sympathetic strike
- token strike
- unofficial strike
- wildcat strike
Syn:

walkout

2) коллективный отказ (от чего-л.), бойкот

buyers' strike — бойкотирование покупателями определённых товаров или магазинов
2. гл.; прош. вр. struck, прич. прош. вр. struck, stricken
бастовать; объявлять забастовку

The women have threatened to strike against unequal pay. — Женщины пригрозили, что объявят забастовку из-за неравенства в заработной плате.

Англо-русский современный словарь > strike
17 Paul, Robert William

SUBJECT AREA: Electricity, Electronics and information technology, Photography, film and optics

[br]

b. 3 October 1869 Highbury, London, England

d. 28 March 1943 London, England

[br]

English scientific instrument maker, inventor of the Unipivot electrical measuring instrument, and pioneer of cinematography.

[br]

Paul was educated at the City of London School and Finsbury Technical College. He worked first for a short time in the Bell Telephone Works in Antwerp, Belgium, and then in the electrical instrument shop of Elliott Brothers in the Strand until 1891, when he opened an instrument-making business at 44 Hatton Garden, London. He specialized in the design and manufacture of electrical instruments, including the Ayrton Mather galvanometer. In 1902, with a purpose-built factory, he began large batch production of his instruments. He also opened a factory in New York, where uncalibrated instruments from England were calibrated for American customers. In 1903 Paul introduced the Unipivot galvanometer, in which the coil was supported at the centre of gravity of the moving system on a single pivot. The pivotal friction was less than in a conventional instrument and could be used without accurate levelling, the sensitivity being far beyond that of any pivoted galvanometer then in existence.

In 1894 Paul was asked by two entrepreneurs to make copies of Edison's kinetoscope, the pioneering peep-show moving-picture viewer, which had just arrived in London. Discovering that Edison had omitted to patent the machine in England, and observing that there was considerable demand for the machine from show-people, he began production, making six before the end of the year. Altogether, he made about sixty-six units, some of which were exported. Although Edison's machine was not patented, his films were certainly copyrighted, so Paul now needed a cinematographic camera to make new subjects for his customers. Early in 1895 he came into contact with Birt Acres, who was also working on the design of a movie camera. Acres's design was somewhat impractical, but Paul constructed a working model with which Acres filmed the Oxford and Cambridge Boat Race on 30 March, and the Derby at Epsom on 29 May. Paul was unhappy with the inefficient design, and developed a new intermittent mechanism based on the principle of the Maltese cross. Despite having signed a ten-year agreement with Paul, Acres split with him on 12 July 1895, after having unilaterally patented their original camera design on 27 May. By the early weeks of 1896, Paul had developed a projector mechanism that also used the Maltese cross and which he demonstrated at the Finsbury Technical College on 20 February 1896. His Theatrograph was intended for sale, and was shown in a number of venues in London during March, notably at the Alhambra Theatre in Leicester Square. There the renamed Animatographe was used to show, among other subjects, the Derby of 1896, which was won by the Prince of Wales's horse "Persimmon" and the film of which was shown the next day to enthusiastic crowds. The production of films turned out to be quite profitable: in the first year of the business, from March 1896, Paul made a net profit of £12,838 on a capital outlay of about £1,000. By the end of the year there were at least five shows running in London that were using Paul's projectors and screening films made by him or his staff.

Paul played a major part in establishing the film business in England through his readiness to sell apparatus at a time when most of his rivals reserved their equipment for sole exploitation. He went on to become a leading producer of films, specializing in trick effects, many of which he pioneered. He was affectionately known in the trade as "Daddy Paul", truly considered to be the "father" of the British film industry. He continued to appreciate fully the possibilities of cinematography for scientific work, and in collaboration with Professor Silvanus P.Thompson films were made to illustrate various phenomena to students.

Paul ended his involvement with film making in 1910 to concentrate on his instrument business; on his retirement in 1920, this was amalgamated with the Cambridge Instrument Company. In his will he left shares valued at over £100,000 to form the R.W.Paul Instrument Fund, to be administered by the Institution of Electrical Engineers, of which he had been a member since 1887. The fund was to provide instruments of an unusual nature to assist physical research.

[br]

Principal Honours and Distinctions

Fellow of the Physical Society 1920. Institution of Electrical Engineers Duddell Medal 1938.

Bibliography

17 March 1903, British patent no. 6,113 (the Unipivot instrument).

1931, "Some electrical instruments at the Faraday Centenary Exhibition 1931", Journal of Scientific Instruments 8:337–48.

Further Reading

Obituary, 1943, Journal of the Institution of Electrical Engineers 90(1):540–1. P.Dunsheath, 1962, A History of Electrical Engineering, London: Faber \& Faber, pp.

308–9 (for a brief account of the Unipivot instrument).

John Barnes, 1976, The Beginnings of Cinema in Britain, London. Brian Coe, 1981, The History of Movie Photography, London.

BC / GW

Biographical history of technology > Paul, Robert William

См. также в других словарях:

Just Can't Get Enough: New Wave Hits of the '80s — is a series of compilations issued by Rhino Records, on both CD and audio cassette, featuring various artists from the new wave era 1979 1985. The series contained 15 volumes. The first five were released on 21 June 1994, volumes 6 10 on 18… … Wikipedia
Sixty Rayburn — Infobox State Senator name= Benjamin Burras Sixty Rayburn, Sr. caption= B. B. Sixty Rayburn office= Louisiana State Senate District 12 (St. Helena, St. Tammany, Washington, and Tangipahoa parishes) term start=1951 term end=1996 preceded=H. H.… … Wikipedia
People associated with Anne Frank — Annelies Marie “Anne” Frank (12 June 1929–early March 1945) was a Jewish girl who, along with her family and four other people, hid in rooms at the back of her father s Amsterdam company during the Nazi occupation of the Netherlands. Helped by… … Wikipedia
Sixty-six (game) — Infobox CardGame title =Sixty six image link = image caption = alt names = type = Trick taking players = 4, in partnerships ages = num cards = 24 deck = play = Clockwise card rank = A 10 K Q J 9 origin = related = Marjapussi, Bezique, Pinochle… … Wikipedia
Just a Minute — Infobox Radio Show show name = Just a Minute imagesize = 250px caption = The cover of Just a Minute: The Best of 2006 . People depicted (from top left, clockwise), Nicholas Parsons, Stephen Fry, Pauline McLynn, Paul Merton, Tim Rice, Julian Clary … Wikipedia
Just Me — Infobox Album Name = Just Me Type = studio Artist = Tina Arena Released = Start date|2001|11|12 (Australia) Recorded = Dublin, London, Los Angeles, New York, Paris Genre = Pop, electronic Length = 43:59 Label = Columbia Producer = Lukas Burton,… … Wikipedia
I'm Just Wild About Harry — (1921) is a song written by Eubie Blake (music) and Noble Sissle (lyrics) for the Broadway production of Shuffle Along , written by Blake, Sissle, F. E. Miller, and Aubrey Lyles. The song was the most popular number in the first successful… … Wikipedia
Telecommunications in the People's Republic of China — Telecommunications in China redirects here. For the industry, see Telecommunications industry in China. This article is about Communications in the People s Republic of China, excluding Hong Kong and Macau (see Communications in Hong Kong and… … Wikipedia
Sami people — For other uses, see Sami (disambiguation). Samis redirects here. For the Samis Foundation, see Sam Israel. Sámi Mari Boine • Lars Levi Læstadius • Lisa Thomasson • … Wikipedia
Irish people — Irishman redirects here. For other uses, see Irishman (disambiguation). This article is about the Irish as an ethnic group and nation. For information on the population of the Republic of Ireland, see Demography of the Republic of Ireland. For… … Wikipedia
Jat people in Islamic History — The Jat people and Meds have been the oldest occupants of Sind. The first Persian account of the 11th century Mujmat ut Tawarikh (1026), originally an ancient work in Sanskrit, mentions Jats and Meds as the ancient tribe of Sind and calls them… … Wikipedia

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: со всех языков на все языки

just on sixty people

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: со всех языков на все языки

just on sixty people

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: